Ancaria; Enlightment and Nightfall

Users who are viewing this thread

Roland en zijn groepje liepen verder.
Lissea ging naast Roland lopen, hij glimlachte naar haar.

Lissea : Je kon goed opschieten met die Damian, of niet soms?
Roland : Ja, weet niet..maar het voelt best fijn om te weten dat er nog iemand is die ik heb gezien, gesproken en beetje leerde kennen die bijna net zo een last als mij draagt..
Lissea : Is hij ook een Symbool?
Roland : Ja, die van Acron, dus de Beer...kennelijk gaat de Beer anders van persoon naar persoon...
Lissea : Hoe bedoel je ?
Roland : Nou, de Wolf moest weer verzegeld worden, in mij..maar Damian werd met de Beer geboren...kennelijk worden Symbolen, elke anders overgebracht naar een ander opvolger...
Lissea : Oke...zou jij je kind...
Roland : Als ik net zoals mijn vader geen keus heb, dan vrees ik van wel..maar kom, we moeten tempo maken.


Hard gesis klonk er en het groepje verstijfde, Roland wou zich omdraaien maar werd door een grote slang vast gegrepen en de grote slang richte zijn kop richting Roland en keek hem dreigend aan.
Roland kon een blik zijdelings snel werpen en zag dat de rest ook gevangen was door grote slangen.

Een mysterieuze figuur met een rood-groene mantel en kap kwam langzaam tevoorschijn.

Vage figuur : Zzo....eindelijk wat nieuwe slachtoffers....zozo, Dolers nog wel hey?
Wrulf *gromde* Als ik hier vrij van kom, draai ik je nek om, maar voor ik daar aan begin dan ram ik die slangen je aars in!
Vage figuur : Nou nou, wat zzijn dat voor manieren? Ik dacht dat Dolersss veel....bessschaafder waren...en kijk, je bent aardig jonger erop geworden sssinds je me vorige meessster hebt verssslagen...Gerontisss.

De vage figuur kwam dicht bij Roland staan, die keek onderzoekend naar hun vreemde belager. Hij had net slangogen, een zeer blanke huid en werd hij nou gek of kwam er onder de mantel een grote slang die hem ook nieuwsgierig aankeek?

Roland : Sorry, maar ik denk dat je me verward met iemand anders...
Vage figuur : Oh? Hhmmm.....zou het?
Roland *keek hem dreigend aan* Ik ga je vermoorden...

De figuur sprong naar achteren, de slang die om Roland zat knalde van hem af in delen. Bliksem flikkerde en knetterde nog rondom hem.
Kalm deed hij zijn hoofdband recht en opende zijn rechteroog.

Roland : Voor we beginnen, wat is je naam?
Sirian *lachte* Dus die kneusss van een vader, heeft je niksss over mij verteld? Nou, ik ben teleur....

Net op tijd dook Sirian weg, het kortzwaard zwaaide net boven hem. Roland maakte een stop aan de zwaai en wou Sirian beetpakken met zijn vrije hand, maar die sprong weer uit zijn bereik en een slag vanuit zijn mouw vloog op hem af.
Roland stapte opzij en houwde de slang, de slang slaakte een laatst sis en uit de mouw van Sirian kwam de andere uiteinde van de gedode slang.

Sirian : Mijn naam is Sssirian, eerssst dienaar van Kargeth, en nu Sssirian, degene die jij zzal vrezzen en voor zal buigen!
Roland *antwoorde koeltjes* Ik zal eerder je tong eruit snijden, dat gesis komt me de pan uit...
Sirian : Hahahaha, ik weet wel wat...laten we gaan dueleren, alsss jij win, dan laat ik je vrienden gaan...mocht ik winnen...
Roland *fronste* Dan wat ?
Sirian *lachte en riep* Dan dood ik jouw, neem ik die Ion-oog en dan zzal ik langzaam je vrienden vermoorden!!

Roland dacht snel na, hij kon nu proberen zijn teamgenoten te bevrijden, maar de grote slangen die hem in een stevige greep hadden stonden klaar om toe te slaan. Een beweging die erop leek dat hij hen ging redden, en een of twee zou hij dan niet redden..maar wie verzekerde dat die Sirian zijn woord zou houden?
Hij beet op zijn lip, er zat weinig keuze erop.

Roland liet zijn kortzwaard snel rondjes draaien en wees in een abrupte beweging naar Sirian, bliksem vonkte van het zwaardtip.

Roland : Oke, kom dan...
Sirian *fluisterde in zijn oor* denk sssnel!

Hij was in een flits achter Roland en pakte zijn pols, van de arm waarmee hij zijn kortzwaard vasthield, de andere hand van Sirian ging razendsnel naar de gezicht van de verbaasde Roland.
Roland vloekte, langzaam voelde hoe hij iets in de lucht werd getild, Sirian had hem bij de keel en tilde hem zo op.

Sirian lachte en keek hem sluw aan. Langzaam begon Rolands zicht wazig te worden en kreeg hij steeds minder adem..
Hij knipperde met zijn ogen toen een grauwende stem klonk.

''GGrrr, net zoals die vader van je, altijd maar zwak en stom zijn...hier, neem mij krachten aan!!''

Eerst wou hij weigeren, natuurlijk wist hij wanneer hij begon te vetrouwen op de kracht van de Wolf, dan zou die hem later makkelijker over kunnen nemen...maar, dit was toch een noodgevoel?
Langzaam voelde hij iets van zijn binnenste naar boven komen, zijn pupillen werden groot van verbazing en hij trapte Sirian van zich weg. Die keek verbaasd en Roland hapte naar adem toen hij op zijn voeten terecht kwam.
Hij keek naar zijn handen, steeds en duidelijker kwamen pikzwarte strepen op zijn huid tevoorschijn te komen...was dit de macht van de Wolf ? Hij voelde amper pijn en alsof hij de wereld aankon, maar misschien...nee, hij moest dit gebruiken om die Sirian te vermoorden!

Sirian wachte af en bereide zich voor op een aanval. Een slang onder zijn mantel kwam te voorschijn en opende zijn mond. Uit de mond verees langzaam een langzwaard en Sirian pakte die en grijnsde duivels naar Roland.
Die stormde met een strijdkreet op Sirian af en begon fel uit te halen, Sirian wist de meeste te ontwijken en de andere ternauw er nood te pareren. Steeds meer voelde Roland zich zelfverzekerder na elke uithaal, echter verscheen Sirian achter hem en stak zonder waarschuwing of aarzeling in Rolands rug.
Roland keek verbaasd, de tip van Sirians zwaard werd tegen gehouden. Het was door Rolands leren Dolers harnas gekomen, maar waar bloed hoorde te zitten, stak het zwaard tegen een zwarte streep.

Sirian : Onmogelijk!
Wolfs stem in Rolands hoofd : Komaan, ik kan je nog meer geven, laat mij het overnemen..dan regel ik het wel met die vleeszak!

Roland draaide zich om en haalde uit met zijn kortzwaard naar Sirian, die dook naar achteren. Roland voelde zich minder goed worden, zijn hoofd bonkte en de Wolf begon proberen hem over te halen met mooie woorden en beloftes.

Roland *denkt* ****, dit gaat niet zo heel denderend...moet weerstand bieden..
Wolf : Hahahaha, komaan pup, ik kan hem wel aan...maar jij ? Laat me niet janken!
Roland *keek koel naar Sirian en de zwarte strepen verdwenen weer langzaam* Wolf, ga terug in je hok...ik zal je wel eens laten zien dat ik jouw totaal niet nodig heb!
Sirian : Huh, dus je ga verder op je eigen kracht? Hahahaha
Roland *deed zijn kortzwaard terug in zijn schede en weefde een paar handzegels* Ik zal nog steeds die tong van je uit die bek van je snijden!

Een paar schaduw-klonen verschenen en met zijn allen omsingelde ze Sirian. Die bleef kalm en grijnzend om zich heen kijken. Toen vielen ze aan, Sirian wist hun aanvallen tegen te houden en stand te houden, toen alle schaduw-klonen verdwenen waren keek hij omhoog en schrok.
Roland kwam naar beneden en trok zijn kortzwaard, Sirian probeerde nog naar achteren te springen.

Een inslag was het gevolg, Sirian kwam vloekend uit de stofwolk en werd meteen achtervolgd door een wolf van elektriciteit. Sirian stapte opzij en haalde met zijn zwaard.
Hij schrok en draaide zich om. Er lagen drie dooie slangen op de grond.

Sirian dacht na...Kennelijk was het een afleiding geweest zodat hij zijn kameraden kon bevrijden.

Verder op.

Roland hijgde en grijnsde even, de rest keek bezorgd.

Lissea : Gaat het?
Roland : Ja, maar we moeten als een speer weg hier...ik denk niet dat die gast ons zomaar laat gaan...we moeten ook dit naar Aedan vermelden. Kom op!
 
Gwendalen kroop langzaam verder. Zijn kamp lag niet ver maar hij zag dat er rookwolken waren.
Dit was de derde keer op rij. Zijn groepje bleef achter terwijl hij ging verkennen. Hij zag waar hij bang voor was. Een groot kamp waar Oegre's gemengd met Dawhin ronddwaalde en wapens smeedde. Even grinnikte hij toen een Orc op zijn kop kreeg van een Oegre smid. Blijkbaar had de Orc zijn wapen verkeerd geslepen.
Hij kroop wat dichterbij tot hij in het kamp was. Hij stopte achter een tent, keek onder het doek door naar binnen en zag een slapende Dawhin. Hij ging snel weg, en kwam aan bij zijn kamp.

Gwendalen; Ze zijn hier. We moeten terug. Ik heb beerwolven gezien, Oegre's en Dawhin. Voornamelijk Dawhin maar Oegre's en Beerwolven zijn er zeker.


