Kings and Queens - RP

Users who are viewing this thread

Jome

Met een lichte tred reed Gawain verder op het pad, dat enkel verlicht werd door de maan. Hoeveel verder moest hij nog rijden voor een stel boeken? Hij glimlachte bij het idee, een man die twee jaar rijd, voor een boek.. en dan blijkt dat het een dagboek is dat nog ingevuld moet worden. HA! Het zou maar gebeuren. Hij keek even om zich heen, helemaal op zijn gemak was hij toch niet zo in de nacht. Tronte moest precies om dat hoekje daar liggen.. en anders was het verschoven toen hij even niet keek, ha! Ja, wat een mop. '' Ha, ja zeker.. daar ligt het, ik zei het toch? '' Tronte. Prachtig dorpje, mooie huizen, mooie windmolen.. en die velden met bloemen, zo in de nacht. Heerlijk, hij kon er wel dagen in liggen.. sterker nog, hij kon hier best nog wel even blijven. Hij was pas over twee dagen terugverwacht bij de grenspost, en dan nog, als hij een dag te laat is zullen ze wel geen alarm slaan. Hoopte hij dan, in elk geval. Vorige keer was bijna het hele land te wapen gegaan omdat hij per ongeluk een verkeerde datum doorgaf. Nou ja, hadden ze maar niet zo dom moeten zijn om hem te sturen, haha.

Hij wiebelde zachtjes heen en weer in het comfortabele zadel, handgemaakt door zijn kameraad, Gryff. Voor de taverne stopte hij zijn paard en klom hij van de rug van het beest. Hij leidde hem de hoek om, de stal in, en sloot het hek. '' En niet teveel hinniken, gek paard. '' Hij liep weer terug het hoekje om en klom het trappetje op, richting de deur. Hij opende de deur en stapte naar binnen met een grote glimlach. '' Ah, kijk eens hoe vol! Gezellig! '' Enkele mannen die bekend waren met Gawain staken hun hand op en hij zwaaide terug naar hen, terwijl hij met grote stappen op de bar af, waar hij twee goudmunten neerlegde. '' Een bier en een grote bout lam graag! '' Het meisje glimlachte naar hem en knikte. '' Komt eraan, ser Sudval. '' Gawain knikte terug en moest hard lachen. '' Ser Sudval? Noem me maar Gawain de dappere! '' Hij knipoogde naar de dame, die begon te blozen.

Hij ging maar snel zitten voordat hij een of andere kerel in zijn nek had, die deze schone dame al had geclaimed. Eenmaal bij zijn vrienden begon het feestje al. '' En, Gawain de Dappere, heb je nog draken gemoord? Reuzen gespietst? Koningen onthoofd? Vertel op! '' Gawain boog zich naar voren, en zei toen met een zeer serieuze toon; '' Toevallig kom ik net van Borhilon vandaan.. juist ja, Axheath, bij de koning! '' De mannen bogen nu ook naar voren en verwachtte een vreselijk verhaal over hoe hij de man had vermoord. '' Ja.. vreselijk aardige vent, HAHA! '' Hij lachte hard en sloeg enkele malen op de tafel, om te laten zien hoe erg hij het naar zijn zin had. De andere mannen keken even beteuterd, en begonnen toen ook te lachen.
 
Hij keek rond. Het mocht niet waar zijn, het mocht gewoon niet. Nergens was iets meer te herkennen. Het vuur had alles vernield. Al die tijd van hard zwoegen en bouwen...Helemaal voor niks geweest. Bedroefd keerde hij terug waar eerst de graanveld was. Die was helemaal leeg en stond nu een simpele grafsteen. Verdrietig, woedend, bitter...Er gingen zoveel emoties door hem heen, hij wist het gewoon even niet meer.

Aedan veegde zijn tranen weg en balde zijn vuisten. Zijn boerderij was afgebrand, de lijk van zijn vrouw in de graanveld gevonden en nergens een teken van hun baby, die nog maar anderhalf was. Aedan haalde diep adem en wou net naar de paard lopen, die hij had gekocht voor een prijs die de helft van totale soldij had gekost. Voordat hij echter op kon stappen, hoorde hij een zwak geluidje. Meteen stormde hij op het geluidje af. Hij rende door struiken met doorns heen en sprong over een gevallen boomstam. Tranen liepen weer over zijn wangen heen. Daar lag ze, opgerold in een doek. Ze huilde, waarschijnlijk omdat ze net wakker was geworden en honger had. Aedan tilde haar op.
Hij fluisterde zachtjes en wiegde haar zachtjes in zijn sterke armen. ''Rustig maar, rustig maar...Ik ben bij je...Rustig maar.....'' Hij hield haar dicht tegen zich aan en keek rond. Grimmig zag hij al snel een dode soldaat met een keukenmes in zijn nek. Meteen kon Aedan al raden wat Serin had gedaan. Ze had waarschijnlijk het bos in willen vluchten, maar werd door één soldaat achterna gezeten. Die had ze vermoord toen ze een kans zag, maar ze wist dat ze hun baby niet zou kunnen beschermen, dus legde ze liever haar baby aan de natuur uitgeleverd dan aan die bruten. Aedan werd boos op zichzelf, als hij eerder naar huis was gegaan of tijdelijk verlof had gevraagd, had hij dit misschien kunnen voorkomen. Hij besefte al te goed dat zulke gedachtes tot alleen maar ellende zouden leiden, maar hij kon even niks anders.
Hij legde zijn baby even neer en onderzocht het lichaam van de soldaat. Hij vond uiteindelijk een zakje met zilverstukken en een brief met de zegel van de Strategos, maar die was door het geronnen bloed uit zijn wond onleesbaar geworden. Aedan dacht na en nam de man zijn bebloede banier mee en de brief. Nu moest hij weg, voordat er weer een groep soldaten naar zijn hoeve zouden komen, of wat er van over was...Wat niks was, bedacht hij bitter.

