The story of The Heroes

Users who are viewing this thread

Marsha knikte en wees hem de stoel en Halt ging zitten.
Hoewel er enkele boeken en rollen perkament op tafel lagen, lag er een polsbeschermer op tafel.

Marsha : ''Ik heb gehoord dat een bekwame persoon voor de heren van de Licht is gestorven vandaag. Zonder dat ze het zelfs maar in link met ons kunnen leggen. Hoewel ik weet en heb gehoord dat het plan van Crowley was, weet ik ook dat als jij er niet was geweest het niet zo soepel zou zijn verlopen.''
Halt zei niks.
Marsha : ''Ik geef je hierbij de kans om onze Orde toe treden en als geschenk een wapen die alle rekruten ontvangen. De verborgen mes. Speciaal ontworpen voor verborgen moorden, maar kan ook een nare verassing zijn voor je vijanden in een strijd. Gebruik hem wijs en het zal ervoor zorgen dat je een strijder word die terrecht word gevreesd en gerespecteerd.''
Halt : ''Dank je.''
Marsha : ''Sinds je al een goede start met Crowley's groepje heb, stel ik je als vierde man aan zijn ploeg. Crowley weet hier al van en zal je met open armen ontvangen. Rust wat uit en train wat. Crowley zal je op de hoogte houden als jullie worden opgeroepen voor een opdracht of als hij een ronde in de stad met jullie moet doen.''

Halt stond op en was bijna bij de deur.
Marsha : ''Halt...ik heb een grote verwachting van jouw en tot zover voldoe je eraan, maar denk maar niet dat je al alles kan maken...Toch, welkom bij de Orde.''
 
Eventjes later zat Halt in de stallen waar hij zijn paard had achtergelaten om het geheime dolkmes te bestuderen. Zijn paard hinnikte kort en leek wel te zeggen:
"Je gaat het nooit kunnen gebruiken."
Waarop Halt zijn trouwe vriend streng aankeek.
"Hoezo?" zei hij bits.
Zijn paard ging verliggen onder de arm van de man, en duwde met zijn neus tegen Halts binnenpols, waar het mes hoort te zitten.
"Kijk."
Halt vroeg zich af wat zijn paard toch kon bedoelen tot hij het ineens doorhad. Hij werd onmiddelijk boos op zichzelf omdat hij zo'n logisch probleem onmiddelijk had moeten zien.

Wat later stormde hij wederom geluidloos Marsha's kantoor binnen, waarop zij eerst verschrikt, en dan boos opkeek.
"Maak dat je we..." begon ze al boos, toen Halt haard de mond snoerde door te zeggen dat hij het mes kwam teruggeven.
"Stap je uit de gilde?" vroeg ze helemaal verbaasd.
"Nee." zei hij nors: "Ik kan mijn boog niet gebruiken tesamen met dit ding, het zit in de weg op elke arm."
Hij liet zien wat hij bedoelde en maakte een gebaar van "zie je wel".
Ze dacht na en zei uiteindelijk: "Goed. Maar je mist dan wel een grote troef hoor!"
Waarop hij met een grijns antwoordde: "Oh, maar nu Abelard terug bij mij is, heb ik mijn vervalsingsspullen terug! Ik heb talloze zegels van evenveel edele koningen, baronnen, ridders en handelaars."
Ze keek hem vreemd aan: "Waarom zei je dat dan niet eerder?"
"Wel." begon hij: "Op dat moment kon ik er niet aan, en was ik op andere dingen geconcentreerd."
"Laat ze eens zien dan."

Wat later kwam hij met een hele zak aan vervalsingspullen aan. Was, inkt, papier, en zegels van zelfs de koninklijke familie van Renwald!
"Goed." zei ze met een brede grijns. "Met een beetje geluk heb je net ons doel veel simpeler gemaakt."
 
Even was ze in gedachten verzonken en knikte toen.

Marsha : ''Roep Crowley en de anderen. Ik heb jullie nodig om rond de stad te zoeken naar dingen die opvallen. Misschien geruchten die jullie opvangen of zoiets dergelijks. Laat Crowley zich daarna bij mij melden.''

Nadat Halt weg was riep Marsha een andere gildelid naar haar toe.

Marsha : ''Zorg ervoor dat Loth op dezelfde plek weer is waar ik met hem vorige keer heb afgesproken. Ik wil weten hoe zijn vooruitgang is en met hoeveel man hij op pad kan gaan. Ik heb al snel hem en zijn mannen nodig om een opdracht voor mij uit te voeren.''
Gildelid : ''Komt in orde.''
Marsha draaide zich om en keek weer uit het raam.
 
Halt wandelde ogenschijnlijk recht op zijn doel af, maar wist hij niet wie of wat hij zou aantreffen. Hij herinderde zich die keer dat hij schijnbaar met een taak door een vijandig legerkamp liep, en daar helemaal niet uit de toon viel, omdat hij deed alsof hij iets moest doen voor iemand. Uit een ooghoek zag hij een snelle beweging, en draaide zijn hoofd verveeld die kant uit en geeuwde om het effect te versterken, en zag daar die Loth vrolijk wat mensen bijeenslagen. Hij was zo geconcentreerd dat hij het gildelid dat recht voor zijn neus landde vanaf het dak niet eens opmerkte.

Halt liep verder toen hij zag dat Loth met het gildelid meeliep. Zijn eerste keus was de marktplaats, daar gebeurt altijd het meeste. Maar net op die dag was het behalve een occasionele dief of vechtpartij heel rustig. Hij vloekte zachtjes in zijn baard. "Nou hoop ik eens iets onverwachts te zien, en dan gebeurt er niks, nada, noppes."
 
Lester

Dat klokkengeluid kon maar één ding betekenen. Hij had iets te lang blijven zitten, merkte hij. Net toen hij opstond zag hij twee koninklijke wachters naar hem toe stappen. Hij keek hen achterdochtig aan en kreeg gelijk in zijn achterdocht.

Wachter: Heer Lester Florent?
Lester: Nee, de Leidsman natuurlijk.
Wachter: Arrestatiebevel van hare majesteit de koningin.
Lester: Ik wil mijn familie eerst zien.
Wachter: Orders zijn orders, meekomen!
Lester: Waar is mijn familie verdomme? Als jullie ze ook maar één haar gekrenkt hebben...
Wachter: Als ze zonder tegenstribbelen zijn meegegaan... We kunnen niks beloven. Als ze zich verzet hebben, zijn ze dood.
Lester: Als dat zo is, zul jij de eerste zijn die er achter komt!

Lester greep de eerste wachter vlug bij zijn keel vast. Hij stampte zijn knie in diens maag en pakte vlug zijn hellebaard af. Hij sprong naar rechts, zwaaide zijn hellebaard en doorkliefde de eerste wachter zijn hoofd. Met een soepele beweging plantte hij het blad van de hellebaard in de tweede wachter zijn gezicht voor die kon reageren.
Lester rende vlug naar de Binnenplaats. Al van ver hoorde hij het geluid van gevechten, geschreeuw en chaos. Op de binnenplaats zag hij een enorme wanorde. Leden van enkele huizen werden door wachters meegevoerd, hun eigen wachters werden vermoord en anderen werden zomaar onder geschreeuw richting de Kroonhal gesleurd.
Zijn eigen ridders lagen dood in plassen bloed, met nog meer dode vijanden rond hen. Hij zag dat hij door een tiental wachters omsingeld werd. Ze vormden een kring rond hem, met hun hellebaarden naar hem gericht. Hij hoorde een paard, gekletter van hoeven op kasseisteen.

"Vader!!"

Lester keek op, het was de jongeman op het paard die hem riep. In één vleug voelde hij zich zowel wanhopig als gerustgesteld. Het was Trystan!

Lester: Trystan, rij weg, zoek hulp! Maak dat je hier weg geraakt!
Trystan: Ik weiger jullie achter te laten, vader!
Lester: Als je blijft, maken ze je af! Maak dat je terug in Wittoorens geraakt, verwittig Arrys!
Trystan: Maar..
Lester: Nu, verdomme!

Even zag hij de vertwijfeling in Trystan's ogen. Hij keek zijn zoon nog aandringender aan. Uiteindelijk reed Trystan toch weg, teleurgesteld. Lester keek hem nerveus na toen hij weg reed. Toen hij Trystan de poort uit zag rijden, focuste hij zich weer op de wachters rond hem.

Wachter: Je bent omsingeld! Laat dat wapen vallen, nu!
Lester: Dan zul je 'm eerst van me moeten afpakken!
 