Ondertussen in de berg met de toren;

Tenesse; Komop Aeon .. ik wil hier weg. Ik wil Acron helpen, wijsheid vergaren in Ys en daarna de dolers mijn magie schenken!
Aeon; .. wacht, je draagt mijn symbool en dus moet je wachten .. tot de dolers je oproepen. Ze zullen je vertellen wat te doen, en zodra je dat hebt gedaan mag je gaan .. maar weet .. je draagt MIJN symbool .. roep me op wanneer je hulp nodig hebt.
Tenesse; En nu moet ik ook nog eens wachten op die Dolers, diezelfde dolers die erom bekend staan langzaam en grondig te werk te gaan? Dan zit ik hier over een jaar nog!
Aeon; Een jaar .. ha-ha .. nee, veel langer.

Aeon grijnste en liep langzaam weg door de enorme gangen die door de berg liepen.
 
Damian en Tyfes liepen nu alleen door de bossen. Ze moesten zeker nog een dag of 2 reizen voordat ze weer terug waren. Zelfs met paarden. Maar gelukkig hadden ze de informatie die ze nodig hadden. De elven zaten blijkbaar in de bossen en de Orcs maakten de boel ook lastig. 2 Niet zo heel grote problemen die aardig gemakkelijk konden worden opgelost.

Tyfes: “Denk jij dat de Orcs echt zo’n oorlog beginnen?”
Damian: “Nee, ze missen een leider, een natie, het zijn gewoon wat verdwaalde soldaatjes die wat rondplunderen en mensen lastig vallen. Ik denk niet dat het echt een punt is om je zorgen over te maken.”
Tyfes: “Het zal wel.” Het werd even sitl.

“Die Lissea he, das toch ook zo’n Doler.”
Damian: “Ik denk het. Tenminste, dat lijkt me logisch als ze met Roland meereizen. Waarom vraag je dat eigenlijk?”
Tyfes: “Nee, nee, niets. Zomaar.” Hij bloosde.
Damian *lacht*: “Ah, op dat paard! Meneer is er vroeg bij!”
Tyfes: “Ik zei niks! Dat maak jij er van!”
Damian: “Hehe, ja ja, het zal wel.”
Tyfes: “Nee, echt, het… Hey, zijn dat niet Danain en Drogyn, met heeveel ORCS!?”
Damian: “Oh nee, oh nee, … ”

En ze gaven hun paarden de sporen.



Bij Kilmar,

De oude man zuchtte. Hij pakte zijn tas, zwaard en staf, en begon naar de uitgang van de grot te lopen. Hij stond op het punt om te vertrekken naar de plek waar de bijeenkomst van de orde van warlocks zou plaatsvinden. Hij moest er alleen nog zien te komen.

Er woedde een harde sneeuwstorm buiten. Kilmar vloekte zachtjes dat hij, als oude Oegrer, zich weer eens een weg moest banen door de sneeuw en wind naar de plek waar hij zou kunnen teleporteren naar de ontmoeting.

Hij had er aan gedacht zuidelijker te gaan wonen, waar er geen sneeuw was, maar de laatste tijd had men de nare neiging om Oegres te zien als slechte beesten en ook om ze daarbij over de kling te jagen.

Kilmar had ooit een netwerk van teleportportalen opgezet en die verbonden met elkaar. Zo kon hij snel reizen van plek naar plek waar hij vaak kwam. Dus naar Acron, Krimor etc. De bijeenkomst zou plaatsvinden in de wouden ten westen van Acron en ten noorden van Deldimor. Hier zat vroeger ook een piratennederzetting die werd geleid door de beruchte Boekanier Barend.

Kilmar besloot dat het maar tijd werd om te gaan.
 
Roland : Het is nog misschien een halve dag reizen naar Isor...we rusten hier nog wat uit en leggen de laatste afstand sneller af.

Toen hun kleine kamp was opgezet ging Roland met een zucht zitten.
Het kampje was buiten de grote woud en ze naderde de kalere grasheuvels.
Colin maakte het eten klaar en Wrufl lag, ondanks het tijdstip, luidruchtig te snurken.
Lissea was een perkamente roll aan het lezen, waar waarschijnlijk iets op stond wat ze kon leren te gebruiken.

Hij keek rond, de bossen van Acron waren best groots en hadden zowel iets mystiek, wat lonkte als iets duisters, van de gevaren die de oude wouden hadden.
Vreemd vroeg hij zich af of zijn vadersland, Krimor, ook zulke grote en oude wouden had...het moest haast wel, hij herrinerde zich de verhalen langzaam die zijn vader altijd vertelde na het trainen.
Het meest ging over strijden waar hij bij was of welke vreemde en bijzondere oorden hij was geweest, meeste van de tijd was hijzelf daar het nieuwsgierigst om en vroeg daar altijd naar.
Alleen nu voelde Roland een beetje spijt dat hij niet echt naar Krimor of Ys had gevraagd, van wat voor soort volk daar woonde of hoe het daar echt was om te zijn.

Lissea : In gedachten verzonken?
Roland *keek opzij* Huh? Ja een beetje, is er iets?
Lissea : Hoelang rusten we nog uit?
Roland : Hhmm, we kunnen misschien het beste de dekking van de nacht gebruiken om te reizen, de rapport moet pas overmorgen of die dag erna komen...we kunnen nog wel deze middag en avond hier zijn...
Lissea *glimlacht* Zin om te oefenen?
Roland * keek haar wantrouwend aan* Wat voer je achter je schild ?
Lissea * Keek onschuldig en haalde haar schouders op* Ik weet niet waar je het over heb, of misschien wel ,maar als je niet durf moet je het gewoon zeggen hoor.

Ze draaide zich om en telde tot drie. Bij de derde tel hoorde ze een zucht en stond Roland op.

Roland : Oke dan...hoewel ik het alleen doe zodat je daarna gewoon de hele tijd, hoop ik dan, stil ben.

Ze gingen tegenover elkaar staan, op een groot vlak gebied dichtbij het kamp.

Lissea weefde razendsnel ,handzegel na handzegel, en ging stevig staan. Water uit de lucht rondom haar vormde een berschermend schild om haar heen en Roland deed kalm zijn hoofdband omhoog.

Hij zag hoe langzaam hoe het de dikte van de water die haar omgaf steeds dikker en dikker werd. Een zucht en hij verdween. Lissea schrok even maar wierp een blik opzij. Snel kwam hij op haar afgesneld en trok zijn kortzwaard. Ze glimlachte.
Uit de waterveld om haar kwam ineens een straal water die met een hoge snelheid op Roland afkwam.

Die stopte en rolde weg, terwijl hij op ging staan kwam weer een slurf water op hem af.
Zo ging het maar door, Roland kon maar niet in de buurt komen en vloekte.

Zolang hij niet van dichtbij kon aanvallen, was zij in het voordeel, en niet zo een beetje ook.
Er moest iets zijn...toen kreeg hij een plan.
Een slurf water kwam van voren en nog eentje van de zijkant, om hem alsnog te raken mocht hij wegduiken.
Hij deed een paar handzegels en toen hij langzaam zijn handen uit elkaar haalde en vlak voor de inslag van het water de kracht liet gaan, kwam het water razendsnel onder de elektriciteit.

Lissea schrok en liet haar techniek gaan, ze was gedwongen om weg te springen om niet geraakt te worden. Ze keek naar Roland, die lag hapend naar lucht op de grond.
Ze wou net wat zeggen maar greep naar kortzwaard, die in haar schede op haar heup hangde. Net op tijd wist ze een steek van de zijkant te pareren en duwde Roland iets naar achteren en stek hem neer. Hij verdween en nog een paar kwamen op haar af.

Ze wist de schaduw-klonen makkelijk te verslaan en keek om haar heen, op haar hoede voor elke verrassings aanval.

Roland*fluisterde in haar oor met zijn zwaard op haar keel* Luister, je verliest hier...
Lissea : Hea! Hoe of wat...
Roland *deed zijn zwaard terug in zijn schede en zijn hoofdband weer,zodat het voor zijn rechteroog zat* Ik teleporteerde in het begin even weg, liet een schaduw-kloon jouw observeren, toen ik erachter kwam hoe je techniek in elkaar zat kwam ik met een oplossing, je trapte erin en ondanks dat ik nog maal aanviel met alleen schaduw-klonen, viel je voor me val.
Lissea *keek beetje boos* Dat is valsspelen..
Roland *haalde zijn schouders op* Je zei niet dat ik eerlijk moest doen...

Ze hoorde Colin roepen dat het eten klaar was, ze liepen terug naar hun kampje.
 
Het Ysener rijk had al enkele jaren te kampen met een burgeroorlog. Toen de oude Doge Catando stierf, had hij slechts twee nakomelingen. Zijn zoon was de oudste, en zijn meest geliefde kind. Waar hij ook naar verlangde, de keizer weigerde hem niets. Door die opvoeding werd hij algauw een verrot, verdorven kind. Hij was pervers, meedogenloos, en niet bepaald een groot licht. De aristocratie hield van hem, want rondom hen konden ook zij hun perversiteiten zonder schroom uitoefenen. Hij heette Veluto.
De Doge zaliger's dochter, Zeodora, was het tegenovergestelde. Hij haatte haar, omdat ze een dochter was van zijn nieuwe vrouw, die hij na de eerste nacht al haatte. Toen ze vijf was werd ze al door de priesteressen streng opgevoed. Zeodora's vrije wil werd door die opvoeding niet gebroken, integendeel! Ze groeide op tot een belezen, intelligente en bekwame jongevrouw. Toen ze de priesteressen verliet op haar achtiende, wijdde ze zich meteen aan het veroveren van de Ysener troon.