Hij liep naar het ongeduldige paard en steeg op. Met een hand ondersteunde hij zijn baby stevig en reed op een rustige pas richting Tonte. Hij zou wat proviand inslaan en ook iets waardoor hij zijn kind gemakkelijker mee zou kunnen meenemen. Bedroefd bedacht hij zich dat Serin zonder zijn aanwezigheid zou zijn bevallen en ook wist hij niet de naam van hun kind. Even stopte hij en keek denkend naar zijn dochtertje, want dat had hij al wel gecontroleerd. Ze was nu rustiger, maar hield haar ogen minder stijf dicht geknepen..Aedan vond haar er moedig uitzien, dat had ze vast van haar moeder. Toen viel een klein zilveren armbandje om haar pols op. Aedan zag dat het een meesterstukje was, want de armband was zelfs verstelbaar. Er zat een klein hartje aan, waarop de naam Justine stond.
Aedan dacht na en glimlachte bedroefd. ''Het spijt me Justine, ik ben kennelijk de slechtse echtgenoot die je maar kan bedenken...Ik zal proberen dat anders aan te pakken als jou vader...Dat beloof ik.''

Langzaam reed hij verder en begon na te denken. Waarom zou de Strategos eigenlijk zijn vrouw en kind dood willen hebben? Die gedachte zou hem de hele rit naar Tonte lastig vallen.
 
Gawain stak zijn hand op naar de vriendelijke man die hem een kleine stapel boeken had meegegeven. '' Voor de vrouwe, dus niet in spieken! '' had de man erbij gezegd. Hij had zijn schouders opgehaald en de boeken in zijn zadeltassen gegooid. Wat moest hij nou met boeken? Het bovenste boek van de stapel had hij wel gezien, zelfs eens gelezen. Het was een boek over militaire tactieken van de grote Strategos Ontilon, een oude man die inmiddels al enkele jaren in een kist lag, maar zijn tactieken werden nog steeds toegepast met groot succes. Gawain had er ergens wel respect voor dat ze dit soort boeken las zoals een koningin dat behoorde te doen, maar hij merkte ook op dat de koningin steeds meer moe werd, niet echt meer genoot van het leven. Misschien hoorde dat wel bij het leiden van een natie, hij kon zich ergens wel voorstellen dat dat zwaar werk is.

'' Ah, Sire! Er is vandaag markt, weet u dat dan niet? Er is zelfs rumoer van een heuse onthoofding, jaja! '' Gawain keek de man even geirriteerd aan, hij had nu niet echt zin in dit soort gesprekken en daarnaast liep hij ook nog eens langs hem mee op dezelfde snelheid. '' Dat zal best, boer. '' De man begon alweer over een nieuw gesprek, en Gawain keek een beetje om zich heen. Het huis waar hij de boeken op had gehaald lag ergens in een weide, een stuk van Tonte af. Hij had er eigenlijk al spijt van dat hij het direct was gaan halen. '' Ah Sire, u gaat toch zeker wel kijken? '' Gawain knikte, niet wetend wat de man nu eigenlijk had gevraagd. '' Ja, ik denk het wel. '' De man kakelde alweer verder, kletskop.
 
Roran dook achterover, zover als hij maar kon, en voelde de beroering van de lucht boven zijn gezicht toen het simpele slagersmes net over hem passeerde. Hij veerde lenig terug recht, greep de hand van de bruut, en gaf hem met zijn linkerhand een kaakslag. De man ging zonder een kik achterover. Roran liet het slagersmes vallen. De andere mensen in de herberg feliciteerden hem en bedankten hem. Het was maar een kwestie van tijd tot hun dronken kompaan iemand te lijf zou gaan. Niemand wist daarentegen over het mes dat hij bij zich had, en waren allen verbaasd toen hij dat tegen de jonge edelman die binnekwam wou gebruiken.

"Wat is er met hem gebeurd?" Vroeg Roran aan diens drinkebroeder.
"Ach, zijn boerderij, zijn familie. Helemaal afgebrand. Gisterennacht. Hij was toen onderweg naar huis met de opbrengst van de verkoop van zijn varkens, en zijn hele hebben en houden verkoold aan. Geen spoor van zijn familie. Niets. Hij had een vrouw en 3 kinderen. Echte engeltjes." Antwoordde de man melancholisch.
"Goed. Geef hem dit als hij wakker wordt. Ik zal eens een kijkje gaan nemen bij zijn boerderij. Er is veel dat men in tijden van verdriet over het hoofd kan zien." Zei Roran, en gaf de man enkele gouden rozen.
"Heb dank heer!" Zei de boer.

