Kings Will - Life or death - RP

Users who are viewing this thread

"Goed. Ik kan je wel gebruiken. Wij Skandiërs zijn grote vechtersbazen, maar om eerlijk te zijn is de enige tactiek die we kennen erop opaf gaan en ze doodmeppen. Behalve wanneer we een roof doen. Daar zijn we heel goed in." Legde Svengall grijnzend uit.

Esstan keek verbaasd op bij het gemak waarmee hij de schipper overtuigd had.

"Dus. Jij blijft hier voor een tijdje op ons schip, als tactischdidactisch adviseur." Zei Svengall.
"Als wat?"
"Dactischtidactisch adviseur. Simpel toch?"

Esstan keek de schipper vreemd aan waarop Svengall in lachen uitbarstte. Zo, dat hebben we gehad. Misschien ben je wel niet zo slim als je denkt! Welkom aan boord, landrot!"



Halt was Will aan het leren door het bos te sluipen. Hij was er best goed in. Hij zou de meeste mensen te pakken kunnen nemen, maar niet Halt. Zeker niet Halt.

"Hola! Is dat daar een wild kont! Misschien dat het terug weg is als ik er eens met MIJN BOOG OP GA SCHIETEN!" Riep Halt.

Als bij toverslag was het achterwerk van Will verdwenen terwijl hij zo stil en onzichtbaar mogelijk door het struikgewas tijgerde. Halt grijnsde in zichzelf. Jeetje, ik wist niet dat mijn leraar hier zoveel plezier bij heeft gehad! Dacht hij. Hij dacht na over Aramos.Die jongen heeft inderdaad een probleem. Dacht hij wrang na een tijdje.

"Kom Will, we gaan terug." Zei halt terwijl hij recht op diens schuilplaats afliep.
"Hoe wist je..." Stamelde hij.
"Om daarom." Zei Halt nors.

Samen gingen ze terug naar het fort.
 
Ess had nog maar 3 keer gevaren in zijn leven. En elke keer werd hij zeeziek. Het duurde ook niet lang voordat hij over de reling hing. De Noorlingen lachten hem vierkant uit. Tja, wat wil je ook als landrot op een schip. Ess vroeg Svengall waar ze heen gingen. "Oh, ja. We wouden eigenlijk de stad overvallen, maar dat is dus niet gelukt. Dus nu moeten we iets anders zien te vinden. Hopelijk komen we onderweg wel een schip tegen."

Ess hoopte dat hij snel van het schip af kon. Het was koud, hij was ziek en voelde zich vreselijk. Als ze ooit zouden moeten vechten, vroeg hij zich af hoe dat in zijn staat ooit mogelijk zou zijn.
 
Svengall gaf zijn roeier een klap voor zijn kop.

"Wij zijn geen zeerovers, maat! Wij beroven dorpen en steden aan de kust. Als ze tegen ons willen vechten voor hun spullen dan doen ze dat maar. Op zee kan je geen genade hebben, en zo zitten we niet in elkaar. De meeste schepen hebben toch alleen maar zeelieden. Als we nu eens een oorlogsschip of dergelijke tegenkwamen, dan zullen we ze beroven, maar geen handelaars. Dat is voor lafaards." Beet Svengall de jonge roeier toe.
"Jawel Skirl!" Zei deze over zijn hoofd wrijvend.

Daarna wandelde hij naar zijn zeezieke gast.

"Hmm. U ziet er wat bleekjes uit! Misschien heeft u niet genoeg gegeeten! Ja hoor! Het ontbijt is een niet te onderschatten maaltijd! Ik ontbijt het liefst met was stevige, vettige spek en puree. Dat vult de maag. Maar anders hebben we ook nog wat verse kip op het schip? Heeft u geen trek? Ik kan er zelfs een heerlijke pint bier bij laten bezorgen!" Begon Svengall grijnzend tegen Esstan.

Esstan keek hem woest aan, onmiddelijk gevolgd door een twist in zijn maag, en kromp bleek ineen. Hij schudde zwakjes met zijn hoofd.

"Ben je zeker? De kip is heel vers hoor! Anders hebben we ook nog wat varkensribbetjes aan boord! Die zijn ook goed als je ze fatsoenlijk klaarmaakt. Of als je niet van vlees houdt, er is nog genoeg heerlijke tonijn aan boord! Je ziet zo bleek, je moet vast omkomen van dehonger!" Vervolgde Svengall.

Weer knikte Esstan misselijker wordend door de opsommingen zacht van nee, en piepte nu zelfs "Nee, dankje."

Svengall keerde zich luid lachend om en wandelde weer naar het roer. Nog voordat hij deze bereikt had werd iedereen opgeschrikt door een man.

