Kings Will - Life or death - RP

Users who are viewing this thread

Jome

Het was een koude dag in Tralas. Merkus trekt zijn capuchon hoog op en trekt zijn jas strakker aan. Het sneeuwt te hard voor hem ..
Langzaam wandelt hij verder, bijna zo snel als een ezel.. bijna. Onder zijn mantel strekt hij zijn handpalm waarna er een klein vuurtje ontstaat, warm genoeg om hem goed warm te houden maar niet groot genoeg om het te merken van buiten zijn mantel. Magie wordt streng bestraft door de orde van het Licht, vandaar dat hij zo geheimzinnig doet. Overal staan wachters. Gek, normaal staan ze er niet.. niet zo in elk geval. Enkelen houden een praatje met wat mensen die langslopen, andere lopen een rondje. Niet vreemd genoeg om het uit te zoeken, maar wel vreemd. Misschien zijn ze op zoek naar iemand. Een gevaarlijke crimineel ofzo, iemand die een ander heeft vermoord. Even laat Merkus een lach los. Hij heeft er direct spijt van. Hij hoort te rouwen, niet te lachen.

Na enkele uren rond te dwalen en op zoek te zijn naar een baan of misschien iemand die een knecht wilt hebben, gaat hij zitten in een taverne. Hier is het warm genoeg.. er is eten en er lopen prima vrouwen rond. Hij kijkt zijn ogen uit. Grote vrouwen, kleine vrouwen.. dikke vrouwen en dunne vrouwen. '' ... jij .. eten? ''
... plots voelt Merkus een flinke stomp op zijn schouder. '' Ik sta hier niet voor mijn lol, knapperd. Wil je iets eten of hoe zit dat? '' Hij kijkt recht in de ogen van een rood harig meisje, met blauwe ogen en een knap gezicht met sproetjes. Hij zoekt naar een antwoord, even van zijn stuk gebracht. '' Ik.. eh.. ik .. ja. '' Ze loopt lachend weg en komt later terug met wat eten en een grote pint bier.

Met genot eet hij van de grote homp vlees. Niet veel later is ook de pint leeg. Hij laat zich zakken in de stoel, laat een luide boer en zucht diep. Is dit nou zijn leven? Elke dag hangen in de taverne en eten, drinken? Nou..
 
Hij keek rond. De stad Tralas was waar de eerste aanwijzing heen ging.

Nadat hij de stad was binnen gekomen voelde Richard zich vermoeid, maar ook tegelijkertijd razend. Er was een kans dat hij hier een spoor van de moordenaars zou kunnen vinden of in elk geval een aanwijzing. Hij zou genoegen nemen met elke aanwijzing die hij maar zou kunnen vinden.
Toen hij een uur rond liep te zoeken, kwam hij uit op de markt. Afgeleid door de grote verscheidendheid van goederen en pralen die werden aangeboden liep hij rond. Toen hij een broodkraampje zag, merkte hij hoeveel honger hij had en besloot om twee broodjes met beetje kaas te kopen.

Toen hij een bankje zag en rustig zat te eten, begon hij ernstig na te denken over hoe hij aan geld zou kunnen komen. Hij had nog een hele kleine hoeveelheid en hij wou niet gaan stelen. Misschien zou hij werk kunnen vinden terwijl hij verder zocht naar de eerste aanwijzing.
De zon ging al zakken en het werd tijd dat hij een slaapplaats zou gaan zoeken. Nadat hij een taverne, waar hij naar binnenstapt.

Hij merkt net dat er een wachter hem in de gaten houd en een makker roept. Richard glimlacht traagjes en neemt aan de bar plaats.
 
Merkus keek op toen hij de jongen zag. Hij zag er ietwat mager uit, niet slap maar het leek alsof hij dagenlang niet gegeten had. En een bad kon hij ook wel gebruiken.. zo'n jongen hoort niet in zo'n plek als deze. Hij zat daar maar, zelfzeker, arrogant bijna. Maar toch voelde Merkus een vreemde verbondenheid met hem, alsof hij hem al heel lang kende, alles tegen hem kon zeggen en hem altijd zou willen helpen.. maar wie houdt hij voor de gek. Merkus heeft nooit vrienden gehad en zal ze ook nooit hebben.