Na wat rond te slenteren bij het plein waar de gildemeester zich bevond, hoorde hij de vluchtende mensen door de straten rennen, doodsbang krijsend over het bloederig geweld. Onmiddelijk klom hij de daken en volgde de stroom mensen in de tegenovergestelde richting. Nu kon hij de gevechten zelf ook horen, en eenmaal bij het pleintje aangekomen waar de meeste edelen verbleven die de koning had opgeroepen, voordat hij ziek werd, zag hij de slachtpartij. Er waren nog maar enkele van de ridders van de edelen over, die tevergeefs hun meesters hadden proberen te beschermen.

Hij zag midden op het plein acht bewakers bewapend met hellebaarden en speren rond een woeste edelman gaan staan. Hij kon van zijn positie niet horen wat er gezegd werd, maar grijnsde toen de man vervaarlijk met zijn gestolen hellebaard rondzwaaide in een niet mis te verstaan gebaar. De kring van soldaten kwam als een man naar voren om de edelman te grijpen.

Hij greep zijn boog, en in een vloeiende beweging ook een pijl, en legde die in diezelfde beweging naadloos op de pees. Hij had deze handeling duidelijk duizenden keren gedaan. Langzaam kwam de boog omhoog, terwijl hij het totaalplaatje in het oog hield. Niet genoeg wind om rekening mee te houden, afstand zo'n 75 meter, een makkelijk schot voor de ervaren woudloper. Hij liet de pees los en zijn hand greep automatisch naar de volgende pijl en schoot deze ook af. Dit hele proces duurde zo'n 4 seconden.

De bewakers keken verward toen een van hen als door de bliksem getroffen als een zoutzak in elkaar zakte, zonder zelfs een kreet te slaken. Nog voordat ze doorhadden wat er aan de hand was gooide een andere zijn armen hulpeloos de lucht in, en slaakte een zwak kreetje toen er een grijze pijl uit zijn borst leek te groeien.
Heer Lester gebruikte de afleiding en zwaaide de hellebaard in een snelle beweging van links naar rechts, waarmee hij een soldaat zijn keel verwijderde, zodat diens hoofd tollend op de straat viel. Hij parreerde een voorzichtige uitval en deed een riposte door zijn hellebaard diep in de bewaker zijn borst te planten. Hij trok het zwaard uit de stervende man zijn schede, en sprong onmiddelijk achteruit met zijn zwaard omhoog om een volgende aanval tegen te houden. De hellebaard die onderweg was naar zijn hoofd miste hierdoor zijn gezicht op enkele millimeters. Ondertussen lagen er weer twee bewakers dood op de grond, terwijl de overlevende kameraden nerveus naar de pijlen staarden die uit het niets hun kameraden genadeloos een voor een neerlegden. Tot overmaat van ramp wierpen enkele gildeleden zich ook in de strijd, en slechts enkele seconden later was het stil.

Heer Lester begon al te spreken: "Dank voor het redden va..." zijn zin werd afgesneden door een bewaker die hem als levend schild gebruikte tegen de pijlen. Halt glimlachte. Op deze afstand kon hij met gemak een lepel raken. Hij legde aan en schoot de man in zijn voorhoofd, wat het enige onbedekte plekje was. Hij stortte stuiptrekkend op de grond, ongelovig starend naar de pijl tussen zijn ogen, en zakte toen weg.

"Vervloekte mormels!" vloekte Heer Lester zachtjes.
Halt liet zich van het dak glijden en liep het plein op om zijn pijlen op te halen.
"Gegroet." zei hij. "Laten we maken dat we wegkomen." en wees op de aanstormende koninklijke garde. Een van de gildeleden gooide een rookbom neer, en ze vluchtten allemaal een steegje in. Ze ontsnapten maar net aan de soldaten van de koningin, en Crowley besloot dat het risico om Heer Lester het gildehuis mee binnen te nemen geen groot risico was, sinds hij door de koninging gearresteerd werd, wat de kans dat hij banden had met het Licht nihil maakte.

"Zo, dat was maar nipt." zei Halt.
 
Marsha wierp een blik naar rechts en daarna naar links. Waar was Loth?
Ze zat samen met Glenna, die goed vermomd was, op een bank.

Glenna : ''Dus zij zullen...''
Marsha : ''Dat is het idee..Maar dan moet hij wel komen..''
Glenna : ''Als ze niet komen?''
Marsha : ''Dan moeten we opnieuw afspreken..Kom...Laten...''

Ze verstijfde en hoorden paniek kreten in de verte. Iedereen in de omgeving werd ook stil, sommige waren verbaasd en verward terwijl andere wisten wat er aan de hand was of een schatting van de situatie ervan konden maken.
Meteen kreeg Marsha een slecht gevoel en trok Glenna met haar mee.

Onderweg richting de Gilde nam de paniek alleen maar toe en merkte Marsha dat er overal bewakers rondliepen en alles probeerde in de gaten te houden..''Wat was er aan de hand'', dacht Marsha.\
Toen ze de winkel binnenkwamen wierp Marsha een blik op Ulos, de oude man die de winkel bediende. Hij knikte en meteen openende hij de verborgen deur. Meteen toen Marsha binnenkwam merkte Halt, Crowley en een oudere man die erg goed gekleed was.
Zij zagen intussen ook dat Marsha en Glenna binnenkwamen.

Marsha : ''Wat is de betekenis hiervan?''
Crowley : ''Dit is een edelman die we hebben gered..We dachten...''
Marsha keek hem koeltjes aan. ''Ik had beter van je verwacht Crowley. Zwijg!''
Ze had naar Halt gewezen en wierp haar koele blik op Lester. Echter voordat ze iets tegen hem kon zeggen, was Glenna naar hem toegehold en huilde.

Glenna : ''Lester? Lester van de Flortine? Gelukkig ben je nog levend!''
Lester : ''Glenna? Wat doe jij hier?''
Marsha : ''Zij staat onder mijn bescherming...Marsha.''
Lester : ''Lester van de Flortine familie. Ik dank jullie voor jullie...''
Marsha fronste. ''Familie van Janne?''
Lester keek haar verbaasd aan en greep haar bij de schouders. ''Ken je haar? Weet je of ze veilig is?''
Marsha zuchtte en duwde Lester zachtjes van haar af. ''Sorry, maar dat weet ik helaas niet...Ik ben net ook aangekomen en..''
Lester keek grimmig. ''Verdomme....Trystan! Hij moet...''
Marsha : ''Heer, kalmeer...Snel haal wat te drinken en te eten.''

Een gildelid knikte en ging het meteen halen. Marsha draaide zich om en keek naar Crowley, Halt en de twee andere gildeliden die Crowley onder zijn hoede had.
Marsha : ''Snel, ik heb jullie nodig om in de stad te zijn en de situatie te onderzoeken...Wees op je hoede en ik herhaal, haal niemand binnen zonder mijn toestemming! Zorg dan dat ze op een plek zijn die dan veilig is en rapporteer dan wie het is, maar denk eerst aan jullie zelf. Ga nu!''

Ze wees nog een paar aan en stuurde ze ook de stad in, met dezelfde order.
Ze draaide zich om naar Lester en nam hem naar haar kamer, gevolgd door Glenna.
Toen deed ze deur dicht en keek bezorgd.

Lester : ''Jullie moeten haar vinden en ook Trystan...''
Marsha knikte en ging ook zitten. ''U moet rusten...Zeg me nu, waarom is er ineens zoveel paniek in de stad?''
Lester : ''De koning is gedood....De koningin heeft toen bevolen dat elke lid van een edele familie moest worden gevangen..Ik begon me te verzetten en wou ontsnappen, net zoals anderen. Toch...''
Glenna hapte naar adem en werd bleek. ''Waarom zou hare majesteit dat hebben bevolen?''
Marsha gromde. ''Sorry heer, maar ik heb weinig kennis over de politieke situatie in Arkis. Behalve dat er de laatste tijden enkele verdachte dingen gebeuren...''
Glenna : ''Vandaar dat ik ineens terugkeerde...''
Lester fronste. ''Dat was inderdaad vreemd...Wie of wat zijn jullie?''
Marsha : ''Wij zijn een order die zich heeft gewijd om een vijand te bestrijden die zijn klauwen in Arkis wilt zetten..Maar het enige wat echt van belang is dat u zo snel mogelijk u weg moet gaan, want anders zullen uw landen nog worden ingenomen..''
Lester : ''Hmmppff, mijn zoon beschermt mijn landen en ik ben inderdaad van plan om daar weer heen te gaan. Ik dank..''
Marsha wees naar de stoel en keek hem koel aan. ''Ga zitten, want voorlopig is het voor uw onveilig om zomaar naar buiten te gaan...''
Lester balde zijn vuist en keek woedend. ''Wat verwacht je dan dat ik ga doen? Zitten en niks doen? Bekijk het maar!''
Marsha : ''Ik kan u uit de stad smokkelen en zelfs ervoor zorgen dat u ook bescherming krijgt tot u bij uw landgrond bent..''
Lester keek haar wantrouwend aan. ''Wat wil je ervoor terug dan?''
Marsha : ''De hulp en trouw van de Flortine familie...Wij helpen jullie en verwachten ook hulp van jullie terug...''
Lester lachte. ''Of anders?''
Marsha : ''Of anders snij ik u hier te plekken open en zorg ik ervoor dat uw lichaam nooit meer word gevonden.''