"Zeil! Zeil aan de horizon!"
"Welke tuigage?" Riep Svengall onmiddelijk terug.
"Driehoekig! En nog een zeil! Een viekant! Het driehoehig haalt het vierkante snel in!" Vervolgde de opgewonden man.
"Waarschijnlijk een piraat. Laten we ons eens gaan amuseren jongens! Heis het stuurboordzeil, en laat het bakboordzeil zakken!"

Door het katrollensysteem hielp het zakken van het ene zeil het hijsen van het andere vergemakkelijken, en Svengall leunde zwaar op stuurriem.

"Overstag!" Riep hij met zijn zeemansstem, terwijl het schip vlotjes door het oog van de wind gleed.


Al snel bereikten ze de kleine handelsvaarder die net geënterd was door het slanke piratenschip. Voordat iemand van deze schepen het doorhad knarstte de romp van de Wolfsgrauw, Svengall's schip tegen die van de handelsvaarder. Beide strijdende partijen keken verbaasd naar de nieuwkomers, toen een hechte schilden muur over de reling sprong, en transformeerden tot een wig, geleid door Svengall.

"Eropaf, jongens!" Riep hij.

Met een gezamelijke schreeuw beukte de wig dwars door de piraten heen. De gelukkigen onder hen werden losjes door de grote schilden overboord gemept, de rest sneuvelde onder een regen van bijlen en zwaarden. De verschrikte piraten vluchtten terug naar hun eigen schip, waar ondertussen enkele andere Skandiërs enkele gaten in de romp hadden gemept en de mast hadden omgehakt. Snel trokken de Skandiërs zich terug en stelden zich op als extra reling op het belaagde schip. Joelend keken ze naar de piraten die zo snel mogelijk wegroeiden, en het binnenstromende water weghoosden.

Svengall keek naar het vluchtende schip en wist dat het net niet zou zinken. De piraten zouden allesinds niet meer roven de komende weken. Hij draaide zich om naar de doodsbenauwde bemanning van het handelsschip.

"Zozo, dat was me een pretje, nietwaar?" Zei Svengall grijnzend, terwijl hij zijn zwaard in de schede stak, net zoals de rest van de bemanning deed met hun wapens.
 
Adele vloekte binnenmonds. Die eikel zat er nog steeds. Haar hartje maakte wel sprongetjes, maar ze vond dat het niet de tijd was om het te zeggen of nog vriendelijk tegen hem te doen.
Ze voelde zich nog steeds woedend op hem...
Toen werd er aan de deur geklopt en kwam Marcus naar binnen. Hij zag wat er aan de hand was, maar zei daar niks over.
''Ik heb wat...euhm, vermommingen geregeld zodat jullie een frisse neus kunnen gaan halen...In de arme wijken, maar het is beter dan niks.''

Richard knikte en Halt gromde. Hij moest nu de groep van Richard, Ilse en hemzelf richting Wirn leiden, om daar polshoogte op te nemen van de tegen-offensief van Rindar en dan daar vandaan richting Hiran te gaan, om eventueel daar polshoogte op te nemen. Ze werden verboden om Rindar nog te steunen, gezien ze eigen problemen hadden en niet de man kracht ervoor hadden om Rindar voldoende te steunen.

Richard maakte een hoofdgebaar naar Ilse, die net aan kwam lopen. ''Wij zijn klaar, Halt..We hebben proviand voor de reis en al enkele paarden klaar staan..Geef het woord maar en we gaan.''
 
Torin vloekte en tierde. Ess was hem ontsnapt...Tijdelijk dan. Hij wist dat hij weg moest zijn gegaan met een boot, niet van Rindar of Iros, gezien de huidige situatie. Een boot van Iros zou meteen worden bestormt door de boten van Rindar, die in de haven lagen. Torin gromde en wist dat hij nu achter een klein spoor moest aangaan, maar wie zou Ess naar het vasteland brengen..Als hij daarheen ging.
Hij dacht na. Ess zou vast en zeker een oude contact willen ontmoeten en weer gaan schuilen. De Archmeester had Torin een brief gegeven waarop enkele contacten van Ess stonden, maar daar kwam Torin niet echt heel veel verder mee. Voor hetzelfde geld zou Ess nu richting het noorden gaan, terwijl hijzelf dan richting het oosten of het westen zijn gaan.
Torin vervloekte Ess tot de grond van zijn hart, want dit was gewoon oneerlijk! Zo speelde je het spel niet! Ervandoor gaan hoorde er wel bij, maar dit was gewoon vals spelen.

De mondhoeken vetrokken naar beneden en Torin dacht na. Na lang nadenken gromde en vloekte hij en bedacht zich dat het alvast een goede stap zou zijn als hij een overtocht richting Hesse zelf zou boeken. Beter dan niks doen en zitten wachten tot Ess terug zou komen.
 