Per regio, geregeerd door een leenman direct onder de koning of door een groot huis is er meestal (niet altijd) een muntmakerij. Daar drukken ze munten, en om de herkomst van de munt te traceren wordt er een beeltenis van de plaatselijke leenman (direct onder de koning) zijn banier gezet.

De munten van de hoofdstad: Gouden zwijnen
Munten van het gebied van de Hawkins': Gouden rozen


De ranschikking gaat als volgt:

1 gouden zwijn=100 zilveren zwijnen=100 koperen zwijnen


In het algemeen hebben de boeren weinig geld. Ze hebben meestal een fortuin van een twintigtal zilveren munten. De adel is uiteraard stukken rijker met honderden tot duizenden gouden munten, afhankelijk van diens herkomst, koopmannen zijn soms minder rijk, soms rijker.

Laten we stellen dat de prijs van een brood (als vergelijkingspunt) 3 koperen zwijnen is.
 
Aedan liep op de markt rond. Hij had wat voedsel ingeslagen en zocht naar iets, waarmee hij Justine better kon bijhouden tijdens het paardrijden. Na een uur zoeken, kwam hij een stal tegen waar zoiets zag. Het was van leer gemaakt en zo kon hij Justine in een wambuis, waar haar hoofdje uit kwam en niet te strak zou zitten om haar lichaampje. Aedan bedankte de oude verkoopster, die het verkocht voor een goedkopere prijs, omdat ze Justine een engel vond.
Hij zat te denken wat hij nog meer zou moeten halen en was al onderweg naar de stal, waar hij even van de eigenaar zijn paard mocht stallen.

Hij wist wel waar hij heen zou gaan. Regelrecht naar de Hawkins landgoed. Roran zou hem vast en zeker willen helpen of hopelijk de andere overhalen. Echter ging het hem het meeste erom dat zijn dochter daar veilig was, veiliger dan bij hem...Of waar Aedan over aan het nadenken was.
 
Tesamen met een patrouille van Hawkins soldaten kwam hij bij de veraste boerderij aan. Ze onderzochten de rokende puinhopen naar een teken van leven, of de dood, maar vonden slechts de andere varkens, kippen, katten en honden die de brand niet overleefd hadden. De honden bleken neergeschoten te zijn. Ze vonden kort daarna ook sporen van een grote groep mannen.

"Dit ziet er niet goed uit. Stuur jullie snelste man terug naar Regalis. Zeg mijn vader dat er rovers in het gebied zijn gesignaleerd, en dat ik hun sporen volg." Zei Roran.
"Jawel, ser!" Zei de kapitein, en ging in de weer.

De mannen rond hem beseften dat hun middagpauze, en wie weet wel hele dag in beslag genomen zou worden, en kreunden meelijwekkend. Maar ze beseften ook dat als ze hen niet tegenhielden, hun families als volgende konden zijn. Dat risico wilde men niet nemen. De patrouille steeg op en stelde zich op in 2 kolommen.

"Hup! In de veren, we vangen die boosdoeners!" Zei Roran, en ging met de patrouille achter zich aan het bos in, de sporen achterna.
 
Jezus, wat een groot aantal mensen.. met groot ongemak probeerde Gawain zich door de mensenmassa te navigeren, wat ietwat makkelijker was vanwege zijn paard. Enkele mensen schenen hem ter herkennen. '' Hé, dat is Gawain, de zoon van Tygne de Nobele! '' Even draaide de aandacht van de marktkraampjes naar Gawain, maar kort daarna ging iedereen weer gewoon verder. Nu ging het wel een stuk makkelijk, opdat de mensen erop geattendeerd waren dat hij eraan kwam. Hierdoor schoven de mensen wat opzij en kon Gawain zijn paard gang laten maken. '' Hja, hja! '' Na een ongemakkelijke rit, waar hij vaak aan zijn broek werd getrokken, of mensen tegen zijn paard aan stootten, zette hij zijn paard in de stallen.

Eenmaal daar, zag hij een vreemd figuur met een klein kind in een rare constructie. '' In mijn land zorgen de moeders voor de baby's en niet de mannen, vent. '' Gawain gaf een aai over zijn paard en keek even naar de rare man. Deze snauwde naar hem, '' .. ja, dat zou ook zo gelden als ze niet was vermoord, rotknecht. '' Gawain moest even lachen om de houding van de man.
'' Rotknecht? Dat is geen goede naam. Wat dacht je van aardappelboer, kaasvreter, visslachter.. nee, mijn naam is mooier dan dat alles, ik ben Ser Gawain van Sudval. Aangenaam.. en mag ik uw naam weten, of moet ik het laten bij '' de man die Gawain rotknecht heeft genoemt? ''
 