Het werd stil en zowel Marsha als Lester bekeken elkaar koeltjes aan. Toen glimlachte Lester.

Lester : ''Goed, ik laat toe dat je me helpt, maar ik kan niks beloven. Ik wil eerst zien dat je me uit de stad helpt.''
Marsha : ''Mooi...zullen we?''

Een uur of twee later glimlachte Marsha. Ze waren de stadspoorten uit door zich te verkleden als pelgrims en nu hadden ze de bruine gewaden afgedaan en waren ze veilig.

Marsha : ''Vanaf nu zullen deze drie gildeleden uw beschermen, tot u terug bent op uw landen..Zij zullen u ook helpen aan een paard, van een boer die ons goed gezind is..Ik wens u een goede reis en hoppelijk tot snel, Heer Lester.''
Lester : ''Ja, nog bedankt..en als je...''
Marsha knikte. ''Ik zal u op de hoogte houden van de plannen die we van de koningin kunnen ontrafelen en ook als we andere dingen horen die u van pas kunnen komen!''
 
Loth stond rustig op van het terras. Alles wat er net gebeurde.. het liet hem lachen. Iets om zijn ogen ging donkerder staan en langzaam liep hij af op de lichamen die er nog lagen. Langzaam bukte hij zich bij een van de lijken, wat moeilijk ging met het zware pantser dat hij aan had. Hij pakte met een hand het voorhoofd vast en met een ander trok hij de pijl uit de man zijn hoofd. Hij bekeek de pijl van alle kanten. Langzaam maar zeker kwamen de mensen op de lijken en Loth af. Toen Loth dit doorhad was het al te laat. Daar is 'ie! Pak `m! schreeuwde een waker. Snel gingen de mensen weer naar de zijkant van de straten. Loth stond rustig op en draaide zich om. Zijn helm, die tot dan toe onder zijn arm had gezeten, zette hij rustig op. Hij smeet de pijl weg, en trok zijn zwaard. Onder zijn helm glimlachte hij kalm.

Nou, waar wachten jullie op .. wachters van het Licht? Uit het niets kwam Thorgrund naast hem staan. Even keek Loth naar Thorgrund, en die keek terug. Ze knikte naar elkaar en Thorgrund trok twee messen. Ook Quintos en Remcu kwamen nu aangelopen. De wachters waren eerst zeker, maar nu zouden ze liever wegrennen. Toen stormde de kapitein op hen af. Thorgrund zette twee stappen en zette zich toen af op een fonteintje, sprong bovenop de man die hierdoor op zijn rug viel. Hij kreeg twee snelle steken in het lichaam en een snee door zijn nek. De rest van de wachters rende nu weg, overduidelijk niet opgewassen tegen deze groep vagebonden. Loth deed de helm weer af en schoof zijn zwaard terug .. hij trok snel aan de ketting die om zijn middel zat, waardoor de slaaf die ze nu hadden dichterbij werd geforceerd. Loth gaf hem de helm aan. Houd dit bij je .. Langzaam bukte hij zich, pakte de pijl weer op en liep weg naar het hoofdkwartier van die dakspringertjes..

Sinds wanneer is dit jullie gang van zaken? Hij gooide de bebloede pijl naar de oude man achter de balie.
 
Ulos bleef nors kijken en zei niks.
Achter de ruggen van Loth en zijn gezelschap hoorde ze iemand kuchen.

Marsha keek koeltjes richting Loth en gebaarde hen mee te komen. Ze liep naar buiten en keek niet of ze meekwamen, maar uiteindelijk volgde de groepje haar wel.
Tijdens het lopen haalde Loth haar in.

Loth : ''Nou?''
Marsha keek hem koeltjes aan. ''Hoe zit het met de geld dat ik je gaf, zodat je een kleine groep van huurlingen kon oprichten? Je hebt toch wel wat geregeld of niet soms?''
 
Wat denk je nou zelf? Hij keek haar nors aan en het was duidelijk dat hij van persoonlijkheid was gewisseld. Ik heb troepen in elke stad waar die licht-bastaarden bezig zijn. Hij keek om naar Thorgrund en de tweeling. Dit zijn slechts persoonlijke bodyguards. En die slaaf dat is iemand die je niet wilt kennen. Hij grijnsde breed. Als je goed kijkt zie je boven je postduiven. De helft is van mij. En ze vliegen overal naar toe..
 
Marsha knikte. ''Dan wil ik dat je zo snel als je kunt hier weg gaat. Enkele landgoederen zijn ingenomen door heren die loyaal zijn aan de Leidsman. Je moet in die gebieden zoveel mogelijk choas scheppen en zo een manier om tijd en ruimte te maken, zodat wij ervoor zorgen dat ze totaal geen invloed meer hebben op de poltiek in Arkis...Begrepen?''
 
Loth knikte. Thorgrund en Quintos kwamen al aangelopen met de paarden. Snel stegen ze op en reden weg. Hier is het plan .. we gaan zoveel mogelijk caravans overvallen op de landen van de edelen. Zodra ze dan komen met hun legertje dan zijn we al weg. Stuur een postduif naar Lyon en laat de troepen daar zich verzamelen .. zo zijn we met rond de tien man. Thorgrund knikte en reed al snel weg richting een postduiven post, en kwam daarna weer terug.
 
Halt bleef doodstil naast de steunbeer van de kathedraal staan terwijl de koningin en de bisschop van Royce, de dichtsbijzijnde stad van Aral met een bisschop, nauwelijks 5 meter van hem vandaan verder slenterden. Hij zag Crowley ze ongemerkt volgen. Hij moest bijna glimlachen, maar hield zich net op tijd in om verder totaal niet te bewegen tot hij beiden niet meer kon zien, en dan nog eventjes. Die Crowley was had zich heel schuldig gevoeld toen Marsha hem zo bestraffend toesprak. Uiteindelijk bleek heer Lester niet van de kerk van het licht te houden, verre van zelfs, en was hij gerustgesteld. Ze hadden zelfs een nieuwe en machtige bondgenoot erbij. Maar Halt wist wel beter. Ergens zat het bij Crowley toch niet lekker dat hij een van de hoofdregels had overtreden. Daardoor had hij tussen twee zinnen door gezegd dat de koningin een onbeschermd en "geheim" uitstapje  deed. Maar dat geheime gold natuurlijk niet voor Halt. Als hij zag dat er vier bewakers voor nodig waren om een als huishoudster vermomde vrouw het kasteel uit te gooien, dan was er iets mis. Of het kon natuurlijk dat het om een vrouw met bovenmenselijke superkrachten ging, die met gemak een bewaker neerslaat met een handbeweging! Maar dat geloofde Halt toen natuurlijk niet, het moest hier wel om iemand van belang gaan die discreet het paleis wou verlaten. Het feit dat de koninklijke garde salueerde na haar "ontslagen" te hebben zette een punt achter de kwestie.

"Waarschuw Marsha en geef haar dit." fluisterde Crowley in het niets, en liet eventjes daarna per ongeluk een briefje vallen.
Halt wachtte even en nam het briefje, doorlas het en vertrok richting gilde.

Hij kwam daar eventjes later aan, en vroeg aan Ulos: "Is onze karavanenmeester hier?"
De man schudde van nee en zei: "Hij maakt afspraken met de bewakers voor een volgende reis, bij het marktplein. Halt knikte en liep verder.

Ongeveer drie minuten later kwam hij daar aan, en zag onmiddelijk de kolos van een man voorovergebogen onder de zware last van zijn harnas naast een tengere, kwetsbare vrouw zitten. Marsha leek wel een kind vergeleken met Loth. Nou ja, Marsha kon lijken op wat ze wilde, en dat was een van haar grootste troeven. Neem nou die koninklijke bewaker die ze vijf dagen geleden zonder moeite uitnodigde in bed, om de arme drommel daar in te zacht in te laten slapen, veel sneller dan die verwacht had. Hij schudde zijn hoofd leeg en kwam aan bij het bankje en gaf het briefje af rijdens het handschudden.

"Aangenaam kennismaking." bromde hij, en ging verder zonder er doekjes om te wenden: "De koningin is met de bisschop van Royce aan het spreken bij de kathedraal. Onze verlichtte heer blijft nog drie dagen op bezoek. Crowley en zijn team luisteren hem nu af, hij stuurde mij vooruit om u te waarschuwen."