Hoewel Zeodora het meeste gebied in handen heeft, is diegene die Ys echt bezit de heer en meester over het rijk, en die persoon is Veluto.





Een deel van het Ys-leger werd erop uit gestuurd om Zeodora te bestrijden. Het was een lange, en vermoeiende veldtocht voor beide partijen. Zeodora's leger was kleiner dan het Ysener leger, en hun voetvolk was voornamelijk aangevuld met huurlingen en dus vaak inferieur tegenover de Ysener voetvolk. Maar Zeodora's ruiters bestonden ook uit huurlingen, en die waren vaak beter dan de Ysener ruiters. Goede drill en discipline maken goed voetvolk, maar goede ruiters moeten in het zadel geboren zijn! En die ruiters waren van Aralese en Qigongnese afkomst. Al met al waren de Ysener legers maar lichtjes in het voordeel. En in de strijd wisselde het geluk steeds van kant.


Toen Zeodora een keer zwaar verslagen was, en moest vluchten, had Ianca er de achtervolging op ingezet. Aangezien ze goed kon schieten moest ze toch wel een paard onder iemand's zitvlak kunnen schieten, niet? Zeodora werd maar begeleid door slechts 2 ruiters, en achtervolgd door vijf, waarvan vier een rapierzwaard hadden, en ééntje een musket. Ianca was goed in schieten, maar vanaf een paard was het toch helemaal anders. Elk schot mistte, en omdat hun paarden trager waren, verloren ze hen bijna uit het zicht. Op een gegeven moment werden ze in een ravijn geleid, dat diep begon, maar steeds steiler steeg, en steeds nauwer werd. Uiteindelijk konden nog slechts twee man naast elkaar staan, en toen de Aralese en Qigongnese ruiters die Zeodora begeleidden zich omdraaiden, hadden zij plots het voordeel op de hogere grond en het nauwe terrein. De Qigongnees glipte met zijn behendige paard door de linies, terwijl de Aralees zijn meesteres met zijn leven verdedigde. Nu waren de Ysener ruiters omsingeld door een kleinere macht, die zowel van ervaring als tactiek hun meerdere was. Ianca en haar mannen verdedigden zich hevig, maar konden de trucs van de vijand niet weerstaan. Toen Ianca bijna naar Zeodora geglipt was om haar te doden, werd ze door paardenhoeven van haar paard geslagen, en verloor daarbij het bewustzijn.

 
Gwendalen voelde aan de grond. Het zou niet lang meer duren .. hij voelde ze lopen, als niets vermoedende idioten die alles plat trapte en afbrandde voor een beetje vuur. Hij grinnikte. Eens zullen de Elven er niet zijn en dan is er een bos weg .. en dan zullen ze weer tot oorlog trekken. Voor het eerst in een hele lange tijd, meer dan honderden jaren, langer dan elk stom mens dat heeft geleefd, of die paar enkelingen die normaal of soms zelfs aardig waren .. die zijn dood en dan zullen de pantsers van de Elven weer glimmen, gewassen in het bloed van de vijand. En nu de Dawhin. Hij keek om.

Gwendalen; Gaan jullie maar verder. Ik moet iets oplossen. Zeg mijn vader dat ik hem groet en dat ik voor hem en ons volk zal offeren.

De rest groette hem en Gwendalen trok snel verder, richting Ys. Buiten de Dawhin die alles kapot maakte had hij ook iets anders gevoeld. Iets als een Wolf en een Beer, maar ze zaten ver van elkaar af. Ook een Draak, maar dat zal wel ergens bij de Elven geweest zijn. Gwendalen wist niet precies waarom, maar hij voelde zich aangetrokken tot Ys.
 
Victor en zijn groepje naderde Isor al.

De hoge stenen stadsmuur was erg indrukwekkend te zien. Er liepen veel krijgers, bewapend en uitgerust tot de tanden toe.

Ze gingen door de poorten heen, waar ze gecontroleerd werden en nagekeken en al na een tijdje door mochten gaan.

Victor keek rond, net zoals Hugon was Isor groots en bloeide het er van de handel en mensen.
De straten waren vol met mensen die hun waar wouden verkopen, Colin en Wrulf zeiden dat ze even verderop gingen kijken, ze spraken af dat ze dadelijk bij de Doler kwartier zouden zijn.
Laeis en Victor liepen arm in arm, door de stad.

Ze liet hem los en bekeek wat waren, Victor keek rond. De Doler kwartier was hier vlakbij.
Laeis kwam weer glimlachend en hij glimlachte terug.

Ze liepen beiden naar de kwartier en wachte daarop Colin en Wrulf.
Ondertussen tijdens het wachten besprak Victor even met de Doler commadant.

Kennelijk verwachten ze een gast, die ook nog misschien een reisje naar de noordelijke Dolers post ging maken. Victor zei dat die gerust met hen mee kon reizen.
Colin en Wrulf arriveerde net toen Victor naar Laeis ging.
 
Tenesse liep ongeduldig in het rond. Vanmiddag was voor het eerst dat zij en Aeon weer gingen vliegen, maar het was gespannen. Normaal praatten ze veel maar nu was het stil, de hele reis. Ze vlogen richting Isor.
Toen ze daar aankwamen moest ze direct in de taverne gaan zitten terwijl Aeon verder vloog.
Ze glimlachte, het was nogal een gezicht zo. De mannen en vrouwen om hen heen schrokken zich kapot toen Aeon was geland op het plein en al helemaal toen er een meisje van 21 af kwam gegleden. Ze had niet eens hoeven betalen. Ze keek even om zich heen, en bedacht dat dat maar goed ook was. Voor dit krot zou ze betaald moeten worden, en elke nacht dat je bleef kreeg je gratis eten en drank. Nu ze er over dacht liep ze naar beneden.

Tenesse; Zeg, waar blijft mijn rum? Ik wacht hier nu al ruim een uur boven en nog niets!
Barman; Jaja, wijf, komt er zo aan.
Tenesse; Mijn naam is niet Wijf, idioot! Ik zeg twee woorden en je tent brand af.
Ze kreeg weer het gebruikelijke sis-toontje, bekend van de draak, als ze boos werd.
De barman kreeg het zweet en even later stond er een mok rum voor haar. Ze nam een flinke teug, stond op, giette het achterover en vertrok naar haar afspraak. Aeon had alles geregeld. Hoopte ze dan.

Niet veel later stond ze voor het dolers hoofdkwartier. Met twee zware kloppen van haar staf klopte ze op de deur, en wachtte tot er werd opengedaan.
 
Victor keek op, een vrouw van ongeveer 20 kwam samen met de Doler Commadant.

Doler Commadant : Dit is de gast die ik bedoelde, ze heet Tenesse en is een leerling van Aeon zelf.
Tenesse : Aangenaam kennis te maken.

Victor en zijn groepje stelde zich voor, meteen daarna wou Victor doorgaan, iets waar niemand van de groep iets tegen had.

Ze waren de stad redelijk snel uit en zette hun reis op weg naar de noordelijke Dolers uitpost.

Laeis ging naast Tenesse lopen en was nieuwsgierig.

Laies : Dus jij bent een leerling van de Draak Aeon?
Tenesse : Dat is inderdaad gezegd ja.
Laeis : Hoelang train je al onder hem?
Tenesse : Al een lange tijd. Dus jij bent een Doler?
Laeis : Ja, samen met de rest hier.
Tenesse *glimlachte* En hoe groot is je gave?
Laeis : Niet groot genoeg om technieken of zegels zonder handzegels te verichten, ik kan de normale wel verichten met een hand.
Tenesse : En de rest?
Laeis *dacht even na en antwoorde toen* Volgens mij heeft Victor na mij de grootste gave, maar moeten ze wel met twee handen handzegels weven.
Tenesse *keek misprijzend* Dus jullie kunnen geen aparte trucjes?
Laeis : Alsof jij dat wel kan?
Tenesse *lachte* Anders zou ik toch geen leerling van Aeon zijn, dan zou ik een simpele Doler zijn..of iets anders!
Laeis *keek pissed* Neem dat terug!
Tenesse * keek grijnzend* Of anders? Laat je een paar hoeken zien?
Laeis : Ik laat je de tip van mijn zwaard zien, als je zo doorgaat!
Wurlf : Wo, rustig aan dames....

Laeis mompelde iets en liep door, naast Colin.
Victor was wat verderop, daarna kwam hij bezorgd naar hun terug.

Victor : Oke, allemaal stil en luister.

Ze waren stil en benieuwd wat Victor te vertellen had, en waardoor hij zo serieus en ernstig keek.

Victor : Kennelijk is een kleine Orc-stam, van ongeveer rond de 40-50 leden hier aan het rond lopen..ik wil dat iedereen alert blijft!

Ze knikte en liepen door, langzaam kwamen ze bij heuvelachtig gebied met wat vegetatie.
Victor wou zich omdraaien tot een pijl langs zijn rechterschouder vloog. Meteen draaide hij zich om en dook weg voor een andere paar.
Iedereen dook weg voor de pijlen en Victor deed zijn hoofdband recht, en zijn Ion-oog open.

Victor : Wrulf, zorg ervoor dat we meer dekking hebben!
Wrulf : Aye!
Victor : Colin, localiseer onze belagers en Laeis, zorg voor mist om onze tegenaanval te dekken!
Laeis en Colin : Aye!

Wrulf had een kleine muurtje van grote stenen en aarde uit de grond gebracht, meteen doken Laeis en Colin erachter en weefde handzegels.

Victor : Tenesse, ik weet niet wat jouw vaardigheden zijn, maar ik wil dat jij zodadelijk de vijand flankeert...
Tenesse : Jaja, ik doe het wel.
Victor : Mooi, daar is de mist van Laeis al.

Laeis had een mist opgeroepen, een water en lucht techniek. Victor sprong achter zijn dekking vandaan en verdween in de mistlaag.
Colin wierp een paar werpdolkjes en Victor grijnsde.