Aedan wierp een ijskoude blik richting Gawain. ''Mijn naam is onbelangrijk, maar ik heet Hendrik.''
Hij vertelde zijn echte naam niet, want wie weet waar die gek voor werkte? Misschien werd hijzelf ook gezocht en hij wou eerst Justine in veiligheid brengen, voordat hij uberhaupt een gevecht aan ging met wie dan ook. Hij klom op zijn paard en was blij met de leren houder, Justine brabbelde wat, maar zat kennelijk niet ongemakkelijk. Hij wou zo snel mogelijk weg hier, maar die vent ging naast hem rijden.
''En waar ga jij dan wel niet heen, Hendrik?'' Aedan vervloekte de man in zijn gedachten en bleef voor zich uitkijken. ''Ik ga naar een landgoed, in de buurt van Tedon. Een oude vriend van me opzoeken.'' Gawain wierp een blik naar Justine, waardoor Aedan onopgemerkt een hand legde op zijn zwaard. ''Zo een lange reis met een baby?'' Aedan knikte. ''Er is niemand anders om op haar te passen....Ik moet nu gaan.''

Aedan liet het paard de passen versnellen, maar die irritante gek kwam nog steeds achter hem aan. Aedan begon te vermoeden dat die vent wel eens mogelijk voor de Strategos kon werken...en dus een vijand voor hem, dacht hij koeltjes.
 
'' Geen probleem, ik was toch van plan om sneller te gaan. Ik moet dringend terug naar Argan. Ziet u, ik ben een ridder van Argan. '' Hij wees op het embleem op zijn schild maar praatte al weer verder. '' Ik moest ooit eens op een kind letten. Geen kleine als die van jou hoor, nee, een zoon van een arrogante rijke adelman. En dat joch was drie keer zo erg zeg ik je! Hield maar niet op met janken, want ik wou hem niet leren hoe hij moest vechten met een zwaard. Ik zeg je, als jouw zoon oo- '' De man keek Gawain geirriteerd aan en riep toen boos '' Zoon? Idioot, het is een meisje! '' Het meisje begon als respons hierop heel hard te huilen. '' Nou, zeg, een erg goede vader ben je ook niet. ''
 
Meteen trok Aedan zijn zwaard en in een moment wees de punt dreigend naar Gawain. Aedan keek kil naar hem. ''Zeg me niet hoe ik me kind moet opvoeden. Bemoei je niet met zaken die je niet aangaan.'' Gawain keek Aedan strak aan, maar knikte alleen maar. Aedan aarzelde en deed zijn zwaard terug in zijn schede. Hij reed door en Gawain bleef naast hem rijden, tot ongenoegen van Aedan. Echter kon hij niet in volle galop weg rijden, gezien de rit dan te ruw werd voor Justine. Aedan pakte een fles, waarin melk zat voor Justine. De vrouw bij het kraampje had gezegd dat het geweldig spul was voor baby's en dat ze er goed van gingen groeien. Zelfs vijf voorbijgangers hadden het gezegd en eentje had zelfs twee flessen voor hem gekocht. Hij pakte de kleine flesje en liet Justine eruit zuigen, terwijl hij de flesje met één hand beethield en de teugels van het paard vasthield met zijn andere hand.

De zon ging al lager staan en hij zou de keuze moeten maken, door rijden of overnachten. Hij zou gaan door rijden, bedacht hij zich net grimmig.
 
Hij bleef de sporen volgen over een wildpad door het bos aan de randen van de vallei geregeerd door de Hawkins'. Na anderhalve dag over het slingerend pad te hebben gezworven roken ze een kampvuur. Stil slopen ze dichterbij. Eenmaal aangekomen bij de heuvelrand zagen ze een natuurlijke open plek in het bos, waar een klein tentenkamp was opgeslagen. Roran zag een banier van de Argan dof op een van de tentdoeken geborduurd staan, en zag ook enkele Borhilon banieren op de tenten.

"Deserteurs en rovers. Een dertigtal. Genoeg om boeren en kleine dorpen te overmeesteren, en toch nog klein genoeg om ongemerkt te blijven in het bos." Zei Roran tegen de wachtruiter.
"We vallen aan bij de schemering. Spaar diegenen die zich overgeven, en probeer hun gijzelaars, als ze die hebben, in de tenten te houden." Zei Roran.

Omstreeks het negende uur na de middag sloegen ze toe. Als uit het niets stormden ze te paard door het scijnbaar rustige en onschuldige kamp, en reden ze over de rovers heen. Elke weerstand werd met gemak neergeslagen, want de bandieten, alhoewel ze in de meerderheid waren, waren verrast en te voet, wat een nadeel opleverde tegen de bereden patrouille. Na een korte slag gaven diegenen die nog konden staan zich over.

"Wie is jullie hoofdman?" Vroeg Roran, toen ze alle gevangen in een rij hadden opgesteld. De gevangengenomen boeren en familieleden joelden de doodsbange bandieten uit, nu ze in een lastig parket zaten.
"H...Hij, heer!" Zei een van hen bibberig, terwijl die ander al snel afwerende gebaren maakte.
"Nee, diegene naast mij! Hem hier!" En hij wees de ongelukkige aan. Op zijn beurt schudde deze heftig met het hoofd.
"Dat is hij! Met die hoed!" Schreeuwde hij schor van de angst. Met een schrille stem riep de nieuwe hoofdman al snel:
"De hoofdman is dood!" Waarop de rest snel instemde.