Marsha knikte en kon haar brede grijns, die haar gezicht in twee leek te splijten niet inhouden. "Goed. Stuur Crowley vanavond naar mijn kantoor."
Loth kon uiteraardhelemaal niet volgen, en bestudeerde de kleine pezige man tegenover hem. Ze keken elkaar eventjes recht in de ogen en wisten wat ze aan elkaar hadden. Zijn mannen keken naar hun leider, en daarna naar de vreemdeling, onzeker wat er gebeurde. Remco en Quintus, twee meesterbogschutters staarden de arrogante vreemde snuiter recht in zijn ogen, maar moesten beiden hun ogen weer neerslaan toen Halt onverbiddelijk en vol zelfvertrouwen terugstaarde.

"Goed genoeg?" vroeg hij aan de boogschutters. Beiden hadden het resultaat van zijn werk kunnen bewonderen bij de arrestaties. Ze waren allebij kampioen boogschutters vergeleken met elke afzonderlijke scherpschutter die het Licht te bieden had, en waren er elk heilig van overtuigd dat de oude man hen elk een pijl door het oog zou jagen vooraleer ze nog maar een pijl hadden kunnen grijpen, laat staan aanleggen, zou het op vechten aankomen.
"Zeker, zeker, heer." antwoordde Remco ontwijkend, terwijl Quintus snel instemmend knikte.

Halt grimlachte. Dat laatste woordje had hem verteld dat ze zich erbij neerlegden dat zij hier de minderen waren.
"Hier hebt u uw pijlen terug, heer." zei Quintus en voegde daad bij woord."

Marsha bezag deze conversatie grijnzend, terwijl Loth zorgelijk naar de twee schutters keek, die beiden normaal gezien een grote mond hadden.
Marsha had heel de stille conversatie gevolgd met argusogen terwijl ze ogenschijnlijk het briefje van Crowley doorlas.
 
Goed. Wij vertrekken dan maar. Loth sprong alweer op zijn paard en net voor de poort ontmoette zij de rest van het groepje. Ze reden ongeveer een kwartier voordat ze bij het eerste slot aankwamen. Snel zette ze enkele scherpe palen in de grond en aan weerszijden van die palen gingen ze zitten. Zitten voor 5 minuten .. 10 minuten .. kwartier.. een half uur.. toen hoorde ze paarden .. Toen ging alles heel snel. Loth en Thorgrund liepen de weg op en trokken hun wapens. De man op de koets besloot om maar te stoppen. Loth bracht zijn hand omhoog. Wacht, NEE! Toen zijn hand naar beneden ging kwamen van beide kanten twee regens van pijlen. De koetsier werd doorboord van beide kanten en van de binnenkant van de koets was ook niet veel meer over. Maar na enkele seconden stonden er al wachters voor de neuzen van Loth en Thorgrund. Ze stormden op hen af, en Loth zette een zware stap. Hij bracht zijn zwaard naar achteren en zwiepte hem van links naar rechts.. in een haal waren twee mensen onthoofd en de ander was zijn halve arm kwijt. Thorgrund rolde snel door de benen van een wachter en draaide zich snel om. Hij haalde met zijn twee messen de hele rug open van de man. Die liet een schreeuw los en kraaien in de bomen vlogen weg. Toen kwam de hele groep naar voren. Ze doorzochten de twee koetsen, pakte alles wat waardevol was zoals sieraden, geld maar ook wapens en pijlen, en reden toen met de koetsen weg.
 
Marsha knikte en keek naar Halt.
Beiden waren stilzwijgend rustig aan het lopen.

Marsha : ''Weet je, ik denk dat Artos wel blij zou zijn met zo een zak als jouw.''
Halt fronste. ''Pardon?''
Marsha : ''Simpel, je doet me wel een beetje aan hem denken, maar hij is meestal wat vriendelijker en niet zo nors.''
Halt : ''Is hij zo goed als sommige leden zeggen?''
Marsha : ''Hangt er van af. Hij is wel een echte leider. Hij was degene die de basis voor de gilde op heeft gezet en ook degene die verantwoordelijk is dat we ongeveer weten wat we moeten doen.''
Halt : ''En waar is die geweldige vechter dan nu?''
Marsha's glimlach verdween en keek koeltjes naar Halt. ''Ik zou uitkijken, want als je denkt dat je al wat prestaties hebt geleverd, dan moet je maar uitkijken. Ik verwacht namelijk dat hij zelf terug komt met de hoofd van de Leidsman zelf.''
Halt : ''Hij is vetrokken om de Leidsman te vermoorden? Waarom zijn jullie allemaal daar niet heen gegaan?''
Marsha : ''Simpel, het zou niet zo erg veel hebben uitgemaakt...Tuurlijk, dan zou er even choas heersen bij die heren die aan hem loyaal zijn, maar het is beter als we daar ook meteen proberen om die neer te halen. Zodra ze geen orders binnen krijgen dan zullen ze even kwetsbaar zijn, tot ze zelf een leider weer hebben gekozen.''
Halt : ''Zo kan het wel voor eeuwig doorgaan...Als er elke keer een nieuwe Leidsman word gekozen..''
Marsha : ''Daarom richt Artos ook een Gilde in Dalon op...''
Halt : ''Maar als Artos hier weer terug komt en een Gilde in Dalon heeft opgericht....hoe kan hij die dan tegelijk besturen?''
Marsha haalde haar schouders op. ''Weet ik niet...Het enige wat ik weet en opgedragen kreeg was dat ik zoveel mogelijk moest doen om te proberen dat het hier geen choas zou worden....''

Ze glimlachte, maar keek spijtig.
Marsha : ''Is me niet echt gelukt of wel soms?''
Halt zei niks..
Marsha : ''Goed...ga kijken of je nog Crowley kan helpen. Ik zal jullie later in de Gilde wel zien.''

Toen ze aankwam bij de Gilde stonden er al leden klaar met hun rapport. Echter zei elke rapport hetzelfde. Marsha zuchtte en ging naar Leon.
Die keek glimlachend toen ze binnenkwam en gebaarde dat ze kon zitten.

Leon : ''Ik heb gehoord van de leden wat er gaande is..''
Marsha : ''Het is een verdomd zooitje..Ik ben bang dat het helemaal fout gaat...Waarom zou de koningin na de dood van haar echtgenoot alle edelen willen oppakken en ook met hoge gelovigen van het Licht willen spreken?''
Leon : ''Net als jouw weet ik niet veel van de politiek van Arkis. Het enige dat ik weet is dat het zich vroeger heeft losgevochten van Aral, omdat het in eerste instantie vrij wou komen van het geloof dat zich maar in de politiek bleef nestelen..Daarnaast omdat volgens mij een of andere gek zei dat de regio beter ervan af was door zich van de toenmalige Aralse keizerrijk te scheiden. Hoe dan ook...ik zou over je volgende acties goed nadenken..''
Marsha knikte. ''Je zult wel gelijk hebben....En is het gelukt?''
Leon : ''Hmmm? Ooh, je bedoelt dat ik een andere model van de verborgen mes moest maken? Jahoor, maar ik weet nog niet of hij het zelf goed vindt. De mes komt nu niet vanonder zijn pols, maar er juist erboven. Heb de polsbeschermer echter wel groter moeten maken, maar denk nu wel dat de nieuweling een verborgen mes kan gebruiken en zijn boog.''
Marsha : ''Tja, voorlopig heeft hij al bewezen dat hij dodelijk genoeg is met zijn boog en messen. Ik spreek je later wel.''
Leon knikte. ''Is goed.''

Toen ze in de Grootmeester kamer was dacht ze na.

''We moeten van die bisschop afkomen.. Ik durf te verwedden dat die wel het een en andere uitspookt...''Ze glimlachte.
''En het is meteen een goede kans om te kijken of Halt geschikt is om samen met Crowley een team te leiden..Ja, dat is op zich geen slecht plan..Nu maar wachten op hun rapport. Als dat helemaal goed gaat en ook als Loth erin slaagt om onrust te brengen in de landerijen van de heren, die loyaal zijn aan de Leidsman, dan zal alles in ons voordeel lopen...En als Artos maar heel terug komt.''
 
Halt ging terug naar Crowley, en moest denken over deze toch wel merkwaardige dame. Ze denkt dat het haar fout is dat het hier in het honderd loopt. Ze kan er natuurlijk niets aan doen dat de koningin het Licht erbij heeft gehaald en al de edelen van het land uit functie heeft gehaald, en nu mannen van het Licht op die positie te krijgen. Wat zou haar toch tot zo'n vreemde acties leiden? Misscien heeft het Licht wel iets van haar, of geloofd ze er echt in. Hij werd terug in de werkelijkheid  getrokken door Crowley, die vermoeid zei dat hij niet veel te weten was gekomen.