"Goed, we komen er zo aan" Zei Roran in haar plaats.
"Ik zie jullie in de hal binnen een kwartiertje." Antwoordde Marcus, die duidelijk zag dat haar zus niet in staat was serieus na te denken, en sloot de deur.µ

"Wat bezielde je? Hij is MIJN broer! IK heb ons hierheen geleid! Stop met de baas uit te hangen!" Riep ze boos.
"Ik hang helemaal niet de baas uit, en dat weet je zelf net zo goed. Je doet belachelijk Adele. Ik kom hier trouwens ook voor een reden." Antwoordde Roran, de kalmheid zelve.
"Welke reden mag dat dan wel niet zijn?! Me zeggen dat je daarbuiten zelfmoord wilt gaan plegen? Veel succes tegen Merkus!" Beet ze hem toe.
"Neen. Ik kom om mijn verontschuldigingen aan te bieden. Ik keur niet goed wat je gedaan hebt, maar merk nu ook dat deze 'organisatie' beter beveiligd is dan ik dacht. Daarnaast, je wou ons alleen maar helpen. Het enige wat ik van je vraag, is dat je dat de volgende keer met me bespreekt. Als ik je broer mag geloven kan je me wel overtuigen."
 
Ze keek boos en gromde. Even wist ze niks te zeggen en het leek haar een goed moment om haar gevoelens op te biechten. Toch twijfelde ze en deed het niet. Ze knikte bij Rorans woorden en gebaarde dat hij moest gaan.
Na een kwartier waren de drie omgekleed en voelde zich ongemakkelijk in de vodden die ze aan hadden. Marcus stond op ze te wachten en gaf een potje met roet aan ze. Hij fronste toen Roran en Sarvon het niet snapte. Adele had stilzwijgend haar gezicht een beetje vuil gemaakt en keek strak voor zich uit. Marcus gromde goedkeurend toen ze er klaar uit zagen.

Hij begeleidde ze met een paar andere naar buiten en wierp een blik achterom. ''Denk eraan, blijf bij mij in de buurt en haal geen stomme fratsen uit als je leven je lief is..De laatste tijden zijn de spanningen in de arme buurten toegenomen en we weten nog niet waarom. Ik vermoed zelf dat het waarschijnlijk gaat om de verhoging van de belasting, voor de oorlog.''
 
Het leek erop dat de Noorderlingen de handelaren lieten gaan. Het was geen uitdaging voor hun om handelaren te overvallen. Zelfs dat de kapitein van het handelsschip Svengall een kistje met goud aanbood, nam hij het aan. De Noorderlingen stapten weer op hun eigen boot en zeilden weer weg.

Ess vroeg zich af hoe hij ooit die Svengall moest gaan betalen. Hij kon toch niet weken, of zelfs maanden op deze boot blijven? Maar aan de andere kant, niemand zou hem hier zoeken. Hij zou voorlopig veilig zijn voor Rindar, zolang ze niet wisten waar hij heen gevlucht was en voornamelijk dat vage joch. Hij vond het nog geeneens zo'n gek idee, hij moest alleen nog over zijn zeeziekte heen komen.

Ess ging met Svengall praten, "Svengall, wanneer is mijn schuld eigenlijk afbetaald, zou je dat zo weten?" Svengall dacht even na. "Nou, je eet hier, maakt gebruik van het schip zolang je hier bent en voor die tijd ben je ook lid van deze bemanning, dus je moet met zeker 100 goudstukken rekenen, alleen al dat ik je heb meegenomen van dat vervloekte eiland. Als je nog eens ergens speciaal heen wilt word dat veel meer." Ess dacht na. Hij kon Pjeter vragen geld te sturen, maar dat zou te lang duren. "En als ik het zou terug verdienen door voor jou te werken?" vroeg Ess weer. "Nog zeker een week of 2. Maar snel zullen wij weer huiswaarts varen, dus naar het verre noorden. Ik ben bang dat we daar al zijn tegen die tijd dat jij je schuld hebt afgelost."

Ess knikte en bedankte Svengall. Hij ijsbeerde over het schip in gedachten verzonken. Hij bedacht zich uiteindelijk dat het was dat hij zou meevaren naar het Noorden. Daar kon hij elke achtervolger afschudden en zijn volgende stappen plannen. Hij voelde zich nu eindelijke een beetje goed op dit schip, schijnbaar bleek de misselijkheid over te zijn. Maar nog geen 10 minuten later hing Ess alweer over de reling.
 
Roran haalde diep adem en zuchtte opgelucht toen ze buitenstonden. Braaf volgde hij Marcus door de straatjes. Heen en weer slingerend was Roran allang hopeloos verdwaald geweest was het niet dat marcus hem begeleidde. Onderweg sprak hij ook Sarvon aan.

"Bedankt voor de hulp."
"Oh, 'tis niks hoor! Je wilt trouwens niet weten wat ik overdag zoal doe in die dievengilde."