Grijnzend keken de bevrijde mannen en vrouwen naar het hoopje mens dat er stond. Roran zuchtte diep.

"Bind ze aan een touw vast, we leveren ze over aan mijn vader." Zei hij vermoeid.
 
Eenmaal bij Regalis aangekomen, verbleekten de bandieten een voor een. Ondacnks alles hadden ze gehoopt te kunnen ontsnappen op de lange weg terug naar de stad, maar helaas. En Heer Tyvandor stond niet om zijn liefdadigheid bekend. Hij was een rechtvaardig maar strenge heerser, en moest niets hebben van zielige tijdverspilling als bandieten. Hij was een meesterlijk strateeg, en een goed krijger, maar zijn jonge jaren zijn reeds lang voorbij, en de dood van zijn oudste zoon heeft er ook nooits iets van goedgemaakt.

De poortwachters knikten en stapten opzij voor de jonge ridder toen Roran de poorten van de stad bereikte. Regalis was oorpsornkelijk een kasteel, maar later werd er een kleinere muur rond het dorpje dat zich voor het kasteel gevormd had gebouwd, om dat tegen roofaanvallen en brand te beschermen in tijden van oorlog. Al snel bereikten ze de oorspronkelijke buitenmuur, en betraden ze de binnenplaats van het eigenlijke kasteel. Roran bracht Cadoc naar de stallen en wandelde met de deserteurs op sleeptouw naar zijn vader's vertrekken. Eenmaal toegekomen na een lange trappenpartij klopte hij op de deur.

"Kom binnen."
"Hier, wat deserteurs." Zei Roran tegen zijn vader, die niet erg van praten hield. Hijw as veel te practisch ervoor.
"Goed, laat de schout ze ophangen." Zei Tyvandor kalm en onaangedaan.

De gevangenenrij piepte en kreunde toen ze hun lot vernamen, en werden naar de cellen geleid. Daarna deed Roran zijn wapenrusting uit en ging naar zijn eigen vertrekken.

"Eindelijk rust." Zuchtte hij, toen de deur alweer opendraaide.
 
Gawain stak zijn hand op. '' Boer, hier scheiden onze wegen.. ik moet zeggen dat uw rit de mijne heeft verzacht, alhoewel u niet precies het vriendschappelijk persoon was waar ik op had gehoopt! Dat zal die typische boerenhouding van Dale wel zijn, denk ik zo. Maar voor nu, ik moet terug naar Argan. '' Hij draaide zich weer recht in zijn zadel en galoppeerde weg. Hij had spijt gekregen dat hij niet eerder weg was gegaan, want hij zag aan de zon dat hij te laat zou komen.

Na een tijdje kwam hij terecht op een wegversperring. Zijn paard draaide onrustig naar rechts. '' Ho, ho! Welk een idioot kapt nou een boom in het midden van de weg, he! '' Hij keek even heen en weer en trok zijn schild over zijn schouder. Hierna trok hij zijn zwaard uit de schede, wat een luide klank veroorzaakte. Schijnbaar alarmeerde dit een persoon in het bos, want er vloog een pijl recht op zijn gezicht af. '' Aai! '' Hij deed snel zijn arm omhoog, waarna een Tjak! klonk. Een pijl stak recht door zijn schild. Nu klonk achter hem een schreeuw. Hij draaide zijn paard linksom en sloeg met zijn zwaard in op de man die met een slagersmes op hem afrende. Hij doorkliefde de man zijn schouder en trapte met zijn voet tegen de man zijn hoofd. Gawain sloeg nogmaals op hem in en hakte hem recht op zijn hoofd. '' Ouaw! '' Hij draaide zijn paard weer om om de man in de bossen tegemoet te rijden, en kreeg toen een pijl in zijn borstkas. '' AAAAaaah! '' Hij viel van zijn paard, dat nerveus naar links en rechts draaide. Gawain probeerde recht te staan, en kon, door op zijn schild te leunen, omhoog komen. Hij keek omhoog, recht in de ogen van een ruw bebaarde man, die naar hem grijnsde met tanden zo zwart, zo zwart dat het stukken van een ketel konden zijn. De man zette zijn mes aan Gawains keel en lachte hard op. '' Nu sterf je, Argaanse klootzak. Moge je dood een oorlog veroorzaken die Argan aan stukken rijt! ''

Snel werd een brief in Gawain zijn tassen gedaan, waarna er hard op de kont van het paard werd geslagen. '' Terug naar Argan, rotpaard! '' Het paard begon te rennen, en volgde de weg, zoals het aangeleerd was. Niet lang erna kwam het aan bij een grenspost. '' Hey, hey Nelis, is dat een paard? '' Nelis kwam snel aangerend en keek met een hand boven zijn ogen de weg af. '' Nuja, de stofwolken doen denken van wel.. wacht, ja! Ik zie manen van een paard.. '' Ze bleven even zo staan totdat het paard dichterbij was. '' Wel, dat is het paard van ser Gawain! '' Het paard werd tot bedaren gebracht door deze twee grenswachters. '' Ga snel een groep wachters halen en loop de weg af, misschien is hij van zijn paard gevallen door een slang of iets! ''