Toen stapten er enkele wachters binnen. Ze bleven eerst een tijdje rustig, praatte met de eigenaar van de taverne en spraken met elkaar. Het was ongewoon. Wachters horen op hun post te zijn.. Merkus kreeg een beetje argwaan maar besloot niets uit te halen. Hij was op pas net in Tralas, en wou niet op de eerste nacht al in een cel zitten. Hij nam notitie van het embleem van een zon op hun rug. Dit waren geen normale stadswachters. Op een gegeven moment stapte een van hen op de nieuwe jongen af en pakt hem bij zijn schouder. '' Jij.. kan je even meelopen? '' Het was geen vraag. Hij werd overeind getrokken en meegenomen. '' Maar meneer, ik heb toch niets gedaan!? '' De wachters trokken enkel harder en toen ze de deur uit waren sprong Merkus op. Deze jongen had zijn hulp nodig. Of die jongen dat nou wou of niet..

Hij rende de deur door en zag rechts van hem nog net twee voeten de hoek om gaan. Hij gleed langs de muur en keek om het hoekje..
 
Bloed droop van de muur. De man keek verbaasd en zeeg ineen. Zijn makker lag al naast hem, uit zijn keel spoot nog steeds bloed. Met een blik vol verachting maakte Richard zijn linkerkortzwaard schoon aan een wachter en hoorde wat.

Een man stond op een afstandje van hem. De man zag eruit als een lenige strijder en ook redelijk bekwaam, maar schijn kan bedriegen wist Richard. Anders had hij nooit snel de wachters neer kunnen steken, toen ze niet hadden gelet.

''Wie ben je en wat moet je van me?'' was meteen de vraag van Richard.

Het enige wat nog in het donker te zien was, waren twee rode pupillen die hem dreigend aankeken vanonder de capechon.
 
Wat ik wil? Niets. Maar wat wil jij? Een vraag die je later kan beantwoorden. Ik hoorde enkele wachters roepen. Er kwamen namelijk drie wachters binnen, en ik zie er maar twee op de grond. Voor de jongen kon antwoorden trok Merkus de jongen mee aan zijn arm door enkele steegjes heen. Achter hen verschenen al snel wat achtervolgende wachters die steeds even weg waren en later weer tevoorschijn kwamen. Merkus wist dat de volgende steeg doodliep.. Luister, de volgende steeg loopt dood. Ik draai me dan om en jij moet je afzetten. De jongen zweeg even en wist nog niet wat hem overkwam. Snel doken ze de steeg in en Merkus draaide zich snel om, zijn handen klaar om de jongen op te vangen. De jongen zette zijn voeten in Merkus' handen en zette zich af. Met hulp van Merkus kwam hij over het muurtje heen. Hij draaide zich nog om om Merkus te helpen maar die trok zijn zwaard al.

De wachters kwamen snel aangerend en omcirkelde Merkus. Hij keek serieus naar ze, en maakte zich klaar om te vechten. Hij pareerde de eerst slag en stootte de man in zijn gezicht, waardoor de wachter achteruit deinsde met zijn handen op zijn neus. Met een snelle beweging met zijn voeten tikte hij het zwaard van de man omhoog en greep het vast. Een tweede aanval kwam al van links en hij dook weg en stak het zwaard van de andere wachter in de man zijn voet waarna hij omhoog kwam en hem omver trapte. De laatste wachter maakte een ronde zwaaibeweging over zijn hoofd en kwam in met een hakkende aanval van rechts. Merkus trok een van zijn dolken razendsnel en blokte daarmee de aanval, gaf de man een trap en stak de dolk in zijn rug. Hij trok hem eruit en deed hem terug in de houder op zijn rug.

Hij keek om zich heen en liet de, nu nog, levende wachters achter. Hij nam een aanloopje en klom over het muurtje waarna hij op zoek ging naar de jongen wiens leven hij had gered.. soort van.
 
Richard vloekte en greep Merkus bij zijn schouder. Net op tijd, want een pijl schoot rakelings langs hem.
Hij keek meteen of er een uitweg was, maar zag niks. Er zat weinig anders op dacht hij verbittert en beet op zijn lip.