"Hij zei dat ze moest doen wat hij zei, omdat er anders "maatregelen" zouden komen die ze niet prettig zou vinden." zei Crowley.
"Dat is toch belangrijk nieuws? Dat betekent dat de koningin dit misschien wel allemaal tegen haar zin doet!" probeerde Halt hem duidelijk te maken.
"Of dat ze gewoon minder economische steun zal krijgen Halt." zei Crowley vermoeid.
"Dat kan ook natuurlijk." moest hij toegeven. "In ieder geval is die bisschop zo verdorven als de pest, die mogen we van Marsha vast wel eens een bezoekje brengen."
Crowley grijnsde: "Dat is nu ook wel duidelijk. Daar twijfel ik niet aan. We kunnen maar beter rapport gaan uitbrengen."

Crowley kwam buiten uit Marsha's kantoor, en rechtte zijn rug. "Kom Halt, we brengen die bisschop eens een bezoekje in al zijn verheven glorie."
"Ik neem aan dat het goed ging?" vroeg Halt, grijnzend.
"Hier is een nieuw verborgen mes voor jouw trouwens. Ja het ging vrij goed eigenlijk."
Halt probeerde zijn nieuwe speeltje uit, en besefte dat hij blij moest zijn. Hij zag Leon daar wel kijken.

"Ik waardeer je pogingen, maar ik ben te oud om nog zoiets te leren, als ik mijn mes wil trekken dat heb ik dat net zo snel gedaan als dat verborgen mes, waar ik eerst nog aan zal moeten wennen." zei Halt rechtstreeks tegen Leon. Hij zag de man begrijpend knikken. "Ik wou er ook niets van weten toen Marsha me het vroeg." zei hij grijnzend. "Dit nieuwe ontwerp is niet slecht, en zelfs zeer goed voor de andere boogschutters in de gilde, maar je moet het wapen goed leren gebruiken, en daar heb ik de tijd en zin niet meer voor."

Het was een geniale uitvinding, de manier voor een man om ongemerkt iemand anders neer te steken, maar Halt vocht liever van een afstand. Misschien kon je beide zelfs combineren schoot het Halt binnen. Het polsmes met een uibereiding! "Zeg Leon, is het niet mogelijk om bijvoorbeeld een kruisboog aan je polsmes te bevestigen?" vroeg hij aarzelend? "Natuurlijk is het dat!" riep Leon uit, die meteen begreep wat Halt bedoelde. "Ga jij je maar amuseren met dat heilig boontje, ik ontferm me wel over dat idee van je."

Hij lag buiten de stadsmuur doodstil op de grond, wachtend tot de bisschop langs Crowley's valstrik zou komen. "En al wachtend in de sloot heb ik het grootste deel van m'n leven afgelegd..." dacht hij, en wou dat er voor een keer eens minder takken en stenen konden zijn om zijn arme ledematen te sparen. De zin om een steen of tak te verleggen was groot, en hij kon het nu waarschijnlijk wel ongemerkt doen, maar dat betekende dat hij toegaf aan zijn lichaam, wat het de volgende keer weer moeilijker maakte, en op den duur zou hij heel de tijd zitten bewegen. Kijk! Daar kwam de bisschop eindelijk.

Hij moest verstopt de situatie in het oog houden terwijl Crowley en zijn mannen de bisschop eerst zouden proberen rustig te arresteren. Er was weinig kans dat dat zou slagen, maar het was veel simpeler. Daarboven was het een prima afleiding om in positie te komen, wat meer kans gaf dat we de bisschop levend te pakken kregen. Als we hem levend vingen konden we hem dan eerst ondervragen. Tot de gildeleden hun ontsteltenis waren de bewakers gekleed in plaatharnassen, waartegen hun messen weinig uithaalden behalve in de weinige spleten en gaten. En deze kan je moeilijk raken in een gevecht. Halt ruilde zijn normale hartvormige pijlen voor pantserpijlen. Ze leken wel op bodkins, maar hadden vier balletjes rond de punt zodat de stevige punt door het pantser zou slaan, en niet zou afketsen. Deze pijlen waren zwaarder, maar daar kon je je voordeel nog mee doen, door eerst met de gewone pijlen te schieten, en dan ineens met een zwaardere, waardoor de tegenstander zijn schild waarschijnlijk verkeerd zal houden.

"Halt! In de naam van Arkris arresteer ik je, bisschop van Royce!" riep Crowley terwijl hij tevoorschijn sprong. Tegelijkertijd stond Halt ook op om zijn boog te spannen.
"Wie ben jij dat je dat recht opeist!" krijste de hebberige papzak. "Grijp hem!" Twee van zijn acht bewakers zakten levenloos ineen nadat ze door gildeleden neergestoken waren, en het gevecht ontbrandde in alle hevigheid. Al snel raakte een gildelid gewond, omdat zijn tegenstander niet de moeite deed zijn aanval te blokkeren en zelf aanviel. Het panster ving moeiteloos het zwaard van het gildelid op, terwijl de bewaker zijn zwaard genadeloos doel trof. Met een gemeen sissen geluid ketste een pijl af op diens borstkuras, en onmiddelijk daarna nog twee.

"Waar zit je, boogschutter van niks! Je kunt me niet eens pijn doen!" riep de man, terwijl hij zijn vizier openzette. POK! De pijl trof doel, en de zwaar geharnasste soldaat viel verbouwereerd om. Hij was al dood voor hij de grond raakte. De andere bewakers leerden uit zijn voorbeeld en klapten hun vizieren dicht. Dat hielp natuurlijk geen moer als ze daar zo perfect stil bleven staan, want dan kon hij ook in hun vizierspleet schieten. Nog een bewaker viel roemloos ter aarde met een pijl door zijn vizierspleet, en de anderen begonnen zich serieus benauwd te voelen. Terwijl ze afgeleid waren hadden de gildeleden vrij spel, en namen ze de bisschop mee naar de stad.

"Laat me gaan! Het Licht zal jullie verblinden! Jullie zullen branden in de hel! De leidsman zal jullie vermorzelen! Het Licht zal *PETS*...."
"Hou je bakkes vette kloot. Als dat kaarsje van jouw echt bestaat, laat het me dan hier en nu neerslaan met zijn almachtige donder of wat dan ook." zei Halt koeltjes.
De bisschop bleef met zijn mond open verbouwereerd zitten. Niemand had hem zo openlijk uitgedaagd. "De brutaliteit..." stamelde de heilige man.
"Dat dacht ik al. Allemaal flauwe zever om wat geld te verzamelen." ging Halt medogenloos verder.
"Nu niet meer zo'n grote mond? Braaf. Bewaar hem maar voor wanneer Marsha hier is."
 
Na een paar weken van relatieve rust, hoe onwaarschijnlijk ook in deze woelige tijden, kwam het geloof van het Licht terug met een nieuw offensief. Er werden meer bewakers gestationeerd in alle steden die al veroverd waren door het Licht, om de ontwikkeling van de gilde tegen te houden.

Ze hadden binnenkort twee van hun heiligste feestdagen. Het was eerst een ordinaire feestdag, bedoeld om te vieren dat de winter zijn greep op het land begon te verliezen, dat het over zijn hoogtepunt heen was. Op 25 december was de winter net over zijn helft heen, waardoor de feestdag op die dag werd gehouden. De priesters van het Licht hadden schaamteloos deze feestdag overgenomen en er een heilige betekenis aan te geven, namelijk dat dit de dag was waarop hun "heilige profeet" was geboren.

De andere feestdag, op 6 december was een vrije werkdag voor heel het Middenrijk van het continent, omdat dat de dag was waarop de legers van Saeron voor het eerst definitief waren teruggedrongen, en de vrijheid van alle volkeren niet langer onzeker was. Nicolaas de grijze, een kluizenaar had op die dag de generaals van de alliantie geholpen door hun een geheime weg langs het steile gebergte te tonen dat de grenzen van Saeron hier en daar kenmerkt, en de alliantie naar de overwinning geleid. Ze hadden deze dag veranderd in de feestdag van hun heilige Licht, en Nicolaas veranderd in "Sint-Nicolaas", de monnik van het Licht wie door hun onbestaande God naar de geheime bergpas geleid was.

Allemaal larie dus, maar de priesters verkondigden het, en het volk slikte het. Het betekende meer vrije dagen, dus minder werk, en dan was het gewone volk snel overtuigd.

Marsha was heel bezorgd en teneergeslagen de laatste tijd, want er was nog altijd geen enkel teken van Artos, die in Aral de leidsman van het Licht ging uitschakelen en daar een nieuwe basis van de gilde oprichten. Halt en Crowley, nu de beste vrienden waren bezig geweest met haar opdrachten, en hadden veel over elkaar geleerd.
Crowley was een snelle leerling en volgde al snel Halt's voorbeeld. Hij ging net als hem in het grijsgroen gekleed, nam een boog terhanden en leerde te sluipen als een vos. Al snel bleken zijn kwaliteiten zich te tonen. Hij was een meester in het geluidloos sluipen, en was een brilliante geest als het op organizeren en op creatieve oplossingen verzinnen aankwam. Deze eigenschappen kwamen hun allen zeer van pas in deze donkere tijden.