Kennelijk waren hun belagers even verrast en wachten af wat er zou gebeuren.
Victor zag zijn kans en ze stonden met hun rug naar hem toe.

Toen de eerste de geluid hoorde van de zoevende zwaard was het te laat. Victor wierp met zijn vrije hand een werpdolk naar de keel van een andere orc, trok zijn kortzwaard uit zijn eerdere slachtoffer en viel fel aan.
De andere orcs hoorde het en wouden erop af gaan maar de grond onder hun voeten trilde en sommige vielen op de grond en keken verbaast rond. Een licht kwam snel op hun afgestormt.
Victor ramde zijn bliksemtechniek in de hart van elke orc die in zijn weg stond.

Toen klonk andere geschreeuw, Victor keek die kant op en wist dat Tenesse daar waarschijnlijk bezig was.
Echter draaide Victor zich meteen om, een andere roep trok hem, eentje die zijn nekharen overeind zette.

Hij snelde naar waar het geluid vandaan kwam en schrok.

Een grote groep van orcs overrompelde Wrulf,Colin en Laeis. Die probeerde zich staande te houden tegenover de grote groep ,maar de strijd leek langzamer hand steeds meer naar de kant van hun aanvallers te gaan.
Victor vloekte en rende erop af, in zijn ene hand zijn kortzwaard en zijn andere hand, zijn bliksemtechniek klaar.

Al vechtend bereikte hij Laeis en snel kwam Colin bij hen staan. Gezamelijk probeerde ze hun weg naar Wrulf te vechten, maar het was te laat.
Wrulf schrok, een pijl trof hem in zijn rechterschouder. Ondanks de pijn doode hij nog een paar orcs en schreeuwde zijn strijdkreet en rende op de orcs af.
Victor,Colin en Laeis probeerde bij hem te komen maar een speer van een orc was sneller en Wrulf hoeste bloed.

Victor voelde een enorme woede en frustatie in zich loskomen en zijn Ion-oog veranderde.
Sharingan2.gif

Ze doodde elke orc en de mist verdween.
Droevig en gefrusteerd keken ze naar de lichaam van Wrulf.
Colin knielde neer en sloot zijn ogen en fluisterde wat.

Tenesse kwam aangelopen en klopte haar kleding af en wachte even.
Victor deed zijn hoofdband weer voor zijn rechteroog en haalde diep adem.

Victor : Bereid je voor, we moeten doorgaan....deze plek zal gauw meer van dit gedrocht aantrekken...en ik denk niet dat we nog meer zin daarin hebben...

Ze liepen weg, Colin wierp nog een droevige blik achterom, waar de laatste rustplek van zijn goede vriend Wrulf zou zijn.
 
Tyfes en Damian kwamen er met een noodgang naar de plek waar ze Danain en Drogyn hadden gezien. Het gevecht bestond uit een aantal mannen, een stuk of 6 tegen een hele meute Orcs. Damian en Tyfes dachten niet lang na en stortte zich in het strijdgewoel.

"Danain! Wat is dit man!" riep Damian toen hij een orc tussen de ogen sloeg.
Danain: "Zeg jij het maar! We hebben ook geen idee dat het hier vol met orcs zit!"
Damian: "****! Is het erg?"
Danain: "Nah, we hebben 2 licht gewonden, maar de orcs druipen al af. WRAAH!" en hij sloeg een orc het hoofd af. "ze verraste ons in de rug. We waren aan het jagen op een geweldige grote beer. Maar die zijn we dus kwijtgeraakt toen de orcs kwamen."

Damian was druk bezig een stel orcs af te weren. "Ja, het stikt hier de laatste tijd van de orcs en elven in ons land. We moeten zeker eens wat patrouilles er op uit sturen om de boel hier schoon te maken."
Danain: "Mja, eerst maar eens van deze orcs af komen, dan praten we verder."

Na een tijdje wisten ze de orcs goed te verzwakken en begonnen ze zich terug te trekken. Toen ze eenmaal weg waren, konden ze allemaal even op adem komen.

Damian: "Wie zijn er allemaal gewond trouwens?"
Danain: "2 Man, Drogyn heeft een nare steek in de arm en 1 van zijn zonen ook."
Tyfes: "Ah, nee, volgens mij hebben ze mij ook in mn been."
Damin: "Laat eens zien, ja, kleine wond, niets ernstig broertje. Overleef je wel."
Tyfes: "Ja, dat overleef ik wel. Hoop ik."

Danain: "We moeten terug naar Hogun. Drakonian moet dit zo snel mogelijk weten."
Damian : "Inderdaad, wij waren net op de terugweg toen we jullie tegen kwamen. Het lijkt me logisch dat we samen verder gaan."

 
Eindelijk openden haar ogen zich. Ze ging rechtop zitten en keek even bedwaasd rond. De kamer waarin ze lag viel nog mee. Een Sunnaraans motief op de muren, een simpel bed met witte lakens en een raam dat over de vallei uitkeek, met in de verte een stukje van het Ysener eiland. Ze stond recht, en meteen klopte iemand op de deur. Een tel later werd de deur geopend en keek een norse bewaker in de kamer.

"Meekomen, nu." zei de man bruusk.

Ianca volgde hem twijfelend door enkele gangen van het fort. Na een tijdje kwam ze bij een groot balkon waar enkele ruwe, maar toch comfortabele stoelen stonden. Op een gammel tafeltje stond een karaf verdunde wijn en enkele bekers. In één van de stoelen zat een typische Ysener vrouw, met warmbruine ogen en donkerbruine haren, een mooiere vrouw dan Ianca ooit gezien had, moest ze toegeven, Zeodora. Ze zat over het uitzicht uit te kijken. Dat uitzicht was in feite de enige weg van het fort naar de rest van de wereld. Het fort was tegen de doodlopende wand van een brede kloof gebouwd, en tussen het fort en het begin van de kloof lag water. Het was overigens onmogelijk om op de top van de kloof te geraken, noch door het fort, noch door een andere weg. Uiteindelijk keerde Zeodora zich naar Ianca met een glimlach.


Zeodora: Ga toch zitten...
Ianca: Wat is hier de-
Zeodora: Straks, neem eerst een bekertje wijn.
Ianca:... goed dan.
Zeodora: Om te beginnen, hoe heet jij eigenlijk? Zodat ik je tenminste persoonlijk kan aanspreken...
Ianca: Ianca Alvarès, lage officier in het Ysener leger.
Zeodora: Fout.
Ianca: Hoezo?
Zeodora: Vanaf nu zit je niet meer in het huidige Ysener leger... binnenkort misschien wel, wieweet.

Ianca was best verbaasd hoe Zeodora zo luchtig kon spreken in tijden van onrust. De energie en kinderlijkheid leken haar zelfs lichtjes te irriteren.

Zeodora: Je werkt vanaf nu voor mij... Ik zag je eerder in de veldslag met zo'n raar wapen vechten, en die rotdingen hebben behoorlijk van mijn troepen onder de zoden gejaagd. Wa-
Ianca: Buskruit. Je beweert voor Ys te vechten, maar je weet niet eens op welke manier we vechten?
Zeodora: *zuurtjes* Dat leerden ze me niet bij de priesteressen...
Ianca: Goed dan... wat wil je van me?
Zeodora: Twee dingen eis ik van je. Ik wil ook zo'n busdinges in mijn leger, en jij gaat ervoor zorgen. Mijn ruiters hebben tijdens mijn vorige nederlaag het kamp van de vijand geplunderd terwijl ze achter onze voetsoldaten renden... Blijkbaar vonden ze die curiositeiten goed genoeg om mee te nemen... We hebben er zo'n honderd nu, en twee van die grotere gevallen.


Ianca twijfelde toch... Een Ysener leger dat ongedisciplineerd de vijand achtervolgd? Misschien met dwaze leiders, maar toch...


Zeodora: Het tweede ding is de Ysener vloot.
Ianca: *spottend* Moet ik ook zo'n groep opleiden? Of hebben jullie ook de Ysener havens geplunderd?
Zeodora: Veluto heeft enkele schepen of twee over land laten vervoeren om ons vanaf het water hier te beschieten. Als dat zo is, hebben ze natuurlijk een groter voordeel, want die schieten verder dan onze waardeloze ballistas... Ik dacht dat je misschien daar ook iets over wist?


Ianca dacht even na, en antwoordde toen zelf met een vraag.


Ianca: Heb je hier goede duikers?
Zeodora: Een stuk of elf, wat is je plan?
Ianca: Ik heb één jaar bij de duikers van de vloot gezeten, ik denk dat ik een techniek heb om die schepen te vernielen...
Zeodora: Ik denk niet dat we daar materiaal voor hebben.
Ianca: Dan heb ik een ander plan... Ik heb alleen die duikers, lange touwen, sterke mannen en nog wat nodig.
Zeodora: Goed, ga maar naar de wapenmeester, ik zal zorgen voor de nodige manschappen.


Ianca stond op, boog, en verliet de zaal. Op het laatste moment riep Zeodora nog iets naar Ianca.


Zeodora: O ja, als het lukt, krijg je een beloning. Als je faalt, gaat je hoofd eraf. Je krijgt al een kans, dus verspil deze niet.
Ianca: Ik zal mijn best doen... Hoe weet je of je me kunt vertrouwen?
Zeodora: Huurlingen vechten voor geld, edelmannen voor een bloedbanier en beroepssoldaten voor de beste werkgever.
Ianca: Als jij die werkgever dan bent, zal ik je niet teleurstellen.