Een pijnscheut ging door zijn lichaam, maar zijn blik op de wereld werd een stuk scherper. Hij zag in het donker twee boogschutters die verder op een dak zaten te loeren naar bewegingen. Hij zou kunnen proberen rook te maken door een vuurballetje naar de dak van hout naast hun te gooien.
Dat zou er ook voor zorgen dat er genoeg paniek zou ontstaan waardoor de kans op ontsnappen nog beter was.

Zonder afwachting op de man die hem tot zover had geholpen sloot hij zijn handen ineen en maakte een vuurbal en wierp het snel naar de houten dak naast hun. Hij keek even of Merkus hem had begrepen en wenkte hem voor de zekerheid mee.
 
Merkus begreep het en sloot zijn ogen. Hij deed zijn handen tegen elkaar waarna er een blauwe gloed van af kwam. Aetherium nos pestra.. mompelde hij. Net toen de gloed weer af bleek te nemen nam hij onwijs toe wat zorgde voor een verblindend effect om hen heen. Hij sloeg zijn open handpalmen op de grond en greep de jongen net op tijd vast. Binnen een flits waren ze op een vreemde plek. Merkus opende zijn ogen en ging zitten op een stenen stoel. Welkom.. in mijn wonderbaarlijke huis. Prachtig, niet? Hij had een grote grijns op zijn gezicht en keek hem aan met een vonkeling in zijn ogen.
 
Richard keek hem nijdig aan. Hij wist niet waar hij was of wat er gebeurd was, maar het beviel hem allerminst.

Meteen duwde hij Merkus van zich weg en trok een kortzwaard. Met een dreigende blik bleef hij naar Merkus kijken, maar zocht ook heimelijk naar een weg om te ontsnappen.
Hij had allang begrepen dat die vent magie kon gebruiken, maar er moest een manier zijn om hier vanuit te ontsnappen. De moeite die hij had gedaan om Tralas te bereiken mocht niet verspild worden en hij wou de aanwijzing vinden en hoe sneller hoe beter!

Hij sprak dreigend tot Merkus : ''Als je me nu niet snel laat gaan, dan zweer ik je dat je het wel eens kon bezuren om mij hier mee naar toe te nemen, ongeacht waar we ook mogen zijn!''
 
Merkus trok een verbaasd gezicht, overduidelijk gespeeld. Luister, kleintje. Als ik je niet had meegenomen had je die wachter achter je nooit opgemerkt, en bovendien, we kunnen zo terug. Maar als jij dat zwaard niet snel wegdoet.. zorg ik ervoor dat jij hier weg bent.. Voor het geval je er nog niet achter bent. Dit is mijn huis, op mijn eigen plek. Hij wees naar zijn hoofd. Daar zitten we. Even lacht Merkus. Ga gerust zitten, het duurt nog wel even voor die wachters weg zijn..
 
Met tegenzin deed Richard de kortzwaard terug in zijn schede en nam plaats. Hij hield Merkus wel erg goed in de gaten en was klaar voor het geval iets fout zou kunnen gaan.
Ondertussen bedacht hij dat misschien Merkus iets meer wist over de stad of zelfs misschien over wat hij zocht.

''Weet jij toevallig dan waar ik de kwartier van de Orde van het Licht hier kan vinden? Ik moet daar wat...opzoeken..'' vroeg Richard aan Merkus.
 
Merkus denkt even na. Gek.. meestal gaan mensen niet op zoek naar de Orde van het Licht.. maar juist andersom. Maar ja, ik weet het te vinden. Ken je de marktplaats? Als je richting het grote paleis loopt neem je de derde straat.. daar links zit ergens een gebouwtje met een zonne-embleem erop. Daar kun je ze vinden. Merkus loopt even heen en weer en sluit dan zijn ogen weer. Maak je klaar. Hij slaat zijn palmen tegen elkaar. Aetherium nos pestra.. hij slaat zijn palmen op de grond wanneer de blauwe gloed verdwijnt en weer terugkomt. Binnen een seconde zijn ze terug op deze plaats. Het vuur is echter al uit en het lijkt wel alsof het al ochtend is. De tijd gaat sneller wanneer we daar zijn. Merkus aarzelt even, steekt zijn hand op en loopt fluitend weg.
 