Na een tijdje kwam de groep wachters kibbelend terug. '' En? '' De mannen schudden hun hoofd. Nelis ijsbeerde heen en weer. '' Zoek door de zadeltassen, misschien zit er een clou in! '' Snel ging een groepje van drie man door de tassen van het paard. '' Nelis, een brief, hier! Geadresseerd aan de koningin! '' Nelis krabde aan zijn baard. '' Awel, we mogen dat niet lezen.. stuur maar door! De snelste bode die er is! '' Een stofwolk verschool al snel het aanzicht van de bode, die razendsnel ervandoor ging met de brief.
 
In de kleine tijdspanne was Aedan over de grens en schoot al aardig op. Hij zou elk moment op het land van de Hawkins familie komen. Justine slaakte een kreetje en Aedan pakte een flesje. Hij was op en verlangde naar rust. Echter zijn familie kennende, zou hij dat niet echt krijgen. Maar voordat hij zou vertellen wat er allemaal gebeurt was en wat er gaande was, wou hij eerst Roran spreken. Het was van belang dat hij de steun van zijn geliefde neef zou hebben, anders zou het slecht aflopen met hem...En waarschijnlijk dan ook voor Justine.

Hij dacht en gokte dat bij dit tempo hij tegen de avond het zou bereiken, want hij wist niet hoeveel langer hij dit vol zou kunnen houden.
 
Roran keek verrast op naar zijn jongere zus. In totaal had hij nog 2 jongere broers, en van 14 en een van 11, en zijn zus Arya van 15.  Het had lang geduurd voordat zijn moeder over het verlies van hun eerste zoon heen zas, voordat ze weer aan kinderen krijgen kon denken.

"Wat moet je, Arya?" Vroeg hij vermoeid.
"Je broers zijn weer op de binnenplaats aan het trainen. Ze zeggen dat ze net zo goed willen worden als jij. Waardoor iedereen mij weer vergeet sinds oom Sulivan terug naar zijn leen is, en zijn dochter Helena met zich meenam." Legde ze snel uit.
"Dus kom je mij lastig vallen?" Vroeg Roran geamuseerd.
"Nee. Misschien. Ik vlucht eigenlijk voor moeder, want ik heb geen zin in damesachtige dingen doen."

Roran lachte. Hij wou net een antwoord geven toen de deur wderom openging. Dit keer verscheen hun moeder in de deuropening. Arya had zich snel verstopt, en hun moeder vroeg onmiddelijk:

"Is Arya hier geweest?"
"Ik ben net terug van patrouille. Niets gezien, moeder." Zei Roran schouderophalend.

Ze zuchte en vloekte toen ze weer naar buiten ging.

"Als je haar ziet, zeg ze dan dat ze moet gaan borduren!"
"Natuurlijk!" Zei Roran snel, zodat ze zijn grijns niet kon zien.
 
Met grote zwiepen zwaaide Gaheris zijn strijdvlegel langs zijn zij. Zijn strijdvlegel had een korte steel en een lange ketting, handig in gevechten van man op man. Maar in plaats van stekels op de bol was het gewoon een zware bol aan de ketting. Hij reed op volle galop langs de vluchtende man en ramde hem in zijn rug met de grote, zware bol. Hij slaakte een kreet en viel in de modder, waarna gelijk twee mannen hem belaagde en hem in een grote kar zette. Hun hele kamp werd leeg geroofd, en de mannen en vrouwen, evenals de kinderen werden meegenomen en in de grote kooi op de karren gezet. Enkele mannen hadden wat tenten in de hens gezet, anderen waren bezig de andere tenten leeg te roven.

Enkele mannen vochten terug maar met hun speren van hout konden ze niet veel beginnen. In de verte zag Gaheris een man met zwaard en schild vechten tegen twee van deze Noorderlingen, bewapend met een houten knuppel en een houten speer. Hij stopte met zijn schild enkele steken van de speer, en blokkeerde met zijn zwaard de aanvallen van de man met de knuppel. Toen gaf hij een loeiharde trap tegen een van de mannen hun been, waardoor die onderuit viel en meteen werd gegrepen door de sjouwers, mannen die speciaal waren aangewezen om de ongewapende mannen en alle vrouwen en kinderen mee te nemen. Nu ging het gevecht verder, man tegen man, alhoewel het oneerlijk was. De man met het zwaard zwaaide er twee keer mee over zijn hoofd en sloeg toen met de pommel van zijn zwaard tegen de man zijn voorhoofd. De man wankelde even naar links, toen naar rechts, en viel toen achterover in de met sneeuw overspoelde modder. Hij werd mee gesleurd door een man, die snel een lus om de man zijn voet had gebonden en hem meetrok met het touw.