De volgende dag lagen twee kleine, maar zwaarbewapende galleischepen in het water. Ze hadden al enkele testschoten gelost, en binnen een uur konden ze aan het bombardement beginnen. Op het strand stonden enkele houten beschuttingen. Achter enkele rotsen stonden de elf duikers en Ianca met Zeodora en enkele bewakers. Alle duikers droegen zwarte tunieken, en droegen rond hun torso elk een touw dat naar het strand liep, en een zak met zes spijkers, een ijzeren plaatje met een ring door en een hamer. Eén duiker en Ianca zelf hadden elk nog een extra touw met een haak en een lang slagersmes. Zeodora leek zich niet te storen om met hen te praten.

Zeodora: En wat als je niet terugkomt?
Ianca: Er zullen zeker enkelen terug komen die het signaal kunnen geven.
Zeodora: Goed, doe nu maar, want ze kunnen elk moment beginnen met schieten.


Zeodora liep over het zand terug naar het fort. Na enkele ogenblikken gaf ze de mannen bevel om te duiken. Zes doken naar het eerste schip, de andere zes naar het andere schip. Ze nagelden de ijzeren plaatjes aan het schip, en knoopten de touwen er met dikke knopen aan vast. Dan zwommen de duikers terug, behalve de ene met het mes en Ianca.

Ze kwam boven water, zo dicht mogelijk bij het schip, en wierp haar haak om de achtersteven van het schip. De hamer had ze al in het water verloren, en haar mes hield ze tussen haar tanden vast. Ze klom naar boven, sprong vlug op het dek en hield haar mes vast. De kapitein aan het roer draaide zich verschrikt om. Hij kende haar.


Kapitein: Ianca, jij hier? Wa-wa...
Ianca: Ik zou zeggen, orders zijn orders.
Kapitein: Vuile... Soldaten!!


Vlug sneed Ianca het hoofd van de kapitein eraf en dook in het water. Goede vrienden waren ze nooit geweest.
Ze voelde ineens een steek in haar rug, een aanhoudende pijn, maar besloot onder water door te zwemmen. Toen ze bij het kustje kwam rendde ze naar de vijftig soldaten die achter een grote rots verborgen stonden. Uitgeput riep ze dat het hun beurt was, en al vlug liepen de mannen naar de touwen die op het strand onder het zand verborgen lagen om de schepen op het strand te trekken.
Ianca voelde aan haar rug, een pijl uit een kruisboog had haar in de rug geraakt. Geen grote verwonding, alleen een last. Ze ging naar binnen, liep verward naar het infirmatorium en verzorgde zichzelf door de pijl eruit te trekken, de wond te verbinden, haar te drogen en haar uniform terug aan te doen. Toen ging ze terug naar het strand met een zwaard dat ze gevonden had en keek naar de schepen die bijna op het strand waren. De mannen in het schip waren verbaasd en probeerden te vuren op de mannen die achter houten beschuttingen verscholen waren. Ze vond dat het nu wel tijd was en commandeerde de mannen om de schepen te bestormen en iedereen erin te doden of gevangen te nemen... In een halfuur was het voorbij. De kannonnen werden in de hogere torens geplaatst en konden het vijandelijke kamp bombarderen als ze dat wilden. Ze hadden het beleg gewonnen.





 
In Aral zat de oude koning Daemon wat rond te dolen in een appelboomgaard van een afgelegen kasteel. Het was best warmpjes. Twee soldaten begeleidden hem van op een afstandje, samen met zijn lijfarts die hem tegenwoordig overal achtervolgde. De man plukte moeizaam een appel uit de boom en staarde er lang en intens naar. Een traan rolde over zijn wang. Z'n oude grijze haren waren wat warrig, en z'n eens zo scherpe valkenogen hadden nu een troebele kleur. "Het leven gaat door..." mompelde hij. "Over honderd jaar is niemand die ik ken meer in leven... Griffith's daden en de mijnen zullen slechts als herinneringen voortbestaan in marmer..."

Hij keek naar de helderblauwe lucht. "Wat voor betekenis, heeft het allemaal. Koning... boer. Ridder...koopman. Beul...monnik. Mensen zijn gelijk, we zijn naïef. Naïef en arrogant. We denken de wereld aan onze voeten te hebben, maar... de tijd is krachtiger dan ons. We zijn zijn eigendom..."

Daemon keek terug op enkele glorieuze overwinningen, dappere daden, en zijn oude vrienden van wie de meesten nu al dood waren of oud zoals hem. "Ik heb mijn leven goed gespendeerd... Ik ben klaar..."

Op dat moment viel de oude man neer. Hij was al dood voor hij de grond raakte. Gewoon, van ouderdom. En met een blije gedachte als herinnering van het stoffelijke leven. Iedereen was in rep en roer... hun geliefde koning was overleden...

 
Na vijf jaar lang dienen in het Aralse leger was het zover .. hij was kapitein maar zou spoedig hoger dan dat zijn .. want iedereen wist nu dat de koning dood was er een vervanger moest komen. Ze weten alleen nog niet dat hij dat zal zijn. Hij had een groot deel van de stemmers omgekocht, want nu dat de koning dood is en zijn zoons niet bepaald .. geschikt meer zullen zijn als koning als Gryffe klaar is zal hij wel moeten gekozen worden. Zijn troep maakte zich klaar om binnen te vallen in het hoger gelegen deel van de stad, en het ging nu dan voornamelijk om de troonzaal.

Gryffe: Oke jongens, opzadelen en vooruit.

De troep nam plaats, zo ongeveer twintig man, op hun paarden en begon de rit naar boven toe. De mensen joelde Gryffe uit terwijl anderen hem vriendelijk groette of soms zelfs buigen.
Een van de mannen kwam naast hem rijden en keek bezorgd.

'' Ik heb twee kinderen weet je .. en een vrouw en een vader waar ik geld voor moet binnen halen .. ''

Gryffe wuifte het weg, zei dat het wel goed kwam zodra hij bovenaan stond en schreeuwde toen dat hij terug moest in formatie en dat de rest zich moest klaarmaken. Hij keek naar boven op de toren waar een man naar hem zwaaide en de deur daarna open gooide.
De troep stormde naar binnen en Gryffe sloeg een van de wachters neer met zijn speer, sprong van zijn paard en blokte een aanstormende man met een speer door zijn schild de lucht in te gooien waardoor de speer wegketste. Hij hakte de speerpunt eraf met zijn inmiddels getrokken zwaard, gaf de man een trap en ging door. Hij sprong de trap op en ging door de grote deuren naar binnen. Hij sprong opzij maar liet een voet staan waardoor een andere wachter struikelde. Hij rende door de grote zware deuren waar de kiesmannen vergaderden. Gryffe hield een oud document in de lucht en begon met een luide stem te praten.

'' Hierin staat dat, indien de koning sterft en er geen vervanger is, iemand uit het leger met diplomatieke vaardigheden moet worden gekozen, en niet iemand die gekozen is. Dat kiezen is alleen van toepassing als er geen persoon gevonden kan worden met die twee benodigheden. ''

Een van de mannen sprak hem tegen; '' Dat document is al meer dan drie eeuwen oud! ''

'' Houd je mond, '' snauwde Gryffe '' of wil je liever ten schande gezet worden omdat je oude tradities niet op laat gaan, oude gek! ''

Het werd volledig stil en de soldaten van Gryffe kwamen achter hem staan.
De omgekochte kiesmannen waren al vanaf het begin voor Gryffe, maar de rest was nog wel een beetje tegenstrijdig.

'' Bovendien is het belachelijk dat ik en mijn mannen worden aangevallen, is dat de gang van zaken in Aral? Of niet? '' De mannen knikte instemmend en de wachters die niet knock out waren keken naar de grond vol schaamte.

Na een lange discussie waren ze het eens, Gryffe moest koning worden, maar er moest iets ongebruikelijks gebeuren. Er moesten ondersten zijn die hem hielpen met besturen, mensen die in plaats van adviseurs, oud en knorrig, jong en sterk waren en ook openbaar bekend stonden als invloedrijke mensen. Gryffe stemde in, hij had dit al voorzien voordat hij uberhaupt koning wou worden. De vier mannen onder hem zouden worden;

Karl; een van zijn eigen mannen, sterk, slim en atletisch maar bovenal trouw.
Jurm; een rijke koopman die al veel invloed had, en bovendien een goede vriend van Gryffe.
Elianne; een van de invloedrijkste vrouwen in het rijk wat nogal ongebruikelijk is. Ze leid de vloot en is een kei in het bestuurs van steden.
Stef; een van de oudste mannen van Aral nu de koning dood is, en ook een van de wijste.

Gryffe boog voor de rest, en stapte naar buiten, over de soldaten die op de grond lagen heen.
 
Drie weken verder. Ianca's nieuwe schutters waren klaar voor de strijd, en zouden zo dadelijk aan hun eerste slag beginnen. Ze waren nog niet zo goed als de beste Yseners en hadden ook hun bewapening niet, maar ze waren gewoon goed. De slag nam plaats bij de kust, en dichtbij een haven waarvan sterke schepen gebouwd konden worden. Als de Yseners het wonnen van de rebellen, zouden ze Ys voor een onbepaalde tijd gered hebben. Dat hing af van de mate van overwinning natuurlijk. Als ze het verloren, werden ze de zee ingedreven en hun hele leger gedecimeerd. Dat zou een ramp betekenen.

Zeodora's leger had alle voordeel aan hun zijde. Ze waren met meer, hadden genoeg schutters en piekniers om de Yseners wat tegen te houden, en voortreffelijke cavalerie om de vijand de genadeklap toe te brengen. Ook konden ze van hoger gebied aanvallen, en hadden ze de ochtendzon in hun rug. Het leek wel alsof Ys zo van Zeodora kon zijn. Maar in het kamp van de soms wat bijgelovige huurlingen, heerste het gerucht dat de vijand over magiërs beschikte.
Magiërs die de 'Dolers' genoemd werden ofzoiets, en erg gevreesd waren. Zeodora wees zulke dingen af als bijgeloof en onnozelheid.