Richard kijkt de man twijfelend na, maar besluit dan richting de markplaats te gaan, deze keer meer voorzichtiger.

Al snel bereikt hij de markt en weet ook de imposante kwartier van de Orde van het Licht in Tarlas te vinden. Er staan een paar wachters die op de uitkijk staan en Richard trekt zich na een poosje nadenken zich stilletjes terug.
Hij zou met een goed plan moeten komen, want hij wist nu dat ze niet zo vredelievend waren als ze zich voor deden.

Misschien hadden ze wel met de moordenaars iets te maken? Richard liep rustig weg, maar kookte van razernij bij de gedachte alleen al.
 
Rustig fluit hij een deuntje dat zijn vader hem geleerd had. Het was lang geleden dat hij hem had gezien, maar helaas kan hij hem nu niet meer zien. Toen Merkus zestien was werd zijn vader dood gevonden bij een beekje. Hij werd gevonden door een van de mannen die een hekel aan de Staalgeborenen had. Merkus geloofde niet dat hij gestorven was aan natuurlijke omstandigheden.. hij was gewoon vermoord. Merkus dacht er liever niet over na. Het was een gebeurtenis die achter hem lag en hij wou hem daar houden. Sloom liep hij verder. Hij veegde wat sneeuw van zijn capuchon af. Na een tijdje wandelen kwam hij aan bij een groot bos. Hij ging langs de kant van een riviertje zitten en begon met steentjes in het water gooien, iets waar hij al van zijn kindertijd van hield.
 
Richard fronste. Er brande wat licht door wat ramen en op het eerste gezicht leek het alsof er weinig mensen de wacht liepen.
Zachtjes sloop Richard richting een raam die op een kiertje stond. Hij hoorde niks en er brande ook geen licht binnen.

Zo een buitenkansje mocht hij niet voorbij laten gaan. Zo voorzichtig als hij kon deed hij het raam verder op en klom naar binnen. Bijna was hij gestruikeld, maar bleef nog net goed op zijn voeten terecht. Even voelde Richard zijn hart in zijn keel kloppen.
Even wierp hij een blik op het raam waardoor hij binnen was gekomen en twijfelde, zou hij het wel of niet open laten?

Hij liet het wel open en sloop naar de deur. Er scheen zwak licht eronder. Met zijn oor tegen de deur hoorde hij zachtjes gesnurk. Heel voorzichtig deed hij de deur open en zag een wachter op een stoel slapen. Richard keek rond en zag dat hij in een ronde kamer stond. De wachter zat op een stoel achter een bureau en er waren drie gangen die ergens ander heen gingen.
Hij trok een kortzwaard en liep rustig op de wachter af. Met een snelle beweging en zijn vrije hand op de mond van de wachter kon Richard de wachter snel en geruisloos ombrengen. Hij hield de wachter stevig vast, want die probeerde nog spartelend vrij te komen, maar staakte zijn verzet en zeeg in.
Toen hij de wachter naar het vorige kamertje had terug gesleept en zijn uniform had aangetrokken liep Richard de kamertje uit. Het lijk lag achter een bureau, waarop allemaal papierwerk stond. Waarschijnlijk zou Richard tijd hebben tot de morgen, voordat het lijk zou worden gevonden.

''Nu maar op zoek.'' mompelt hij gedempt.
 
Zuchtend liet Merkus zich weer vallen in de stoel. Er moest toch iets aan te doen zijn. Hij rustte zijn hoofd op zijn handen en keek de kroeg in. Er zaten veel verschillende soorten mensen. Dieven, huurlingen, hoeren, boeren en wat ander gespuis. Gelukkig zat hij in zijn eentje in een rustig hoekje waar verder alle tafels leeg waren. Hij nam een hap van zijn vlees en dronk wat bier. Het ging een tijdje zo verder totdat er twee mannen op hem af stapte. Een van hen was best groot, de andere klein. Ze waren, voor het zicht, onbewapend. Maar Merkus wist dat in deze taverne, iedereen wel een wapen heeft. Jij, jij bent toch.. *SNUIF* Merkus Staalgeboren? Merkus keek op en knikte langzaam. Ja, en dan nog? De grote man begon te grijnzen.