Roran dacht diep na, kreeg een donkerbruin vermoeden, en keek naar een vrouwelijk lid van hun escorte. Hij glimlachte. Hebbes. Plots hief Marcus zijn hand op en stopte het gezelschap.

"Wat is er?" Vroeg Roran.
"Soldaten, ze zijn weg. Ze zoeken mij voor een klein incident." Zei Marcus nonchalant.
 
Joan


Ze snoof toen ze het hoorde. Wat een pummels van wachters. Allereerst hadden ze net op tijd pas een bende rovers kunnen verjagen; ze waren bijna in de stad doorgedrongen. En ten slotte was die Irosi ook nog eens verdwenen. Misschien moest ze alleen op haar eigen soldaten rekenen in het vervolg. Hoe hebben ze in hemelsnaam hem kunnen laten ontsnappen? De wachter had beweerd dat hij zijn sleutel verloren geraakt was. Daarop had Joan hem met vlakke hand geslagen en haar ongenoegen geuit zodat de overige wachters verstijfden.

"Zijn al jullie goede mannen soms omgekomen in de strijd of hoe zit het?!"

Daarop verwachtte ze geen antwoord en die kreeg ze ook niet. Ze gaf de kapitein van de wacht het bevel om een handvol mannen over het eiland uit te sturen om hem op te sporen. Ver kan hij toch niet gegaan zijn?

"Vrouwe... de rovers en de gevangene... misschien is hij met hen over zee gevlucht?"

Ze snoof toen ze het hoorde. Dat was toch zo onwaarschijnlijk als maar kon zijn?

"Ja, misschien heeft hij ook vleugels gekregen toen hij ontdekte dat de rovers hem liever de keel over sneden. Als hij hen ontmoet heeft, is hij nu voer voor de vissen. En anders zit hij op het eiland. Als we hem vinden... Zorg dat je hem vind, vooruit!"

De kapitein bevestigde en marcheerde weg. Joan had toch verwacht dat de troepen van Tileul iets waard waren... Maar dit waren slechts wachters, 'professionele' militie met wat meer training. Iald had de hele tijd zitten grijnzen.

"Morgen vertrekken we. Wat hebben we uit het kamp van de paladijnen kunnen halen?"
"Zwaarden, lansen, hellebaarden... harnassen ook. Allemaal goede kwaliteit. We hebben het over onze mannen uitgedeeld... Een beetje extra bescherming kan nooit kwaad."
"En de schepen?"
"Brandhout. We hebben nog een tiental schepen kunnen overmeesteren, maar daar blijft het bij. Zelf hebben we geen verliezen geleden."
"Goed. De clanshoofden hebben ons tweehonderd man beloofd. Zulke flexibele troepen kunnen zeker nog van pas komen."
"Twijfel ik niet aan."
"Maar ze mogen toch eens met hun tijd meegaan. Zeker wat bewapening betreft."


Joan wenkte naar de hoek. Daar stond een bronzen wapenuitrusting die de Mqathi voor haar gesmeed hadden. Het bestond uit een bronzen kuras met het reliëf van een vrouwelijk lichaam, een blauwe lendendoek van fijn stof met gouden rand, bronzen scheenplaten en een open helm getooid met blauwgeverfd paardenhaar. Aan het kuras hing een korte blauwe mantel. Joan vond het wel mooi, maar onpraktisch. Bovendien was het van brons, en als je staal had...

"Fantasie hebben die eilandbewoners wel..."
"Geloof me, dan heb je alles nog niet gezien. Ze zijn primitief, maar ze weten tenminste hoe ze moeten leven."


De overige sergeanten knikten instemmend op Iald's woorden. Joan dronk haar beker leeg en wilde de zaal verlaten, toen Iald haar tegenhield.

"Vrouwe, er is nog een kleinigheid die we moeten bespreken."
"Je bedoelt..."
"Ja. Die paladijnenvrouw die je aan de mannen overgelaten had. Ze hebben haar terug naar de cellen gevoerd. Ze maakt een hels lawaai en eist dat ze je wil spreken."
"Stom wicht. Waar is ze, ik ben wel geïnteresseerd in wat ze te zeggen heeft."


Joan volgde Iald naar de kerkers. In de ondervragingskamer, een kleine donkere ruimte die slechts door een olielamp verlicht werd, zat de paladijnenvrouw vastgebonden aan de stoel. Ze was nog jong, waarschijnlijk haar eerste veldtocht, en had mooi blond haar en groene ogen die haat uitstraalden.

"Je hebt geluk dat je me kunt spreken, paladijn. Normaal doe ik zoiets niet, maar na wat er met je gebeurd is... die dienst was toch meer dan één goudstuk waard, hmm?"

De paladijne keek haar aan alsof ze Joan met haar blik wilde doden. Als ze dat kon, had ze dat ongetwijfeld gedaan.