De eigenlijke slag duurde lang, zonder dat één van beide kanten nog de overwinningsbeker kon toeëigenen. Het voetvolk van Zeodora werd teruggedreven, en Ianca had het zwaar om haar troepen stand te laten houden. Onder de knallende musketschoten, verblindende rook, en met duivelse snelheden vliegende dood om hen heen, was het een chaotische situatie. Ianca was enkele keren door haar pantser geschoten door drie verdwaalde kogels, die haar min of meer ernstig verzwakten. Ze vocht nu met haar zwaard, en door haar linkeroog kon ze niet meer zien vanwege het bloed. Maar ze hield stand, en dat was wat telde. De lichte Qigongnese ruiters hadden de Yseners via de zijkanten lasig gevallen door hen te beschieten met pijlen. Dat was enigzins grappig, maar toch ook ernstig. De pijlen geraakten niet door de sterke Ysener pantsers, maar deden wel veel pijn en brachten irritante blauwe plekken over de Yseners heen. De zware Aralese ruiterij had het even moeilijk gehad tegen de Ysener ruiterij omdat ze aanvankelijk met kruisbogen op hun superieure vijand schoten. Toen de overmoedige Aralese ridders klaar waren, vielen ze meteen de flanken en achterkant van de Yseners aan. Knie aan knie vochten ze moedig, en hadden bijna het hoofd van Veluto kunnen afhakken als hij niet zijn duivelse plan tevoorschijn toverde. Een tiental mannen kwamen achter de ridders tevoorschijn, en doodden veel van hen met vreselijke vuuraanvallen en meer duivelse hekserij! Waren dat die "Dolers?"

De Aralesen vluchtten, gevolgd door het voetvolk. De Qigongnesen hieven hun armen om hun bevelhebbers te tonen dat wat hun betreft de slag voorbij was.

Ianca hield even stand, maar werd bijna overrompeld als Zeodora en haar lijfwacht zelf haar niet te hulp geschoten waren. Acht zo andere officieren konden door Zeodora's moedige, maar in bepaald opzicht toch dwaze daad gered worden. Bovendien waren ze erin geslaagd twee van die dolers omver te rijden en gevangen te nemen. Ze vluchtten weg naar het dichtstbijzijnde fort, een haven, waar ze al gauw verdedigingswerken gereedmaakten. Zeodora stuurde Ianca en de gewonde officieren naar de ziekenboeg van de gouvernementele residentie daar. De Dolers werden in een zwaar bewaakte gevangenis gehouden, maar slecht werden ze niet behandeld. Van de rest van Zeodora's troepen was maar de helft teruggekeerd. De meesten hadden tijdens de vlucht gedeserteerd, en nu had Zeodora slechts een groot deel van haar voetvolk, een fractie van haar Aralese ridders, maar geen enkele Qigongnese ruiter meer. De situatie zoals die er nu uit zag, was bleekjes voor Zeodora...



De volgende dag werd Ianca bij Zeodora geroepen. Die zat ongegêneerd in een stoombad van het badhuis, en vroeg zelfs wat ongegêneerder of Ianca niet wilde meedoen. Maar Ianca wees het voorstel vriendelijk af en vroeg waarom Zeodora haar geroepen had.


Zeodora: Gisteren, tijdens de vlucht, toen we jullie huid probeerden te redden, hadden we enkele ongebruikelijke gevangenen gemaakt. Je kan al vermoeden over wie het gaat zeker?
Ianca: Mhmm, u bedoelt die Dolers, Vrouwe?
Zeodora: Inderdaad. Ik wil dat je wat informatie van hen uitknijpt, en hen naar onze kant laat komen.... misschien dat we dan die hele magische instelling aan onze kant kunnen krijgen, hmm?
Ianca: Zoals u dat wenst.
Zeodora: Pak hen niet te hard aan! Behandel hen met eer en milde vriendelijkheid.
Ianca: Zal ik doen.
Zeodora: Oh, misschien kun je nadien dit stoombad uitproberen? Ik raad het je volkomen aan... Goed voor stijve spieren na de strijd enzo.
Ianca: Ik zal het overwegen.
Zeodora: Goed, ga nu maar je opdracht uitvoeren, en probeer die zo spoedig mogelijk te vervullen, ok?
Ianca: Zeker, vrouwe.


Ianca wandelde het badhuis uit en veegde de aangedampte stoom van haar pantser weg. Ze ging naar de gevangenissen, ongeveer hetzelfde soort als zij eerst in had gezeten; voor mogelijke bekeerlingen dus. Ze liep naar de gevangenisdeur waar één van de dolers in zat en praatte wat met de bewaker. Die liet haar binnen en deed de deur achter haar toe. Ianca ging glimlachend de kamer binnen.

Ianca: Je hebt tijdens onze vorige veldslag veel van onze kameraden gedood... Nu ben je onze gevangene en ik kom met u praten... Ik heb een voorstel dat je niet kan weigeren...
 
Kilmar was aangekomen op de plek waar de bijeenkomst zou worden gehouden. Het was een oude ruïne van vroeger, in de landen waar nu geen land de baas was. Als Kilmar het zich goed herinnerde, waren ze aardig in de buurt van de piratennederzetting van de berucht piraat Barend.

Deze piratennederzetting was al jaren vernietigd door een grote Ysse vloot die hard had afgerekend met de piraten. Barend was waarschijnlijk al dood, al dan niet omgekomen tijdens de aanval, dan wel van ouderdom.

Kilmar verwachtte ongeveer 25 man die zouden komen. 1 Keer in de zoveel jaar kwamen ze bij elkaar om de zaken te bespreken die in de wereld rondgingen. Maar ook om de huidige Warlock stand te bespreken. Deze nam een drastische daling, dus er werd druk gezocht naar nieuwe ingewijden.

Kilmar trok een van zijn tassen open, op zoek naar wat te eten. Hij kreeg de laatste tijd snel honger na wat reizen. Maar dat zal de ouderdom wel zijn dacht hij bij zichzelf. Al etend begon hij rond de oude ruïne te lopen. Het was ooit een Oegre nederzetting geweest, toen de Oegres nog veel in dit gebied voorkwamen. Uiteindelijk werden ze verdreven door andere volkeren en waren nu gedwongen om in het hoge Noorden te leven.

Kilmar zuchtte eens diep, het waren moeilijke tijden voor de meesten, ook voor hem. Hij kon zich niet meer openlijk vertonen in Acron en Krimor door de grotere hekel die men kreeg aan Oegres. Zelfs zijn ontmoetingen met Drakonian waren lastig. Niet dat de koning een hekel aan hem had, maar zijn hofhouding wel. Daarom moesten ze altijd in het geheim ontmoetten wou Kilmar niet ontdekt worden.

'Hallo, Kilmar.' zei een gedaante in een kap en mantel. Kilmar draaide zich om en begroette de gehulde persoon. 'Goed jou hier ook te zien Ser, het is lang geleden.'
'Zeg dat wel,' begon Ser, een man van bijna 2 meter 'veel te lang geleden.' Hij deed zijn kap af, en daaronder kwam een kaal hoofd met grote tatoeages uit. Ser kwam uit Qigong. Hij woonde daar in de bergen waar hij weken kon mediteren over allerlei moeilijke vraagstukken waarmee de orde problemen mee had. Hij was ook degene die 2 na belangrijkste positie vervulde in de orde.

'Ik ben onderweg Uther, Pyrma, Iuop en Den tegengekomen. Ze zijn nog onderweg hiernaar toe. Alleen ze zijn blijven hangen in Asir. Daar woonde ene bekende van Uther die hij graag mee wou nemen naar de bijeenkomst om in te wijden.' Kilmar trok zijn wenkbrauwen op. 'Een nieuw lid? Wat is zijn specialisatie?'
Uther: 'Hij staat voornamelijk in onze kringen bekend als alchemist, maar is erg toegewijd aan de lessen van het Duister. Hij is nog niet een volwaardig Warlock, maar eenmaal hij genoeg ervan weet kunnen wij hem inwijden dacht ik bij mezelf.'
Kilmar: 'Dat is zeker goed om te horen. We kunnen de nieuwe mensen zeker goed gebruiken.'

Op dat moment kwamen de rest van de Warlocks aan op de plaats van de bijeenkomst. Ze kwamen uit de bosjes, tussen de ruïnes vandaan, eigenlijk overal. In totaal bestond de orde uit 30 man. Nou ja, man. Elven, dwergen, mensen, Oegres, Noorderlingen, ex-Dolers etc. 'Mooi, mooi...' sprak Kilmar.

'Zo te zien zijn we met velen gekomen. Dan verklaar ik bij deze, de 265ste bijeenkomst der Warlock voor geopend!'


Damian en de rest van zijn familie kwamen uitgeput aan de poort van Hogun. Ze hadden twee gewonden bij zich, dus ze trokken veel bekijks, voornamelijk omdat ze allemaal familie waren van de koning. Damian zag Kulin verschrikt de poort uit komen.

'Wat is hier gebeurd, jullie zijn allemaal gewond!' Damian zuchtte. 'Ja, we werden verrast door een groep Orcs, en toen kwamen we Danain en de rest tegen. Ze werden aangevallen, dus we gingen ze helpen. Uiteindelijk zijn we er nog goed uitgekomen. Maar 2 lichtgewonden.'
Kilmar *ongerust*: 'Wat je mooi noemt! De halve Koninklijke familie had wel dood kunnen zijn!!'
Damian *nu geïrriteerd*: 'Denk je soms dat dit onze schuld is?! Wij wisten niet hoeveel Orcs er waren en of ze ons überhaupt ons zouden aanvallen.'
Kulin: 'Het is onverantwoordelijk om in deze tijden die bossen in te gaan voor een winterjacht, Drakonian zou nooit dit...'