BAM! De deur vloog open en Merkus vloog naar buiten de straat op. Ik zeg het nog een keer.. geef me je geld slapjanus.. De grote man knakte zijn knokkels. De kleine man kwam dreigend dichterbij met zijn slangendolk. Plots greep de grote man Merkus bij zijn rechterschouder en trok hem overeind. Merkus reageerde snel door de man zijn hand om te draaien met zijn linkerhand en daarna zijn handpalmen te laten branden. De man schreeuwde het uit waarna Merkus hem een trap op zijn, nu zichtbare, rug te geven. De man vloog met zijn hoofd tegen de deur aan. De kleine man was eerst met stomheid geslagen maar sprong toen snel een stuk dichterbij en poogde hem neer te steken. Merkus greep de hand vast en trok er hard aan. Toen de man uit balans was trapte hij hard tegen de achterkant van de man zijn voet, waardoor hij hard op de grond terecht kwam.
 
Richard keek een beetje naar beneden en knikte als groet naar een andere wachter. Hij was tot zover niet opgemerkt.
Echter was hij al een uur bezig om rond te zoeken waar de documenten werden opgeborgen. Als hij nou maar even daarbij kon, dan wist hij zeker dat hij kon vinden wat hij zocht.

Na nog een uur rond te hebben gedwaald kwam hij uit een gang die naar rechts en links ging. Links ging weinig intressants op het eerste gezicht, maar rechts ging het richting een grote deur waar een wachter voor stond.
Meteen was Richard geintresseerd en liep richting de wachter. Die fronste onder zijn helm, maar begroette Richard door te knikken. Die reageerder daar niet op, maar duwde de man snel en schopte meteen tegen een been. De wachter keek verbaasd en voor hij iets hard kon roepen of maar iets kon doen, doorboorde een kortzwaard zijn keel. Meteen zonder zijn kortzwaard schoon te vegen, begon hij de doodgaande wachter te onderzoeken naar een sleutel. De man probeerde zijn arm op te tillen, maar lukte niet en rochelde nog wat voor hij zijn ogen draaide en stil bleef liggen.
Toen Richard de sleutel vond, moest hij zich inhouden om geen vreugdekreet te slaan. Hij stormde zowat op de deur af en opende die.

De grote kamer was erg donker en toen Richard zachtjes hoi mompelde, hoorde hij beetje zijn echo. Daaruit kon hij afleiden dat hij in een grote vetrek was. Alleen had hij nog licht nodig, maar omdat hij weinig zin had om een fakkel te halen bracht hij zijn linkerhand omhoog en concentreerde zich. Een kleine vlam ontstond uit zijn handpalm en bleef er rustig boven zweven. Richard floot erg zachtjes toen hij de rijen boeken in kasten zag en liep naar verschillende plekken toe om te kijken.
Sommige waren documenten over het verre verleden of over een persoon. Andere gingen over onderwerpen, zoals training of andere dingen waarin Richard niet zozeer in geintreseerd was. Hij begon wel een beetje de hoop te verliezen, want er leek geen einde aan de boeken te komen en hij wist dat zijn tijd begon te tikken, want er zouden meerdere wachters hun ronde doen en een dode wachter voor een geopende deur zou zeker de reden geven voor een alarm.

Toen Richard net teleurgesteld zich wou terug trekken merkt hij een klein bruin boekje op tussen twee grote boeken. Het viel op omdat de meeste boeken van die dikke pillen waren. Ertoe aangetrokken pakte Richard het boekje eruit en blies het stof eraf, waardoor de titel zichtbaar werd.

''De oorlog tegen de vervloekte clan van Caris.''

Meteen gingen zijn nekharen rechtovereind staan en wist Richard dat dit zijn eerste aanwijzing kon zijn.