''Een goeie opbrengst, niet waar Gaheris?'' sprak een kleine, kale man naast Gaheris terwijl die afsteeg van zijn paard. Hij keek naar de man en deed toen zijn mond open. ''Niet dat deze schoften ons iets zullen opbrengen.. ze zijn niet geschikt voor werk op de boerderijen of in de mijnen. Ik vind het leuk hoe ze overleven in de winters, vissend op zeehonden, maar daardoor worden ze niet sterk.'' Gaheris leidde zijn paard naar een van de dienaren en gaf hem de teugels. ''Als er nu eens oorlog was, kon ik ten strijde gaan in eigen naam en mijn eigen gevangenen regelen.'' De andere man zei niets, en lachte enkel. ''Sneller dan je denkt, Gaheris.. sneller dan je denkt.'' Gaheris kneep zijn ogen tot spleetjes en keek de man eens goed aan. ''Wat betekent dat? Je weet dat ik niet hou van mensen die in geheimen spreken.'' De man keek hem onschuldig aan. ''Niets mijn heer, niets, vergeef me.''

Toen het hele kamp was leeggeroofd en de mannen, vrouwen en kinderen op de karren waren gezet begon de rit naar huis. Het duurde meestal niet al te lang, hoogstens een week als het weer tegenzat, maar Gaheris keek er altijd tegenop. Hij had moeite om lang stil te zitten en kon dus niet goed de hele ritten uit te rijden zonder af en toe te stoppen. Vaak gebeurde dat een of twee keer per dag. Tijdens de tijden dat hij gestopt was ging hij vaak de bergen in om te ontspannen, en deze tijd gebruikten de mannen om de slaven eten te geven, de doden in zee te gooien en om de honden te gebruiken als intimidatie middel tegen de slaven. Het was al eens gebeurt dat er een slaaf ontsnapt was en dat de mannen de honden los lieten. Gaheris had het niet zo op de honden, het was toch leuk om te zien hoe zo'n Noorderling werd neergehaald door zo'n klein beest als een hond. Aan de andere kant, de honden van d'Luce waren dan ook wel de besten, en werden aangewezen als beste ras voor alle doeleinden, jachthond, oorlogshond, waakhond of als huisdier. Dat is wat er gebeurd als je al sinds het ontstaan van het koninkrijk honden fokt.
 
Skeldar zat bij een vuurtje zijn kippenbout te eten. Ze hadden de laatste dagen weinig succes gehad met het overvallen. Weinig buit en veel verliezen. De spanning was voelbaar in de lucht. Het zou Skeldar niets verbazen als een paar lui zouden gaan muiten. Niet dat hij er veel mee te maken wou hebben. Zolang hij buit kon verzamelen en eten had vond hij alles best. Al deze lui waren toch mislukkingen in zijn ogen. In vergelijking met de Groene Zwijnen was deze groep zeker minderwaardig. De Groene Zwijnen waren beter georganiseerd, hadden goede schuilplaatsen in de bossen en muiten kwam er niet voor. Skeldar wou dat hij terug kon, maar als je ruzie zocht met een kapitein was je daar niet langer welkom.

Skeldar hoopte ooit nog terug te kunnen keren naar het zuiden. Het was eigenlijk de enige plek waar hij graag heen zou willen. Hij zou eerder toegeven dat het hem niets zou kunnen schelen, maar dat deed het eigenlijk wel. Hij at zijn kippenbout op en besloot wat slaap te pakken. Het werd al donker. Een paar bandieten begonnen ruzie te maken onder elkaar. Skeldar zuchtte. Dat word wat vannacht. Die zullen elkaars kelen wel doorsnijden. Hij zocht zijn deken en wikkelde zich in deze bij zijn vuur.
 
''Gaheris, is dat een rookpluim?'' Over de toppen van de bomen waren zeer duidelijk rookpluimen te zien. ''Jazeker. Weet je van nieuwe huizen hier in de buurt? Moet zonder de toestemming van mijn vader gebouwd zijn. Stop de karavaan, ik wil even kijken.'' Direct stopten de drie karren met de kooien erop. ''Hoeveel zijn er al dood?'' Zoals altijd werden de dode slaven uit de kooien getrokken en in de zee gegooid. ''Ziet ernaar uit dat er twee dood zijn. Maar hiervoor waren er al drie anderen dood gegaan.'' Viel nog mee. De meeste slaven gingen vanwege verhongering en een tekort aan water al snel dood. Ze waren al zeker drie dagen onderweg, en volgens Gaheris kon het nog maximaal een halve dag duren voordat ze terug waren bij het kasteel. ''Tja, des te meer ruimte voor die mensen, toch?'' Hij draaide zijn hoofd terug naar de rookpluim. Het was redelijk zwarte rook, dat kon inhouden dat het een open vuur was. Een kamp, misschien. Nuja, het maakt niet uit. Hij is de marshal en dit is ook zijn land, dus hij mag er best kijken. ''Oké, drie ruiters met mij mee. De rest wacht hier.'' Drie van de tien ruiters kwamen naar voren gereden, de rest steeg af en ging zitten bij een stel stenen.