Danain: 'Stilte! Terwijl jullie hier staan te kibbelen raken de gewonden alleen maar verzwakt! Damian, ik denk dat het handig is als jij naar Drakonian gaat om de situatie te melden. Dan zorgen wij wel voor de rest hier.'
Damian: 'Komt goed!'. En Damian beende richting de troonzaal. Kulin keek hem nog na, en volgde hem richting Drakonian.

Eenmaal in de troonzaal vertelde Damian alles over de ontmoeting met de elven en de Orcs. Hoe ze Danain en de rest vechtend hadden aangetroffen tegen de Orcs en hoe Roland hun geholpen had om te ontkomen.

Drakonian: 'Hm, die Orcs zijn een serieuze bedreiging. Hetzelfde geld voor die Elfen. We hebben eindelijk een veilig land, en dan zit dat volk weer in onze bossen. Ok, we doen het zo, jij mobiliseert een strijdmacht om de Orcs uit de bossen te jagen. Jaag ze de zee in zonodig, dat ze niet na een paar maanden alweer terug zijn. Dan zal ik de Dolers raadplegen hoe we het probleem met die Elfen kunnen oplossen. Het lijkt me niet goed voor onze diplomatieke betrekkingen als we ze uit zouden branden.'
Damian: "Ze zouden niet anders verdienen! Wij gaan toch ook niet in hun bergen zitten en zeggen dat die van ons zijn!?"
Drakonian: 'Damian, soms kan je dingen niet altijd met soldaten en geweld oplossen. Het is misschien niet het snelst, maar niet de beste oplossing.'
Damian: 'Ja, vast.'
Drakonian *boos*: 'Ik denk niet dat je hier veel tegen in kan gaan brengen. Als ik zeg dat het zo gaat gebeuren dan gebeurd dat zo! Als je hier niet achter staat is dat jou keuze, maar je moet mijn keuze accepteren.'
Damian: 'Ja, ja, het zal allemaal wel. Ik ga maar eens, bij Tyfes en de rest kijken.'
Drakonian: 'Dat is goed mijn zoon. Ik zal later ze eens op komen zoeken.'

Damian verliet de troonzaal, terwijl Kulin, verstopt achter een groot schilderij, hem nakeek. 'Zo, de prins en de koning kunnen het niet zo goed vinden met elkaar. Dit kan mij goed uitkomen.' dacht hij bij zichzelf.
 
Roland keek onverschillig naar Ianca.

Hij had de sinds dat hij gevangen was genomen eraan gedacht hoe hij hier zich uit kon halen.
Aedan had hem en zijn groepje de volgende opdracht gegeven, nadat ze de rapport bij de noordelijke Dolers uitpost hadden gegeven, en over de meldingen van de orcs en dat zelfs de Elven in de noordelijke bossen van het Verenigd Noords Rijk rond spookte.
Aedan zei dat hij wel iets zou proberen te vinden dat de elven niet de woede van de Noorderlingen op hun hoofd haalde, en dat de Elven niet elke Noordeling in zicht zouden bekogelen met pijlen.
Echter was Aedan wel bezorgd om de burgeroorlog in Ys. Sinds Veluto aan de macht was, mochten de Dolers nog steeds vrijwilligers in de Ys verwerven en ook nog een post in het rijk hebben.
Ook mocht de Orde nog steeds gebruik maken van de Royale bibliotheek. Alleen er waren er een paar problemen met Veluto aan de macht.
De nummers van vrijwilligers voor de Orde slinkte, normaal gezien niet echt waar de Dolers zich druk om maakte, maar het slinkte gevaarlijk en na onderzoek bleek het dat vrijwilligers door mannen van Veluto werden opgewacht en dat Veluto zo ervoor zorgde dat de mensen met een goede talent voor magie werden tegen gehouden en voor hem zouden werken, gelukkig durfde Veluto geen tovenaar of Doler te vangen, maar dat zou later geen probleem worden.
Aedan wou dat Roland op een geheime missie ging. Veluto had in het geheim een kleine aantal Dolers omgekocht, Aedan kreeg hiervan meteen melding van de Dolers zelf en de vraag wat ze moesten doen.
Hij bedacht dat de zogenaamde omgekochte Dolers zouden vechten voor Veluto. Zo konden ze meer informatie over de legers etc. verzamelen en zou Aedan die gebruiken in een diplomatische gesprek met de leidster van de rebellen.
Roland ging dus samen met de Dolers naar Ys en het werkte, ze vochten een paar slagen, alleen was hij nu gevangen.
Ianca : Simpel, jij vecht voor Zeodora en helpt mee Ys van die tiran te bevrijden.
Roland *keek spottend* En dan krijg ik me vrijheid...of anders?
Ianca : Zeodora jouw hoofd...wat zeg je ?
Roland *zuchte en keek verveelt naar Ianca* Weet je, vroeg of laat zal mijn Orde afvragen wat er gebeurd zal zijn met die twee leden...dan zal Veluto meer en meer steun van mijn Orde krijgen en dan zal de tij zeker voor jullie keren.
Ianca *glimlachte langzaam* Tegen die tijd zal mijn mes jouw keel oprijten...dus...wat zeg je ?
Roland : Ik wil die Zeodora zelf spreken...

Nadat hij boeien en begeleid door Ianca en nog twee veteranen, komt hij bij Zeodora aan.
De veteranen nemen plaats bij de deur en Ianca begeleid Roland naar binnen, die bloost en weet even niks uit te brengen wanneer hij Zeodora zo ziet.

Zeodora : Ianca, ik dacht dat je hem wel zelf kon overhalen.
Ianca : Hij wilde u spreken, vrouwe.
Zeodora *glimlacht* Spreek dan.
Roland *beet even op zijn lip en zuchte en keek fel naar Zeodora* Ik wil weten hoe het met mijn mede-Doler gaat.
Zeodora : Gaat alles goed mee, wat schrammen en een paar littekens maar hij leeft nog.
Roland : Mooi....ik wil deze boeien af.

Even werd het stil, Ianca keek snel naar Zeodora, die glimlachte maar haar ogen straalde een koude en kille emotie uit.

Zeodora*lacht* En wat zorgt ervoor dat jij me niet in een pad verandert?
Roland *antwoorde koeltjes* Simpel, omdat ik je anders meteen vermoordt...maar als je met mij wilt onderhandelen en zelfs de steun van mijn orde wilt, dan eis ik dat deze boeien afgaan.
Zeodora : Ianca, maak hem los...
Ianca : Maar...
Zeodora : Doe het...

Ianca maakte hem los en hield hem goed in de gaten. Roland draaide zijn polsen beetje los en bewoog wat met zijn vingers om wat meer gevoel erin te krijgen.

Roland : Mooi zo, dat voelt stukken beter...wel, ik nam aan dat u de Dolers aan uwe kant wilt...waarom?
Zeodora : Jullie gebruiken zowel magie als steel, nee? Als Veluto van jouw Orde gebruik maakt, dan heb ik een serieus probleem. Ik heb voldoende getraind staal om een redelijke kans tegen hem te maken.
Roland *glimlachte langzaam* Alleen het magie...wel om meteen te verklappen...Veluto heeft weinig magie aan zijn kant.
Zeodora *fronste* Maar jullie Dolers vechten toch voor hem?
Roland : Niet echt, we vochten om zijn vetrouwen, zodat we hem beter konden uitschakelen. Ik kan zelfs aan kwestbare informatie komen over zijn legers, wat zijn huidige plannen etc. zijn.
Zeodora : En waarom zou ik dat geloven?
Roland : Omdat, er nu nog een paar spionen van mijn Orde zijn hof binnen zijn en daar alles in de gaten houden. Echter, wilt u de Dolers hun hulp, dan eisen we het volgende.
Zeodora : En jij bent ?
Roland : Ik ben Roland, zoon van Gerontis en Elys. Alleen al door me ouders hun status en naam heb ik invloed in de Doler-Orde. Ik sta ook erg hoog in achting bij de Meester van de Dolers. Dus, wilt u onze eisen horen in ruil voor hulp ?
Zeodora : Graag.
Roland : Als we u helpen, willen we nog steeds volledig toegang tot de Royale bibliotheek, dat de vrijwilligers die zich willen melden bij onze Orde gewoon zich mogen aanmelden en dat u het zweert op uwe leven dat wanneer een Doler door uw hand of iemand onder uw bevel wordt vermoord, u de sancties zal krijgen en accepteren.
Zeodora *fronste* Was dat alles? Geen geld of wapens? Zelfs geen vrouwen of andere pleasante dingen?
Roland * deed zijn hoofdband recht en opende zijn rechteroog* Hebben we een overeenkomst?
Zeodora *glimlachte* Ik denk da...

Bliksem knetterde door de kamer en in een flits was Roland al bij Zeodora, zijn hand bij haar keel en zijn gezicht dicht bij die van haar. Zijn rechteroog , Ion-oog, keek haar recht aan.

Roland : Het is kiezen, je wilt de hulp van mijn Orde wel of niet. Het is niet iets dat je later kan wegwerpen of minder serieus kan behandelen...

Ze gaf geen krimp en bleef kalm en rustig, Ianca trok haar zwaard maar een wijsvinger die naar haar wees hield haar staande.