"Ketters. Door jullie list zijn we wel verslagen, maar je hebt ons nog lang niet gebroken! Op het vasteland zullen massa's paladijnen je opwachten! Als ze je verslaan, zullen ze het je driedubbel betaald zetten om wat je mij hebt aangedaan!"
"Als."


Joan liet een kleine pauze om haar antwoord te laten doordringen.

"En voor je me nog eens ketter noemt, zal ik je zeggen dat het mij geen ene moer uitmaakt waarin je gelooft. Het maakt niet uit wat jullie doen, maar ik ben trouw aan Rindar. En wie de troon van Rindar usurpeert, krijgt met mij te maken."
"Jullie koning is dood!"
"Hij heeft een zoon. Een erfgenaam. En zolang ik deze witte cape draag, sta ik hem ter dienst. Jij bent een vijand van de koning, dus ben je een vijand van mij. Ga maar naar de kastelen van Ferenq en Garner. Zij hebben meegemaakt wat er gebeurt als je je tegen mijn koning en ik keert. Spijtig dat er niemand meer van hen overblijft om het je te vertellen."


Dat deed de paladijnenvrouw het zwijgen opleggen. Waarschijnlijk wilde ze nog iets zeggen, maar kon ze de woorden niet vinden. Des te beter, dan hoefde Joan haar tong tenminste niet uit te laten snijden. Toen Joan de kamer verliet riep de vrouw haar nog na.

"Ik vervloek je, witte heks! Ik vervloek jou en jouw kinderen en hun kinderen!"
"Verspil je woorden maar voor aan het schavot morgen!"






 
Ze reden in een snel tempo. Richard vroeg zich af waarom Halt zo nors was, norser dan normaal. Zelf wou Richard liever achter Aramos of zelfs Merkus aan. Met die twee had hij nog een appeltje te schillen dacht hij koeltjes.
Even vroeg Richard zich wel nieuwsgierig wie die Will was. Hij had zich voorgesteld en had gemerkt dat de jongen wel een beetje jong was om meteen met zo een opdracht mee te gaan. Even vroeg Richard zich af of die Will de nieuwe protege was van Halt en glimlachte. Dan had die jongen een goede leraar gevonden. Hij wierp een blik op Ilse, die naar hem even glimlachte.

Marcus leed hun rond de arme wijk. Na twee uurtjes lopen, gingen ze alweer terug, door een werkelijke doolhof van steegjes.
Hij kondigde aan dat binnen uur eten klaar zou staan en dat voor de rest van de avond ze weer net als de vorige binnen moesten blijven.
Terwijl ze onderweg terug waren, merkte Roran als Sarvon dat Adele de weg kende, want ze liep naast Marcus, aan zijn zij. Beide wouden het allebei vragen, maar de stilzwijgende bui van Adele was net zo erg als haar boze, alleen keek ze nu zonder enige emotie voor zich uit.

Ze dacht na en vroeg zich af wat hun volgende zet zou kunnen worden. Voorlopig had de Schaduw Orde haar handen vol aan Merkus en de oorlog, die Iros aan het winnen was, ondanks de geheime steun van de Schaduw aan Rindar. Misschien zouden ze naar Daernis moeten gaan, maar ze zou hier eerst over nadenken. Ze vroeg zich stilletjes af of Roran en Sarvon dan met haar mee zouden gaan...Of zouden ze weer verbaasd en boos worden als ze zei dat ze naar Daernis wou vluchten?
Op dit soort momenten wou ze de advies en steun van Halt...''Die ouwe rotzak...hopelijk gaat alles met hem goed.'' Dacht ze, voordat ze de geheime hol ingingen.
 
Halt keek naar de zon.

"Will, hoeveel licht hebben we nog?" Vroeg hij.
"Nog een uurtje misschien?" Antwoordde hij, na even te twijfelen.
"Misschien moet je een vraag beantwoorden met een antwoord in plaats van nog een vraag?" Zei Halt streng.
"Eh.. Juist ja. Nog een uur licht, Halt."
"Dat is al beter." Zei Halt, en hij draaide zich om naar Ilse en Richard. "We gaan dus stilletjes een kamp moeten opslaan.

Even later genoten ze van het konijn dat Halt eerder die dag had geschoten, klaargemaakt door Will, en keken ze naar de nachtlucht.


Roran deed de lompen uit en ging naar zijn kamer, en liet een grote tobbe halen. Hij nam een emmer en liep wel 50 keer met een volle emmer op en neer om de tobbe te vullen met water. Sarvon keek hem grijnzend aan.

"Oh nee! Jij gaat na mij! Niet nadat je mij al het werk hebt laten doen! Jij gaat dadelijk ook alles weer opruimen. Begrijp je dat? Emmer voor emmer alles terug wegdoen, want hier is geen goot!"