Daarnaast was de kerk nu een grote inquisitie begonnen tegen de gilde, en het volk was geneigd, ondanks alles dat de gilde voor hun deed, of ze het nu wisten of niet, geneigd de kerk te geloven, en de gildeleden te verraden en de bewakers te helpen. Zo waren er onlangs twee gildeleden gedood nadat ze in een hinderlaag waren geleid door een vrouw die deed of ze aangerand werd door een bewaker. Philip en Jonathan hadden geen kans om te overleven in de bloedige slachtpartij die volgde.

Ze waren ondanks het feit dat ze al dood waren voor de vorm opgehangen, maar werden 's nacht's bevrijd door de gilde om hun een betere begrafenis te geven dan als misdadiger in een kalkkuil gesmeten te worden.

"De passen tussen Aral en Arkris zijn waarschijnlijk dichtgesneeuwd Marsha, het is onwaarschijnlijk dat Artos het zou wagen om nu terug te keren, en een gilde oprichten in een vijandige stad is ook niet simpel hoor! Kijk maar hoelang het hier heeft geduurd, en hier waren we nog niet eens bekend, laat staan gezocht!" zei Leon.
"Dat is niet zeker, Leon. Tegen nu, twee maand na zijn vertrek wil ik wel eens een bericht zien of horen. Ik vind het maar niks dat hij zolang wegblijft, zonder ons iets te laten weten." antwoorde ze teneergeslagen.

"Vrouwe," viel Halt het gesprek binnen. "misschien kunnen we proberen, zodra we iets van hem horen, tussen de verschillende hoofdkwartieren van de gilde een boodschappensysteem op te richten, gebaseerd op duiven. In elke basis worden er dan een aantal duiven vanuit een andere stad gezet, en die worden dan met bericht losgelaten, en vind automatisch, en vraag me niet hoe, de weg terug naar hun huis. Dit zou problemen als deze in de toekomst kunnen vermijden, want duiven vliegen over bergpassen, bossen, rivieren en dalen heen alsof er gewoon een rechte weg lag, naar zijn bestemming."

Marsha keek hem eerst vuil aan, om een vertrouwelijk gesprek te storen, en aan zijn timing te zien haar misschien wel af te luisteren, onbedoeld of niet, maar zag onmiddelijk de voordelen van het idee in, en de nadelen. "Wat als de duif wordt opgepeuzeld door een havik of dergelijke?"

"Oh, dan hebben we een probleem. Het is natuurlijk niet onfeilbaar, maar het is onwaarschijnlijk dat een havik net onze duif zou pakken als er honderden, niet duizenden konijen en hazen te vangen zijn die niet kunnen wegvliegen, en hem ook niet zien aankomen. Anders, als je de tijd ervoor neemt, zou je kunnen proberen berichthaviken te trainen. Ik heb gehoord dat het snuggere wezentjes zijn." antwoorde Halt schouderophalend.
 
Hij keek somber en draaide zich om.

Het antwoord was simpel : Hij knikte nee.
Artos zuchtte en beet even op zijn lip.
Er was veel gebeurd en na de successen die ze hadden behaald gebeurde dit er!
Artos en de kleine groepje hadden al bij aankomst een nieuwe bondgenoot geworven, althans een twijfelende bondgenoot, maar Richard zei dat hij geen enkele connectie had met de Leidsman.
Zijn naam was Igno en hij was in problemen geraakt nadat hij en zijn vrouw werden overvallen. Die stelde Igno de opdracht om een grote hoeveelheid geld bij elkaar te sprokkelen en op een afgesproken plaats terug te brengen, binnen 20 dagen anders zou hij zijn vrouw nooit meer zien.

Kort nadat zowel Igno als Artos de stad binnen waren en bekend met elkaar waren geworden en zowel het tijd was en Igno het geld bij elkaar had, gingen Artos en de gildeleden die met hem mee waren mee.

Artos had het plan dat hij de kist met geld droeg en dat zijn leden zich verdekt opstelde. De bandieten trapte erin en net toen ze grijnzend het geld wouden aannemen vielen Artos en de zijne aan. Ze hielden de bandiet die het woord hield in leven, zodat ze achter de locatie konden komen waar de rest zat en ook dus Igno's vrouw.

De bevrijding ging zowel snel als bloederig, want Artos wou dat geen enkele bandiet werd gespaard. Het geld dat door de bandieten was gespaard en in hun hol zat werd eerlijk in de helft verdeeld tussen Artos en Igno.
Dankbaar voor de redding van zowel zijn leven als die van zijn vrouw bood Igno aan om later hun te helpen, waarmee hij dat zou kunnen.

Toen ze terug kwamen in de stad besloot Artos meteen om het geld goed te gebruiken en spendeerde het aan een verlaten pakhuis, te midden van de koopmannendistrict. Nadat ze de locatie van de Dalon Gildehuis hadden gebouwd en alles gereed was begonnen ze met het rekruteren van nieuwe leden. De wapens en andere middelen die ze nodig hadden konden ze gemakkelijk verkrijgen dankzij Igno en het feit dat het rekruteren van zowel leden als bondgenoten rond de gebied.
Richard blonk vooral uit en doordat hij zo werk telkens leverde promoveerde Artos hem tot de werkelijke Hoofdleider van de Dalon Gilde.
Nu de Gilde al feitelijk door een bekwame persoon werd geleid kon Artos zo zelf meer tijd stoppen om te kijken hoe hij de Leidsman kon proberen uit te schakelen.
Dat bleek lastiger dan verwacht was.

Hun successen waren opgemerkt en hoewel hun vijand niet helemaal wist wie of wat ze nou echt waren, ze begonnen met een nijdige tegenaanval.
Ondanks de moeite die Artos en Richard deden, bleven ze toch merendeel het onderspit delven. Zelfs al haalde ze meer successen en wisten ze goede winsten te boeken, hun vijand had altijd nog steeds meer reserves om in te zetten en begon met elke overwinning meer en meer druk op hun uit te oefenen.

Artos vloekte en keek richting de grote poort, die naar de persoonlijke paleis ging van de Leidsman. Hoewel Artos overtuigd was dat ze er doorheen konden komen met geweld, wist hij dat zodra ze zouden aanvallen dat er alarm zou worden geslagen en dan zouden overal wachters op hun af komen en dan ook van alle kanten.
Misschien moesten ze toch maar terug trekken en wachten op een betere moment? Bitter vroeg hij zich wel af wanneer dat moment zich zou afspelen, maar het zat er niet anders op.

Richard : ''Heer, wees gerust. We houden hier goed toezicht en..''
Gildelid : ''Heren, heren!''

Hij kwam snel aangerend. Hij was snel op de dak geklommen waar Artos en Richard stonden en hijgde van vermoeidheid toen hij bij hun was.

Richard : ''Rustig aan. Haal eerst adem en vertel ons dan wat er is.''
Gildelid grijnsde. ''Ik moest jullie doorgeven dat we een boodschapper hebben onderschept. Althans we hadden zijn bericht gestolen en vervangen door een valse bericht waarin orders staan die onze kameraden in Arkris beter uitkomen.''
Artos glimlachte. ''Aah, tenminste goed nieuws voor vandaag..''
Gildelid : ''Maar dat is niet alles. Kennelijk gaat de Leidsman voor een korte feest richting Westor.''

Zowel Richard als Artos wisten even niks te zeggen. Richard wierp een blik op Artos, maar die keek breed grijnzend terug.
Artos : ''Snel, roep iedereen terug naar de Gilde..''

Hij zuchtte en draaide zich om.
En daar stonden ze. Alle 30. Allemaal met een vastberaden blik en afwachtende houding. Klaar om te horen wat hij te zeggen had. Klaar om in actie te komen en proberen een einde te maken, of daarvoor te sterven.
Hoewel het een riem onder zijn hart stak om zoveel vastberaden mannen en vrouwen te zien. Mannen en vrouwen die gehard waren door zowel hun harde training als in de strijd die ze hadden gestreden tot zover.

Maar het deed hem ook zeer, want hoewel de groep sterk en groot genoeg was om de opkomende strijd te strijden waren het er eerst meer geweest. Op haar hoogtepunt waren het er maar liefst 70 leden die de Dalon Gilde diende. Echter door de grimmige strijd waren alleen deze overgebleven.