Zeodora *glimlacht en legt haar hand weer neer* We hebben een afspraak...maar, ik wil die informatie bij de volgende krijgsvergadering...
Roland * doet een stap achteruit en knikt* Dat krijgt u zeker, ik wil ook dat mijn vriend en mede-Doler, Colin, bevrijdt wordt.
Zeodora : Is goed, trouwens hoe deed je nou dat lichtshow dinges geval ?
Roland : Dat is de bliksem-element die ik beheers, van me vader geleerd...
Zeodora : Aha, en nog een vraagje, wat is er met jouw rechteroog?
Roland : Dat is een Ion-oog, die helpt me in een strijd om de bewegingen van een vijand te voorspelen, en om door illusies heen te kijken, mocht ik hem verder kunnen ontwikkelen.
Zeodora : Intressant, intressant...hoe krijgen mijn troepen zo een Ion-geval?
Roland *lachte* Dat kan je alleen krijgen door een afstammeling van de Ion-clan te zijn of anders door iemand met een Ion te doden en zijn oog af te nemen.
Zeodora : Intressant, intressant....
Roland : Nog meer vragen?
Zeodora : Nou eigelijk wel, doen jullie Dolers het ook met elkaar of zijn jullie net zoals die broeders van het Licht in Aral? Met dat celibaat gelofte nog iets?
Roland *blooste en keek de andere kant op* Ik ga daar niet op in, als het u niet erg vindt, ga ik nu toch graag weer even...een euhm luchtje scheppen.
 
Aedan keek verstoord op, Lenna kwam naar binnen en knikte.

Lenna : Heer, u riep me ?
Aedan : Ja, ik wil dat je een bericht voor me afgeeft bij een bekende van onze Orde.

Hij stond op en pakte een envelop, waarop de teken van de Dolers stond, een boek met twee gekruiste zwaarden.
Lenna nam de envelop aan en wachte op Aedans orders.

Aedan : Ik wil dat je die brief afgeef aan Drakonian, er staat in dat wij proberen de rondtrekkende orc stammen die vanuit de steppe naar Acron gaan tegen te houden, alleen zouden we misschien meer kunnen doen door een kleine toevoer van meer wapens en voedsel.

Hij pakte nog een envelop, er stond een teken van een grauwende wolf op. Lenna keek verbaasd naar de envelop en daarna naar Aedan.

Lenna : Voor wie is deze brief?
Aedan : Voor Kilmar, de Oegre en Warlock. Zoals je weet, sinds je een van Gerontis vetrouwelingen was, hebben de Dolers en Warlocks in het geheim zo nu en dan contact met elkaar. Zij gaan liever hun eigen gang, maar wij proberen ondanks alles toch een oogje op hen te houden vanwege hun macht in duistere magie...
Lenna *fronste* Ik weet het, ik heb zelf ooit met Gerontis,Trim en Devron tegenover een Warlock gestaan die gek was geworden....
Aedan : Dan weet je hoe gevaarlijk ze kunnen zijn als ze niet meer helder zijn, ze zijn vele malen gevaarlijker wanneer ze helder en bij gedachten zijn...in die brief staat erin dat wij bezorgd zijn over sommige zaken, zoals die met Orcs en dat er rapporten zijn dat er zelfs Oegres erbij worden gezien. Dat zorgt ervoor dat de Oegres in Acron en Krimor weer een lager reputatie hebben. Elke Oegre die zich laat zien in een van die twee landen zal hoogst waarschijnlijk dat bekopen met zijn dood. Die brief maakt duidelijk dat we dat willen voorkomen en daarvoor hebben we Kilmars hulp nodig.
Lenna : Dan verwacht ik zeker dat ik,Devron en Trim dit moeten doen?
Aedan *knikte* Jullie waren Gerontis leerlingen en vetrouwelingen. Kilmar en zowel Drakonian weten dit en zullen de informatie die zich in die enveloppen zijn vetrouwen..
Lenna : Goed, ik ga meteen.
Adean : Mooi zo.
 
Later in de vergaderzaal, toen nog niemand gearriveerd was, zat Zeodora op haar stoel na te denken. Ze balanceerde een nogal lomp wijnglas op haar knie. Ze dacht na over hoe de Doler zich door geen enkele wereldse macht geïmponeerd voelde, en dus enerzijds wel een grote aanwinst kon zijn hun aan hun zijde te hebben. Anderzijds was het zo dat Zeodora de Dolers in de hand moest houden. Het was nog steeds zij, Zeodora de rechtmatige erfgename van de Ysener troon, die het land moest besturen. Ja, de Dolers kregen genoeg rechten, en mochten zich van haar vrij met hun spirituele en andere zaken bezighouden die vooral Dolers aangaan. Maar wat de wereldse macht betrof, was het zij die de lakens wilde uitdelen. Natuurlijk zou het nooit te ver komen, dacht Zeodora daar vlug bij na.


Al gauw kwamen enkele mensen de kamer binnen en kregen hun stoel. Roland was één van hen, en hij aarzelde vooraleer hij ging zitten, op een stoel dicht bij Zeodora. De andere heren in de kamer leken bekende en zeer bekwame huurlingen te zijn, hoewel twee ervan op Aralese ridders leken en waarvan één een soort uniform droeg. De twee Yseners in de zaal waren de beruchte Bartolomeo de Vere, een expert wat betreft voetvolk, die de Doge Veluto openlijk in het gezicht gespuwd had alvorens met enkele mannen te vertrekken om zich bij Zeodora te voegen. De andere Ysener was degene die Roland ondervraagd had. Over haar was niets bekend.


Zoals gewoonlijk glimlachtte Zeodora, en wachtte ze met praten. Uiteindelijk kwam ze los.


Zeodora: Waarde leden van de krijgsraad, als eerste wil ik jullie iemand voorstellen. Dit is Roland, een belangrijk figuur in de orde van de Dolers.


Meteen klonk er geroezemoes in de zaal, dat pas ophield toen Zeodora al neerkijkend haar hand omhoogstak.


Zeodora: Hij is de zoon van de befaamde Gerontis en Elys, waarover nu zoveel verhalen rondgaan over hun daden. Maar goed, Roland, jullie orde had belangrijke informatie over de intriges in het hof van Veluto en over zijn strijdmacht. Leg uit.


En zo liet Zeodora het woord aan Roland, die wat blozend voor de raad stond.
 
Roland haalde diep adem en keek met een koele blik rond. Toen het helemaal stil was ging hij praten.
Colin liep meteen naar hem toe en legde op de tafel de kaarten van de omgeving van Ys.
Ronald wees plekken aan.
''Veluto heeft de overgroten deel van zijn troepen verdeeld, hoewel jullie daardoor minder gemakkelijk een verrassingsaanval kunnen uitvoeren in de landen achter de linie van Veluto's troepen, betekent het dat we wel beter met een directe aanval kunnen doorbreken.''
De vrouw die Roland gisteren stond op en keek fronsend.
Ianca : Allemaal duidelijk, maar hoeveel bestaat zo een legertrep dan?
Roland : De gemiddelde bestaat uit ongeveer de helft van een leger van jullie.
Andere heer : Maar elke keer dat we tegen hen streden hadden ze of evenveel of meer troepen.
Roland : Ze hebben ook vaak jullie aanvallen door..ze hebben overal verkenners die jullie troepen bewegingen door voordat jullie een verrassingsaanval kunnen uitvoeren, hierdoor kunnen ook troepen van andere legerposities van Veluto de aangevallen legers te hulp schieten.
Zeodora : En jij hebt een oplossing?
Roland : Soort van, ik heb misschien een plan waardoor we misschien meer schade dan een normale aanval kunnen verichten.
Zeodora : Vertel.
Roland : Simpel, ik en nog een groep Dolers zullen proberen ongemerkt die verkenners uit schakelen, dan zullen we voorbereidingen treffen om een grote mist te maken en dan moeten jullie aanvallen.
Zeodora : Dus eigelijk creeëren jullie de verrassingsaanval?
Roland : Ja, maar ik zat te denken, wat nou als uw soldaten zich zullen vermommen als die van Veluto. Met de informatie die andere Dolers doorgeven, kunnen de vervomde soldaten zo de plaats vervangen van de oorspronkelijke soldaten van Veluto. Zo kunnen andere soldaten van jullie aanvallen in zwakkere beschermde gebieden uitvoeren en zo choas verspreiden over de troepen van Veluto.
Een aralse heer : En hoe zal Veluto dan wel niet reageren?
Roland : Ik ken Veluto niet persoonlijk, en ik weet ook niet of ik de verhalen over hem moet geloven. Maar ik weet wel dat mocht dit plan lukken we zo wel een rake klap tegen Veluto kunnen geven.
 
Gwendalen keek om zich heen. Het was redelijk rustig, maar het was ook nog maar net ochtend. Hij voelde de aanwezigheid van de Wolf, maar ook een andere kracht. Iets wat Gwendalen niet aanstond..
Hij liep de trap op naar de vergaderzaal waar de wachters hem tegenhielden.

Wachter; Halt! Je bent niet bevoegd om hier te komen .. laat staan dat dit een goed tijdstip is.
Gwendalen; Ik weet dat de Wolf hier is. Ik verzoek naar binnen te mogen, en anders zorg ik wel dat ik binnenkom .. desnoods haal je de Wolf zelf maar.
De wachters keken even naar elkaar.


Ondertussen, in een bos.

Tenesse had net op tijd weg kunnen teleporteren richting de bossen, want anders was zij ook gepakt. Ze had geen flauw idee waar ze was laat staan waar ze heen ging. In de verte was een vuurtje, nauwelijks zichtbaar, met wat rook er boven. Het was lang geleden sinds ze hier was. Ze zette haar staf stevig in de grond en probeerde te focussen. Vlak achter haar was de zon, dus het was nu ochtend. Ze stapte maar weer verder want van dat nadenken werd ze ook maar chagrijnig. Voor haar begon ze nu een huisje te zien, met een vuurtje wat waarschijnlijk binnen was, want er kwam rook uit de schoorsteen. Vol nieuwe hoop stapte ze door in de hoop op wat te eten, drinken en misschien aanwijzingen waar ze heen moest.
 
Back
Top Bottom