Langzaam maar zeker kwamen ze vooruit door het heuvelige gebied. Gaheris herkende dit.. hier jaagde hij vroeger graag. Het was dus niet heel ver van het kasteel, misschien een half uur rijden. De andere ruiters hielden hun ogen goed open, om te kijken of er niet toevallig iemand hier in de buurt zat als uitkijk van welk kamp of huis daar ook mag liggen. Uiteindelijk waren ze er, en kon Gaheris zien wat er nu precies lag. Het was een klein kamp, met vijf tenten en een groot vuur in het midden. Er was een zeer kleine greppel om het kamp heen gegraven, precies om de rand van het open stuk waarin het kamp lag. In de greppel zaten grote, houten staken. Precies bedoelt om mensen zoals Gaheris tegen te houden. Tussen zijn tanden door floot hij. ''Mannen, vijf tenten, niemand buiten.. vuur smeult nog. Ik denk dat we te maken hebben met bandieten, zoals hun kamp eruit ziet. Zie, daar op die planken. Bloed, moeten wel bandieten zijn.. en ik denk dat ze nog slapen.'' Hij smaalde en moest zichzelf inhouden niet hard te gaan lachen. Wat een amateurs, zelfs de dienaren van zijn vader konden nog beter dan dit!

Met luid kabaal stormden ze het kamp binnen, bereid om ze af te maken. Bandieten verdienden het niet om te leven, zelfs in gevangenschap. Voor de mannen en vrouwen uit het Noorden was er tenminste nog iets van eer te behalen, deze mensen waren gewoon al op een dieptepunt waarop zelfs de duivel hen niet zou willen nemen. ''Sterf!'' Vanwege de stekels waren ze geforceerd om af te stijgen van hun paarden, en voor de andere drie was dit misschien onhandig, Gaheris was het wel gewend en deed niets liever dan vechten te voet. Hij zwaaide zijn strijdvlegel over zijn hoofd en hield zijn schild strak naar voren terwijl de bende gealarmeerde bandieten hun tenten uit kwam. ''Bij het zwaard en bij de speer!'' riep een van de ruiters terwijl hij naar voren stormde, gevolgd door Gaheris en de andere ruiters.
 
Roran stond op het punt om een bezoek te brengen aan het lokale weeshuis toen hij een eenzame ruiter opmerkte. Een zeldzaam zicht op dit uur in de avond. De stadspoorten waren namelijk al langer dan een uur gesloten. Die man zou tot morgenochtend moeten wachten. Peinsde Roran. Toen wandelde hij het weeshuis binnen. Het bevond zich binnen het echte kasteel, waar ze door de goedgeefsheid van zijn grootvader, die het had laten bouwen om de wezen van de oorlog te herbergen.

Het bezoek was kort en bondig, want de meeste kinderen op de oudsten na sliepen al. De verzorgers waren uiteraard vereerd, en Roran zei natuurlijk dat het zijn eer was, en na de beleefdheden en een kort gesprek met een van de oudste pupillen, die binnenkort een beroep toegewezen zou zorden, vertrok hij weer. Tot zijn verbazing zag hij de eenzame ruiter nog steeds op de weg. Hij moet pech gehad hebben. Dacht Roran. Hij besloot, meer om zijn vader te ontwijken dan iets anders, naar de buitenmuur rond het dorp te gaan en een kijkje te nemen.

Eenmaal aangekomen trof hij de ruiter in een verhit gesprek aan met de bewakers.

"Maar ik moet en zal naar binnen gaan en de heer spreken!" Zei de ruiter boos.
"Kom morgenochtend dan maar terug, wanneer de poorten terug open zijn." Antwoordde de wachter sussend.
"Vervloekte..." Begon de man, toen hij een schaduw achter de wachter zag.
"Laat die man ommiddelijk binnen!" Zei Roran streng.
"N...Natuurlijk heer! Ik wist niet dat hij bij u hoorde!" Bibberde de wachter beschaamd.
 
Aedan knikte dankbaar toen Roran hem de beker gaf. Zo nu en dan wierp Aedan een bezorgde blik naar de deur. Ze hadden Justine overgenomen, waarop die meteen ging huilen. Hij zuchtte en wachte Rorans reactie op zijn verhaal af...Tot nu toe had hij begripvol gereageerd, maar hoe zou Roran reageren als het plan zou horen? Erg vrolijk zou hij er niet om worden, maar hij wist dat Roran liever de hele waarheid wist dan de halve.

Aedan haalde adem en keek de andere kant op. ''Ik wil wraak nemen op de Strategos...Ik wil een opstand beginnen en zo me wraak krijgen.'' Roran, die stond bij de haard verstijfde. Aedan stond al op en keek fel richting zijn kant.
Hij zou zelfs zonder enige hulp van hem zijn plan doorzetten, niet alleen verdiende hij zijn wraak, maar hij wou dat Justine veilig in de wereld moest kunnen leven, zonder een hebzuchtige gek die haar en zijn vrouw om een of andere reden dood wou hebben. Even balde Aedan zijn vuist en dacht aan de simpelere tijde...Tijden waarin hij met Roran de dienstmeiden gek maakte en hun oppassers gillend knetter maakte...
 
Back
Top Bottom