''Hey, wat in de Licht..''
Richard draaide zich geschrokken om en zag net een wachter om de hoek heenrennen. Vloekend rende Richard bijna weg, maar bedacht zich. Hij draaide zich om en deed het boekje in de binnenzak van zijn leren vest, onder de simpele wachterharnas. Hij spreide beide zijn handen en beet op zijn lip. Vuur ontstond en brande fel in beide van zijn handen. Meteen zonder af te wachten of hij genoeg vuur had verzameld in beide handpalmen, sloten hij zijn handen in elkaar en keek rond. Het zou moeten werken. Hij liet zijn met zijn linkerhand zijn rechterhand los en meteen ontstond een grote vuurbal ten grote van twee voetballen in zijn rechterhand. Hij wierp en draaide zich snel om.
Toen hij het vetrek uitrende hoorde hij al stemmen schreeuwen en metalen uitrustingen kletteren. Hij sloeg zomaar een gang in en vloekte hardop. Hoewel hij het vaag hoorde, hoorde hij dat de klok in de hoge toren van het kwartier werd aangeslagen. Als hij niet snel weg zou zijn dan zou hij het moeten opnemen tegen alle wachters die zich konden verzamelen.
Ineens werd hij van zijn voeten opgetild en weg gesmeten. Zijn hele wereld werd in één keer wit en hij hoorde een scherpe geluid.

Met een dreundende gevoel in zijn hoofd en zijn gehoor die het langzaam weer deed opende Richard zijn ogen. Hij probeerde snel op te staan, maar voelde zich duizelig en merkte dat er bloed van zijn voorhoofd afdroop. De helm was van zijn hoofd afgevallen en hij was doorgerold. Toen hij om zich heen keek zag hij dat op een platte dak stond naast het kwartier en dat er een grote gat was ontstaan.
Nu begreep hij het of dacht hij het te begrijpen. Kennelijk had er explosief poeder of iets dergelijks daar gestaan en was het ontploft terwijl hij probeerde te vluchten.

Ondanks dat hij pijn voelde over zijn hele lichaam probeerde hij zo snel mogelijk afstand van het kwartier te maken en gooide hij ook de harnas van de wachter van zich af, die hij had gestolen.
 
Met een zachte plof viel Merkus op de grond, enkel opgevangen door zijn hand en zijn knie en voeten. Hij keek omhoog en zag in de verte de jongen strompelen op een dak. Hij keek achter zich en zag dat er al enkele wachters zichzelf aan het klaarmaken waren om het brandende gebouw binnen te gaan, maar anderen rende achter de jongen aan. De jongen had groot potentieel, te zien aan het brandende gebouw, maar tegen zoveel wachters kon hij niet op. Merkus sprong weer op en klom snel het gebouw op waarna hij de achtervolging op de jongen inzette. Hij sprong behendig over een gat tussen twee huizen in en begon de jongen langzaam in te halen. Plots stortte de jongen voor hem in, waarna hij naar beneden viel, van het dak af. Merkus schrok behoorlijk want de jongen zag er toch uit als een getraind persoon. Hij sprintte naar de rand van het dak en keek naar beneden. Hij was gelukkig geland in een soort achtertuin, maar de landing zag er niet al te zacht uit. De jongen leek wel bewusteloos te zijn..

Snel liet hij zich vallen en lande naast hem. Wat te doen, wat te doen?
 
Vloekend voelde Richard dat de pijn steeds meer begon toe nemen.
Dan maar oneervol kruipend doorgaan. Hij wou het uitschreeuwen van de pijn, maar wilde zijn locatie niet prijs geven. Voorzichtig draaide hij zich op zijn rug en vloekte. Zijn zicht nam door de pijn af en werd langzaam troebel.

Hij zag dat er een persoon vanaf een dak naar hem keek en zag geen andere oplossing. Met al zijn kracht en concentratie veranderde zijn ogen.
Sharingan1.gif

Zijn zicht nam weer tot erg scherp toe en hij kon de figuur meteen herkennen. Het was die gek die hij eerder was tegen gekomen. Meteen toen hij een vuurbal wou maken met zijn linkerhand en met zijn rechterhand een kortzwaard wou trekken uit een schede, voelde Richard een immense pijn door zijn lichaam gaan en vloekte hardop.
De Carins verdwenen en zijn pupillen werden weer normaal. Zijn zicht werd snel troebel en daarna zwart.