Sarvon's grijns veranderde in een grimas. Even later liet Roran zich in het relatief warme bad vallen. Omdat de ondergrondse basis goed geïsoleerd was, wat ogal logisch is, en er een grote  openhaard per gastenverblijf was, was het water al lekker opgewarmd. Roran had de tobbe goed dicht bij de open haard gezet. Met een zalige zucht liet hij zich erin vallen, toen de deur opendraaide. Hij vervloekte de indringer al in zijn gedachten, en zag Marcus verschijnen, met daarna Adele. Sarvon grijnsde toen hij Adele rood zag worden toen ze de inhoud van de tobbe zag, maar ze vermande zich.

"Wat is er?"
 
Adele stapte naar voren, met een rood gezicht de andere kant opkijken. Marcus sloeg zijn armen over elkaar en grinnikte. Adele wierp hem een boze blik toe en haalde diep adem.
''Ik vetrek binnen een dag of twee richting, Daernis. Ik weet niet of je mee wilt, maar ik ga er in elk geval heen. Marcus kan ook ervoor zorgen dat jij en Sarvon met mij een veilige en geheime doortocht kunnen krijgen richting Daernis, maar dat is jullie keus.''
Met deze woorden, vetrok Adele naar haar kamer, om haar spullen in te pakken. Marcus knikte nog vriendelijk naar Roran en ging weer zich aan zijn zaken wijden.

Ilse kroop tegen Richard aan en giechelde. Richard fronste en zuchtte. Ze had weer die ondeugende glinstering in haar ogen.
''Halt en Will zijn bij het kampvuur...Zullen we even naar de rivier in de buurt gaan?'' Richard twijfelde. ''Morgen moeten we weer vroeg op en ik wil eigenlijk slapen.'' Ze snoof. ''Ppff, lafaard...Kom op, word vast..gezellig!'' Richard trok haar dichterbij zich en gaf een kus op haar voorhoofd. ''Weltrusten...'' Hij riep naar Halt en Will. ''Weltrusten jongens, Halt, maak me wakker wanneer het mijn beurt is voor de wacht.'' Halt knikte alleen maar en wijde zijn aandacht weer op Will. Ilse stootte tegen Richard en keek gefronst. ''Waarom niet?'' Richard vloekte. ''Oh goden lief, Ilse, ik ben gewoon niet in..de stemming..'' Ilse lachte even. Richard keek verward en gromde. ''Wat?'' Ilse keek hem lichtjes spottend aan. ''Soms vraag ik me wel af of jij echt zoals de andere bent of gewoon...anders...'' Richard keek verward en fronste. ''Wat wil je daar nou mee zeggen?'''Ze giechelde en gaf hem een kus op zijn lippen en ging tegen hem aan liggen. ''Weltrusten, Richard.''
''Hea, vlegels! Hou het een beetje stil..''
Richard wierp een boze blik op Halt en daarna op Ilse, maar zuchtte en deed zijn ogen dicht. Hij kon beter uitrusten, voordat hij op de wacht zou moeten gaan staan.
 
Met zijn allen marcheerden ze verder over de heide. Na het verlies van de vorige slag had Keran zich weer bij het leger aangesloten. Een groot deel van de 6e van Iros had de slag overleeft en was gevlucht naar omliggende streken. Echter was de groep een stuk kleiner omdat velen van hen waren gestorven bij de vorige slag, of niet kwamen opdagen in Tralas. Voor een mars was het best gezellig, ze zongen samen liederen en leken niet te merken dat ze al langer dan vier uur liepen zonder pauze. Niet dat het uitmaakte, als ze stopten zouden ze slaag krijgen, of vermoord worden omdat ze het land verraden zouden hebben. De liederen die ze zongen gingen voornamelijk over oude beesten, genaamd Drajen, die in de bergen leefden, grote vleugels hadden en het land plunderden. Keran zong niet mee, en keek somber voor zich uit. Boven hen hingen de vogels van de oorlog, kraaien, te wachten tot er een slag geleverd zou worden zodat ze konden eten.

Al snel zette ze toch hun kamp op. Ze lagen precies op de grens volgens de generaal, en morgen zouden ze verder marsen het vijandsland in. De mannen waren blij en opgetogen, en genoten van de wijn en de verschillende bieren. De liederen van de mars werden doorgezet, maar hadden nu andere onderwerpen, zoals hoeren, drank en geld. Keran dacht aan geen van die dingen, maar aan slaap. Hij had al twee dagen niet geslapen. Zijn familie was vermoord.. zijn strijdmakkers waren zonder strijd gestorven.. Het kon niet erger. Met pijn in zijn hart, en hoofd, ging hij slapen. Het kwam niet verder dan een zielige poging te slapen. Vermoeid stond hij op en ging zitten in het stille deel van de kamp, daar waar de gewonden lagen, de mannen die liever in stilte zaten en de rijken die bezig waren met besprekingen. Af en toe liep er een ridder langs met kaarten van de omgeving. Enkele malen hoorden hij ook lachen en een discussie over welke rivier ze zouden over gaan. Volgens een van de mannen was de Blauwrivier beter, omdat het daar niet zo diep was, een andere zei dat de diepe rivier daar een stuk verderop beter was om over te gaan, die was smaller. Keran boeide het niet.