Artos : ''Luister goed naar me. Kameraden, broeders en zusters...We hebben al een tijd lang tegen de corrupte Leidsman gevochten en hebben kameraden zien vallen en sneuvelen. We weten allemaal waarom... Echter kunnen we dit laten stoppen door morgen de laatste aanval in te zetten. Die gore klootzak komt eindelijk in ons vizier. De gore zak die vanaf zijn stoel toekijkt terwijl hij mannen laat sterven, de vuile hond die denkt dat hij zijn zin kan krijgen en de vrijheid van honderden of misschien wel duizenden aan zijn wil kan binden! Dat gaan wij voorkomen..of ervoor sterven! Jullie kennen mij. Jullie weten hoe ik inmiddels ben. Bij elke grote offensief was ik er altijd bij om samen met jullie te vechten en te sterven voor onze zaak! Ik ben niet iemand die achter de linies commando's doorgeeft en afwacht hoe het zal vergaan. Nee! Ik zal er ook zijn en proberen om de Leidsman met mijn staal te stoppen!''

Hij merkte dat sommige hun vuisten balde en dat andere soms knikte bij zijn woorden.

Artos : ''Wanneer de zon opkomt zullen wij al klaar staan. In de schaduwen en klaar om toe te slaan. We zullen ervoor zorgen dat zelfs al sterven wij, dat de Leidsman wel twee...nee, misschien wel tientallen keren nadenkt voordat hij naar buiten komt! Echter, vergeet niet waarom wij vechten. Wij vechten om te proberen dat vrijheid en de creativiteit van denkers niet wordt belemerd door de gedachtegang van kleinzielige geesten. Kleinzielige mensen die denken dat dit leven maar een smerige afwerpsel is en dat het hiernamaals belangrijker is! Kameraden, broeders en zusters..Wij gaan een deel van hun wensen in vervulling brengen..Door ze alvast naar het o zo gelukkige hiernamaals te brengen, wie is er met mij?''

Als één brachten ze hun rechtervuist tegen hun borst, als een saluut, en knikte ja. Artos wenkte Richard naar voren.

Artos : ''Als we slagen en de Leidsman sterft en mocht ik dan ook het geluk hebben dat ik het overleef, dan zal Richard jullie hier verder leiden, want dan zal ik gedwongen worden om terug te gaan richting Renwald in Akris. Luister goed naar deze man, want hij is zoals jullie weten een soort van evenbeeld als mij. Dapper, maar koppig. Sterk, maar ook trouw. Nu hebben we genoeg gepraat. Laten we naar onze plaatsen gaan zodat die klootzakken niet op hun dood hoeven te wachten!''

Ze waren er allemaal klaar voor. Artos wierp een blik opzij en zag ze verdekt, in de schaduwen wachten. Buiten de stad was hun val opgezet. Artos stond midden op de grote weg richting Westor terwijl de rest op hun plaatsen klaar stonden. Het plan was simpel.
Hij zou de aandacht trekken door simpel te zeggen dat hij de strijd beu was en dan op zijn teken zouden ze aanvallen van alle kanten. Letterlijk, alle kanten.

Even stond zijn hart bijna stil, want hij hoorde het gedreun van paardenhoeven in de verte. Een grote troep ruiters met een koets kwamen aangereden. Artos balde zijn vuisten en ontspande ze weer. Het moment was daar.
De groep hield hun pas langzaam in toen ze Artos zagen. Ze stopte op een kleine afstandje van hem, zo ongeveer 5m. Een nogal gezet persoon met een lang wit gewaad, die rijk en druk versierd was met allemaal goud borduurde versieringen, stapte uit en keek Artos fronsend aan.

Leidsman Pitos : ''Wat is de bedoeling hiervan?''
Artos glimlachte. ''Ik ben degene die uwe hoogheid de laatste tijden heeft lastig gevallen.''
Pitos : ''Waarmee, spreek niet in raadsels of vrees anders mijn toorn.''
Artos spuwde zijn richting op. ''Degene die een broederschap leed om uw dwars te zitten.''

Enkele hadden hun wapens al getrokken, maar bij het horen van die woorden pakte ze allemaal hun wapens en keken dreigend zijn kant op. Pitos lachte en keek hem spottend aan.

Pitos : ''Dus jij bent die klote rebel met zijn groepje die maar niet wilt sterven? Degene die mijn rechtvaardige bedienden afslacht en vervolgens het volk tot ketters maakt? Hahahaha, waar is je o zo grote en befaamde groep van strijders dan?''
Artos : ''Ik ben hier gekomen om het tot een einde te maken.''
Pitos glimlachte en knikte. ''Mooi, dat zouden heel veel mensen kunnen waarderen.''
Artos glimlachte ook en liep langzaam richting Pitos. ''Dat vermoed ik ook.''

Voordat iemand wat had kunnen slaakte een soldaat een kreet en zakte in elkaar. Een pijl stak uit zijn rug. Enkele andere werden ook geraakt. Echter voordat ze maar ook een idee hadden dat ze werden bestookt sprongen er mensen uit de grond! Strijders die zich hadden ingegraven sprongen uit hun plaatsen en staken en houwde met hun wapens soldaten neer.
Meer strijders kwamen vanuit bomen gesprongen en met behulp van hun verborgen messen doodde zij nog meer soldaten. Het gevecht brak uit.

Artos trok zijn zwaard en dook weg voor een slag van een knots. Hij stak de man in de zij en sloeg met zijn vrije vuist de man in het gezicht. Met een ruk trok hij zijn zwaard uit het lichaam en trapte de soldaat weg. Een andere met een speer kwam op hem afgestormt. De soldaat wou met zijn vaart Artos in één keer proberen te doorboren, maar die stapte opzij en sneed snel met zijn linker verborgen mes de keel van de man open. Door de vaart hoefde Artos alleen maar de mes te begeleiden en bloed spoot uit de keel. De man rende een paar stoppen door voordat hij struikelde.

Pitos had een zwaard in zijn handen, maar stond bibberend om zich heen te kijken. Hoewel de soldaten in de meerderheid waren, waren ze met stomheid geslagen en verrast. De gildeleden hadden hun verrast en begonnen een ware slachting te verichten. Nu Pitos ook Artos in beeld kreeg, met een zwaard in zijn rechterhand en de verborgen mes die vanuit zijn linkerpolsbeschermer kwam, kreeg Pitos het benauwd.

Pitos : ''Soldaten! Wachters!''

Artos zag vanuit een ooghoek een soldaat op hem afstormen met een geheven strijdbijl. Echter werd hij door een gildelid onderuit gehaald. Die hakte met een snelle beweging een been eraf met zijn zwaard en stak de man vervolgens neer.
Richard draaide zich om en knikte.

Artos liep op Pitos af. ''Dit is het einde van jouw strijd.''
Pitos liet zijn zwaard vallen en wierp zich op zijn knieeën. ''Nee, alsjeblieft...Ik geef je alles wat je wilt!''
Artos deed zijn zwaard in schede en pakte met zijn rechterhand Pitos bij zijn keel en trok hem omhoog.
''Alles?''
Pitos knikte terwijl zijn gezicht langzaam aan rood begon te worden.
''Sterf dan maar, klootzak!''

Artos liet hem los en stak met zijn linker verborgen mes in de borst van Pitos. Die keek geschrokken naar zijn borst en probeerde te blijven staan. Hij pakte de linkerarm van Artos vast en keek hem smekend aan.

Pitos : ''Ik...wou...vrede...''
Artos : ''En dat zul je ook krijgen, maar niet hier of nu.''

Artos trapte hem naar achteren en keek om zich heen. Overal lagen bebloede lijken van soldaten en enkele pijlen. Om hem heen begonnen zich langzaam de strijders zich te verzamelen. Richard kwam glimlachend op Artos afgelopen.

Richard : ''Het is gelukt Meester! We hebben ze allemaal vermoord en niet een van ons is gevallen in de strijd.''
Artos liet de verborgen mes terug glijden in de houder en gaf Richard een schouderklop. ''Dat is mooi, maar wat ga je nu doen?''
Richard keek rond. ''De gewonden verzorgen en dan zal ik terug gaan naar Dalon. Als uw orders heeft...''
Artos : ''Pitos is dood en het zal een tijdje duren voordat het bekend wordt. Zorg ervoor dat zijn lijk nooit word gevonden. Zo kunnen we tijd kopen om de rest ook af te maken of in elke geval een voordeel voor een tijdje weten te winnen.''
Richard keek wat minder vrolijk. ''Tijd voor u om terug te keren naar Renwald?''
Artos knikte. ''Marsha zal wel wat hulp nodig hebben en sinds we al weten dat er een burgeroorlog gaande is in Arkris moet ik daarheen gaan.''

Een strijder bracht een paard en nadat Artos haar bedankt had en opgestegen was wierp hij nog een blik op hen.

Artos : ''Hou moed Richard, je zult spoedig wat van me horen!''
Richard grijnsde en zwaaide. ''Of u iets van mij. Voortspoedige reis Meester!''

In Renwald, bij de Gilde.