''Vader, Moeder...Sta me alsjeblieft bij.'' momepelde Richard voordat hij wegzakte.
 
Een der Carinse.. waarom ik? Waarom moest het precies iemand van de clan van Carin zijn.. Snel liet hij zich vallen en greep de jongen bij zijn schouders en begon hem weg te trekken.  Maar voordat hij überhaupt een meter verder was, verschenen er enkele wachters op het dak rond hen. Ze richtten onmiddellijk hun bogen en kruisbogen op hen. Merkus liet de jongen los en deed zijn handen omhoog. Hij glimlachte even en greep toen zijn kruisboog vast, die achterop zijn rug zat en schoot op één van de wachters. Hij werd getroffen in de nek. Terwijl hij greep naar zijn nek en snakte naar adem viel hij naar beneden. Voor hem was het licht niet licht genoeg geweest.. Merkus lachte om zijn grapje. Hij liet de kruisboog vallen en activeerde zijn clans speciale magische kwaliteit. Uit zijn ogen kwam nu blauw vuur. Naar het leek beschadigde het zijn ogen en lichaam niet maar het maakte de omgeving wel een stuk duisterder. Er kwam nu enkel nog licht van zijn ogen en dat was de enigste lichtbron in de buurt. Enkele wachters richtten nu hun kruisbogen en bogen maar anderen maakten aanstalten om weg te rennen.

Uit Merkus' handen kwam nu ook blauw vuur. Het brandde als een gek maar Merkus merkte er weinig van.. hij concentreerde zich op de techniek. Het moest slagen want anders was het te laat om nog iets te doen. Met razendsnelle reflexen en grote precisie stootte hij vuurballen naar de wachters, die weinig meer konden doen dan al brandend in het rond rennen en naar beneden vallen, proberend de vlammen uit te slaan zonder daarin te slagen. Een van de wachters was succesvol naar beneden geklommen en kwam met zijn zwaard boven het hoofd geheven op Merkus afgestormd. DOOD AAN HET DUISTER! luidde zijn strijdkreet. Merkus draaide zich om en ramde zijn vuist in de man zijn maag. Bloed spoot uit de maag toen Merkus' vuist diep in de man zijn buikholte boordde. De man keek even naar beneden en viel toen dood neer. Merkus keek toen met woeste ogen in het rond. Wie durft mij uit te dagen? Wie wenst er te vallen als een blad in de herfst? Elke dag moet ik vechten, elke dag zie ik doden.. is dit wat jullie willen? Het leek wel alsof hij compleet gek werd maar uiteindelijk gingen de vlammen weg. Hij viel voorover op handen en voeten en spuugde wat bloed uit.

Naast hem verscheen een waas. Merkus, wat is er gebeurd? Ik zag een grote explosie en daarna werd heel de stad donker. Er was enkel jouw blauwe licht om het te verlichten. Een grote man stond naast hem met een capuchon over zijn hoofd, een doek voor zijn mond en een boog met pijlenkoker om zijn schouder. Het was een man van al in de dertig. Merkus stond stoer op. Het is niets.. het waren.. die schoften van het Licht weer.. Hoe sterk Merkus ook was, deze techniek was te zwaar voor hem..
 
Plotseling werden de 3 mannen opgeschrikt door een applaus.

"Bravo! Ik had niet gedacht dat ik niet zou hoeven ingrijpen!" Zei de mysterieuze toeschouwer.

"Vertoon jezelf!" Riep Merkus, onmiddeljk gevolgd door een zucht van vermoeidheid.

Als uit het niets verscheen er een man uit een hoekje van de tuin, en Merkus vloekte geschrokken.

"We hebben geen tijd voor nutteloos gebabbel, deze jongen heeft hulp nodig. Neem hem op je schouders, en volg me."

Merkus keek de vreemdeling in zijn mantel even achterdochtig aan, en knikte toen. Door te staan niksen geraakten ze nergens. De wachters konden elk moment hier aankomen.
 
Back
Top Bottom