De volgende ochtend werd Keran wakker van zijn halve slaap, in een zittende positie bij het, nu uitgebrande, vuur. Om hem heen waren mannen al bezig alles af te breken. '' Ah, Keran, daar ben je. '' zei een man die Keran niet herkende. '' Je wordt verwacht bij de generaal. '' Hij stond op, nog half in slaap en liep naar de tent toe van de generaal. '' Keran, eindelijk. Ik moet je wat vertellen. '' zei de nieuwe generaal met zijn eeuwig zeurende stem. '' In het vorige gevecht is jullie kapitein overleden, zoals je weet, en jij bent gekozen als vervanging. Ga nu je troepen verzamelen, we vertrekken zo. '' Keran wreef even door zijn ogen en liep toen weg. Was dat het? Twee zinnen en hij was kapitein?
 
"Goed. Jij bent de leider." Zei Roran tegen niemand in het bijzonder, en begon zijn supllen in te pakken, zodra hij uit bad was. Nog geen 5 minuten later was hij schoon en verfrisd, had hij alles ingepakt, en stond hij te mopperen op Sarvon, die ook maar meeging. Niet dat hij veel had uitgepakt, in dit rattenhol was hij elke moment klaar geweest om te vertrekken. Net als Sarvon trouwens. Hij klopte op Adele's deur.

"We zijn klaar. Wanneer gaan we?" Grijnsde Roran tegen de verbaasde Adele.
"Eh... Ik eh... Ik moet nog inpakken." Zei ze overrompeld.



Halt keek streng naar Ilse en Richard toen hij de wacht had. Vervloekte Ilse, die dacht dat dit allemaal een spelletje was, zelfs na alles wat er in Middas gebeurt was! De mannen van het Licht waren de macht aan het winnen, en de gilde deed er geen knijt aan. Caine was alleen bezorgd om zijn schoothondje. Hij wist wat meer over die twee dan de meesten. Maar hij bleef wijselijk zwijgen, omdat Caine machtiger was dan hem, door de orde op zijn wenken bediend werd, en tot nu toe goed werk had geleverd. Nu kwam er verandering in de zaak. Hij maakte Richard zacht wakker, en wees hem een hoogte inde lucht aan.

"Als de maan daar is, maak dan Ilse wakker."
 
Ze gingen verder. Richard dacht weer na over Merkus en toen weer over Aramos...Hij vloekte en concentreerde zich op het rijden. Ze reden met een hoge snelheid, want ze wilden zo snel mogelijk Wirn gaan, poolshoogte nemen en dan richting Hiran.
Richard vroeg zich af waarom van alle plaatsen ze naar Wiran moesten gaan en daaran naar Hiran...Zouden ze een opvolgende opdracht krijgen om in een van die steden iets te doen? Zouden ze zich toch met de oorlog bezig houden of zouden ze weer de Orde van het Licht weer tegen moeten houden?
Hij gromde en keek strak voor zich uit. Er was maar één manier om daar achter te komen!

Ze gaf hem een knuffel en bedankte hem. Marcus grinnikte en zei dat ze altijd welkom zouden zijn. Hij had geregeld dat ze vanaf een kleine smokkelhaventje, ten zuiden van Ulif naar Violis konden gaan. Daar zouden ze door enkele contacten worden opgewacht, zodat ze konden beslissen waar en in welke stad ze zouden onderduiken. Ze moest even glimlachen, want ze was blij dat zowel Sarvon als Roran toch met haar mee waren gegaan..Even dacht ze aan Halt en Esther...Ze hoopte dat die het goed zouden maken..
Ze hoopte ook nog iets anders, maar juist dat ze die persoon niet tegen zouden hoeven komen..Trouwens, wat voor zaken zou hij nou met haar hebben bedacht ze zich. Ze snoof de zeelucht op en glimlachte. Het zou een goede reis worden, dat voelde ze gewoon!
 
De mannen op de boot konden hun thuisland al zien liggen. Zelfs deze zeerotten vonden het niet erg om weer land te zien. Ess was minder enthousiast. Hij zou op een land terecht komen dat hij nauwelijks kende. Hij was blij dat hij ontsnapt was en weer aan land kon zijn, oh ja. Hij had zich wel over zijn zeeziekte weten te worstelen.