Marsha : ''Halt, ga zitten.''
Zwijgend deed hij wat hem gevraagd was.
Marsha : ''De strijd gaat maar moeizaam en ook de burgeroorlog gaat niet zoals we willen. Degene die worden gesteund door de Heren van het Licht zijn aan de opperhand en het lijkt zelfs dat de koningin bij hun heeft aangesloten. De andere families van adel houden hun stand, maar voor hoelang? Zelfs met die beruchte gek van een Loth aan onze kant lijkt het erop dat we tegen een overweldigende overmacht vechten..Ik heb lang over nagedacht of het wel wijs is wat ik nu ga doen, maar ik denk dat het nodig is in deze tijden...Halt, je bent een gewaardeerde lid geworden van de Gilde hier in Renwald en bent al aardig op weg om van iedere lid bewondering op te wekken. Met nog geen nieuws van hoe het met Artos gaat en geen andere gildelid om mij te helpen leiden, promoveer ik jouw tot Meester. Jij zal voortaan de groep van Crowley leiden en voortaan de eer mogen hebben om twee verborgen messen te dragen.''
Halt : ''Het is me een eer, vrouwe.''
Marsha glimlacht als ze hem een polsbeschermer toeschuift, zijn tweede verborgen mes. ''Zoals je Leon had gevraagd, heeft die krankzinnige man er wat aan toegevoegd. Zie je die trekker hier? Daarmee kan je een kleine pijl mee afschieten op een korte afstand. Het feit dat het herladen erg lang duurt en dat vijanden met een redelijke harnas er goed bestand tegen zullen zijn en ook de korte afstand lijkt het me een wapen dat je alleen in de hoogste noodgevallen kan gebruiken, maar ik verwacht wel dat je het goed zult gebruiken.''
Halt stond op en knikte.
Marsha : ''Dan heb ik hier een opdracht voor je. Jij zal met je groep richting Kramas gaan. De gouverneur van de stad heeft zich al met hand en tand verzet, maar blijkbaar zal het spoedig misgaan daar. Ik wil dat de troepen van de koningin hem daar niet af kunnen zetten of zelfs met een vinger zullen aanraken!''
Halt fronste. ''Dus we moeten tegenover een heel leger vechten?''
Marsha : ''Nee, nee. De troepen van de gouverneur zullen dat samen met de troepen van Loth doen. Die is daar in de regio en is al tijden bezig om met zijn troepen de afvoer van verse soldaten goederen van de troepen in die regio af te snijden. Jullie taak is om Kramas te zuiveren van alle agenten die toch zijn binnengedrongen en om eventuele aanslagen op de gouverneur te voorkomen.''
Halt : ''Wanneer moeten we vetrekken?''
Marsha : ''Zo snel mogelijk. Jullie krijgen vanzelf wel het woord van een boodschapper, mocht ik je ergens anders nodig hebben of wanneer je terug moet komen.''
 
Kramas, een bloeiende stad bij het meer van Athos. Het wordt omringd door brandende velden, verwoeste dorpen, strijdende legers en nietsontziende hongersnood. De strijd tussen de huurlingen van Loth en de legers van de bisschop van Thenos, trouwe volger van het Licht, woedde er al enkele maanden. Loth's huurlingen zijn in de minderheid, hebben minder kapitaal, en minder gebied. Desondanks hebben ze nog geen meter terrein verloren sinds dat Loth zelf terplekke is gearriveerd.

Halt en zijn mannen waren zonder problemen Kramas binnengedrongen, en hadden zich verspreid over enkele herbergen en tavernes. Ze kwamen elke twee dagen tesamen bij een druk maar vuil en onverzorgd pleintje, dicht bij de havens. Ze waren niet meteen naar de gouverneur gegaan, omdat Halt had gezegd dat het voordeliger was om ,eerst eens te kijken hoe de zaken er voor staan dan om onmiddelijk tegen de gouverneur, en dus tegen elk luisterend oor in het fort, te zeggen dat ze kwamen om de agenten van het Licht uit te schakelen. Op de nacht van woensdag, de 13e Januari, drong hij het fort ongezien binnen en trof de huidige heer van Kramas aan in diens slaapvertrekken.

"Goedeavond, meneer."
"Wel heb je ooit! Vertoon jezelf, bandiet!" kraste de verraste gouverneur.
"Roep je wachters nog niet, het is een vriend die hier spreekt." zei halt sussend vanuit de gebintes van het plafond.
"Marsha heeft mij gestuurd om hier de lenteschoonmaak te houden, wat betreft de dienaars van het Licht."
"Vind ze dan dat ik mijn werk hier niet goed doe? Ik verdedig Kramas al twee maanden tegen de dienaars van het Licht en hun legers! Zeg haar maar dat als ze wilt ruilen dat ik dan meteen toestem!" riep hij boos.
"Het gaat haar nier daarom. Het Licht heeft in Renwald de macht overgenomen door middel van geheime agenten die een voor een edelen voor hun zaak wonnen of uitschakelden, al dan niet door hen te doden of te onteigenen. Ik en mijn mannen zullen deze jongens wel vangen." legde Halt uit.
"Waarom weet ik dit nu pas?" zij de nog steeds ietwat geprikkelde gouverneur.
"Dat weet ik niet. Misschien zijn onze boodschappers onderschept door deze agenten."

Op 17 Januari kreeg hij al de kans om zich definitief van zijn taak te kwijten. Nadat Will, zijn jongste en nieuwste soldaat een agent van het Licht had onderschept, vond Halt een gecodeerd bericht in diens zadeltassen. Het beschreef de plannen om de gouverneur te overvallen tijdens een van zijn inspectierondes door het fort, om te zien of er iets niet in orde was of ontbrak. Alle agenten werden hiervoor aangesproken.

"Loth, kan jij wat van je meest onvriendelijke en lelijke mannen missen? Ik heb ze nodig om wat onruststokertjes bang te maken."
"Hmmm... Ik denk dat Bartolomeo en Rudian wel voor onvriendelijk kunnen doorgaan, maar lelijk? Ik denk dat ze je dan persoonlijk de kop in slaan. Maar als je even geduld hebt, er arriveren morgen 17 Krimorianen die bij mij in dienst komen.
"Fantastisch, geef mij 12 Krimorianen en ik schakel heel de Witte vuist uit!" zei Halt opgelucht.
"Witte vuist?" vroeg Loth onbegrijpend.
"Een groepje dienaars van het Licht die denken dat ze in het geheim ons kunnen dwarsbomen, die bijvoordbeeld vorige maand blijkbaar achter dat ontplofte kanon zaten." legde Halt snel uit.
"Oh, ik denk dat is zelf dan ook wel meekom." antwoordde Loth grimmig.
 
Loth draaide zich abrupt weg. Deze gouverneur he. Hij heeft mij precies aangeboden om zijn positie te verdedigen aangezien de garde van het kasteel geligneerd is met het licht of de koning.. die zelf ook weer met het licht zit. Ik denk dat ik beter los van jou kan opereren. Halt wou nog wat inbrengen. Loth, je weet toch wel dat als we de Witte Vuist uitschakelen dat dan de pos- Loth zuchtte. Ja, dat weet ik, maar denk je dat mijn huurlingen kunnen sluipen als jij? Nee, als je een afleiding nodig hebt dan kan ik daar voor zorgen maar de rest moet je zelf regelen. Hij stapte rustig weg uit het vieze taverneetje terwijl zijn zware pantser de vloer lieten kraken. Hij keek door de lucht en zag dat er net twee duiven aan kwamen gevlogen.. snel liep hij verder naar het hoofdkwartier van zijn huurlingen gilde en zag dat zijn goede maat al op hem stond te wachten. Hey, Loth. Er is een bericht uit je boerderij en een bericht uit .. nouja er stond geen afzender op. Ongeduldig pakte Loth de brieven aan en las de brieven aandachtig. Blijkbaar hadden ze een goede oogst gehad. Hij graaide in de envelop en vond er een briefje van de bank waarop stond dat er geld op gestort was door de boer die zijn boerderij huurde.

In de andere brief stond dat de handelsroute naar het eiland was aangelegd. De schepen waren gisteren vertrokken.. ze zouden binnenkort terug komen. Het was duidelijk dat Loths netwerk was uitgebreid van huurlingen werk tot andere interessante zaken. Hij was nu ook deel van het groepje mensen dat rijk was alhoewel hij daar niet graag mee geassocieerd werd. Van tijd tot tijd kwamen er echter wel mensen naar hem toe die wouden dat hij hen zou sponsoren om een of ander bedrijf te starten. Vaak waren dit mensen die al rijk waren en dus zei hij nee, maar als het een arme boer of iets anders was dan zei hij meestal ja.
Loth stond dus ook al bekend als een gulle man die het beste met iedereen voor had. Maar of dit nou wel waar was of niet was niet bekend. Want een gulle man.. in een huurlingengroep. Wat een grap.
 
Back
Top Bottom