Eenmaal aan land zocht Ess een taveerne op. Hij moest eerst een plan bedenken om hier vandaan te komen. Hij kon hier niet lang blijven natuurlijk. Hij bestelde een grote kan bier en begon met een plan.
 
Roran keek over de rand van de boot waar Sarvon net zijn eerste maaltijd heen had gegoten.

"Ik denk niet dat de vissen het lekker vonden hoor." Zei hij objectief.

Sarvon keek hem even kwaadaardig aan, en hing zijn hoofd toen snel weer over de reling, een nieuwe golf van misselijkheid overviel hem.

"Erg, interessant." Kon hij met horten en stoten uitbrengen.

Adele bekeek hen met enig medelijden.

"Laat hem nou met rust Roran!" Zei ze boos, meer voor de vorm dan iets anders.
Roran keek verrast op en knikte uiteindelijk.

"Goed. Ik ben benieuwd hoe de wijn van Daernis smaakt!" Zei Roran uiteindelijk.


Svengall keek naar de eenzame nadenkende man. Hij had niets gedaan de eerste weken dan elke maaltijd overboord gooien, maar hij mocht diens wrange humor wel. Of was die humor gewoon wrang van het kotsen? Ach, hij kwam er later wel achter.

"Dus ik heb door dat jij hiervandaan wilt?" Zei Svengall suggererend.
 
Ess knikte. "Kijk Svengall, ik word dan wel gezocht in 2 landen, maar ik ken dit land niet en vanaf hier kan ik niemand bereiken." Svengall knikte. "Ik ben je dankbaar dat je me meegenomen hebt, maar ja, ik ben niet al te blij om deze redenen."

Svengal: "Nou man, jij gaat niet lopen morren. Binnenkort is het Noorder-feest. Ik weet zeker dat als je daarheen gaat je het hier een stuk fijner vind. Een overtocht naar het vasteland is duur en je hebt toch geld nodig of iets dergelijks om de tocht te maken. Dus je zit hier nog wel even denk ik."

Svengall had hier gelijk. Om terug te komen moest Ess geld hebben, maar hij zou dan hier ook moeten blijven om dat geld te moeten verdienen en onderdak vinden. Het was ook het beste, dan zou Rindar hem sneller vergeten dan als hij meteen zou terug komen.
Ess: "Je spreekt wijze taal. Heb je een idee waar ik zou kunnen beginnen?"
Svengall: "Nou, je hebt duidelijk hersens, die kan je wel gebruiken denk ik zo. Ik kan wel rondvragen of er nog iemand nodig is. En anders kan je altijd nog in de haven werken, er is genoeg werk hier."
Ess: "Goed dan, dank je wel. Ik zal er wel wat van maken."
Svengall: "Mooi man! Over 3 dagen begint het festival, ik zie je daar wel. Welnu, ik moet terug naar mijn vrouw, die vermoord me nog als ik langer wegblijf."

Ess lachte. Hij waardeerde deze Svengall wel. "Is goed, doe haar maar de groeten." Svengall ging van boord af, Ess volgde niet veel later. Ess besloot bij zichzelf om eerst een klus te vinden om de avond door te komen. Hij had honger, was moe, maar had geen geld.s Zonder geld, dus geen rust. Hij zocht de haven af en kwam terecht bij de havenmeester. Deze vertelde dat hij wel een klus had. Er waren vijf schepen met goederen die moesten worden ontladen voor het festival. Ess nam de klus aan en was de rest van de dag bezig met het uitladen van kratten en vaten.
 
Svengall keek nog eens achterom, en zag Ess naar de haven lopen.

"Slimme kerel." mompelde hij nog.

Toen draaide hij zich om en zocht het huis van zijn 'vrouw' op. Nelda was er zeker van dat ze Svengall als man zou hebben, maar misschien was dat ook een reden waarom hij naar het Zuiden vertrokken was?

Desondanks waren er dankzij hem grote veranderingen gebeurt. De verhalen over buit in het Zuiden maakte vrede, doordat ze hun moordlust nu zouden botvieren op de arme kustbewoners van Rindaros. Allesinds, as ze zich zouden verzetten. Anders werden ze gewoon gemakkelijk rijk. Hij zag nog een wolvenschip toekomen, maar deze met het oude zeilsysteem.

"Ik zal me moeten haasten, als ik hier nog langer blijf wachten..." Geeuwde hij.



Halt keek naar de horizon. Net naast de zinkende s¡zon zagen ze de muren en torens van Wirn verschijnen. Hij zuchtte. Ze zouden tot morgen moeten wachten om binnen te kunnen, en hij was te moe om 'snacht's al op verkenning te gaan.

"We slaan hier ons kamp op, verboren in het gebladerte. Morgen gaan we eens kijken." Steunde hij, en hij plofte neer op een omgevallen boomstam.
 
Back
Top Bottom