The story of The Heroes

Users who are viewing this thread

''Verdomme. Tering weer!''

Hij keek chagrijnig om zich heen. Sinds zijn vetrek uit Renwald had was het alleen maar slecht weer geweest. Hoewel hij soms een buitje niet erg vond op zo nu en dan was hij het nu echter zat.

Even moest hij glimlachen. Misschien kwam zijn stemming vanwege het feit dat hij nu weer in Lyon was? Meteen keek hij grimmig richting de opdoemende muren en poort. De soldaten die bij de poort iedereen controleerde keken ook niet erg vrolijk, maar Artos had zijn verhaal al klaar liggen.

Toch mocht hij na een kort inspectie door en werd niet echt lastig gevallen. Toen hij rondkeek kwam de verlangen om meteen de gouverneur op te zoeken. Zijn verstand zei dat het handiger zou zijn als hij zijn paard wat rust zou gunnen en dat de kans om te slagen groter werd als hij rustig afwoog hoe hij het beste kon doen en wanneer. Toch bleef de verlangen om bloed te vergieten aan hem knagen. Om zijn verlangen wat te dempen begon hij al te fantaseren over hoe hij zich zou storten op de klootzak.
Hij zag een herberg en nadat hij had overhandelt over de prijs van een kamer en ruimte om zijn paard te stallen ging hij rustig rond lopen. Het beste was om de stad beter te leren kennen. Even stopte hij en dacht na. Hij zou naar routes moeten kijken om snel de stad uit te komen of om eventuele achtervolgers op een dwaalspoor te zetten.

Nadat hij wat rond had gelopen kwam hij een kleermakerwinkel tegen en dacht even na. Hij liep naar binnen en vertelde wat voor kleding hij wou hebben, waarop de winkelier zei dat het wel ronduit 2 dagen zou kosten. De winkelier bood een prijsje ervoor aan en Artos ging meteen akkoord en liep glimlachend de winkel uit.
Dat waren dus 2 dagen om zowel uit te vinden waar de gouverneur vaak rond hing en om de stad beter te leren kennen.
Allenbei waren het voorlopig zijn doelen. Pas als hij die twee dingen voor elkaar had, dan pas zou hij zijn belofte aan de arme dode jongen kunnen waarmaken.

Artos fluisterde zachtjes tegen de wind. ''Al zal ik zelf het niet halen. Één ding zal zeker zijn en dat is dat die klootzak het ook niet zal halen!''
 
De eerste dag was al voorbij.
Toch ondanks dat hij in de stad was en in gedachte hield waarom hij hier was, kon Artos er weinig aan doen dan toch vrolijk rond te kijken.

Ook bedacht hij dat het misschien handig zou zijn als hij wat informatie zou rondvragen aan de mensen. Natuurlijk, dacht hij, dat het niet al te opvallende vragen moesten zijn. Hij zou gewoon vragen moeten stellen wat er de laatste tijden gaande was in Lyon en wat voor man de gouverneur was. Hoewel hij precies wist wat voor man de gouvenreur was, wist Artos toch dat het nuttig was om meer om over zijn doelwit te weten. Zoals een bekende sprak : ''Ken je vijand net als jezelf'' geloofde Artos dat hij ook dus meer kans op slagen had als hij dus meer te weten kon komen over de man.

Hij zag een kroeg en stopte even. Daarna liep hij op zijn gemakje er toch heen en besloot wat drinken te bestellen. Hij wierp een paar blikken rond en begon te denken bij wie hij zou aanschuiven om een praatje mee te beginnen.
Hij pakte de beker bier die de barman hem aangaf en nam een slok ervan.

Artos mompelde : ''Welke van die ratten hier zou me kunnen helpen?''
 
Hij glimlachte en keek rond. Het viel best wel mee. Tuurlijk, het was niet zo prachtig of rustgevend zoals Veona, maar toch. Renwald had zo zijn pracht.
Het was ook opgevallen dat Renwald geen kerken had. Althans hij had er geen kunnen vinden.

Leon liep richting de locatie waar de gilde was. Samen met Marsha had hij verzonnen dat de binnenkomst een kleine winkeltje liet zien waar ze verschillende kleine dingetjes verkochten. Allemaal kleine speelgoed of handgemaakte dingen, maar ook schilderijen.

Terwijl Artos vetrokken was en één dag voorbij was gegaan had Marsha al drie jongemannen en een jonge vrouw bij de gilde geworven. Ze hielpen goed mee en hoewel ze erg hun best deden om aan de verwachtingen te voldoen die Marsha had voor hun training, vond Leon dat ze misschien ietsje te hard werden getraind. Echter hield hij daar zijn mond over, want hij had daar geen verstand van en liet het wel over aan Marsha of Artos.

Ook zat hij aan een verbetering van de verborgen mes te denken. Waarom zou je de mes uit de schede laten schieten met een ring, die vast zat aan de mechanisme die de mes uit zijn schede liet komen? Hij liep in gedachte verder en bedacht dat hij misschien het ontwerp zo kon veranderen dat je met een beweging van je pols de mes uit zijn kon laten komen en dan ook weer terug. Dat zou veel handiger zijn.

Maar hij zou wachten met het maken van meer verborgen messen, want Artos had nog geen toestemming gegeven dat de nieuwelingen er eentje mochten. Maar Marsha zou toch wel het nieuwe ontwerp kunnen testen?
Met die gedachte liep hij richting een smid om de benodigheden te kopen en even later liep hij met een grote glimlach richting de verborgen gilde.
 
Trystan

Hoe dichter ze bij Renwald leken te komen, hoe slechter het weer werd. Op een bepaald ogenblik was het zelfs even aan het gieten. Na enkele dagen zagen ze dan toch de stadsmuren van Renwald opdoemen. De muren waren iets lager dan die van Wittoorens, maar hadden veel slanke, hoge torens die als pijlen uit de grond leken te schieten. Over de muren heen konden ze de leistenen daken van allerlei huizen en gebouwen zien. De koninklijke banieren, gouden kastelen op een donkerrood veld, wapperden van elke toren.

Ze reden door het poortgebouw, begroet door enkele ridders die de koning gestuurd had. De koning zelf kon niet meer zo goed lopen, noch te paard zitten, ondanks hij even oud was als Lester. Eén van de ridders kende Lester persoonlijk, de anderen qua schildteken. De grote man met borstelige zwarte baard, die een schild droeg waarop een gekroonde man in het goud op een donkerblauw veld stond, was een telg van het Huis Hansco, de jongere broer van de huidige heer van Hansco, en maakte deel uit van de Koninklijke Raad. Zijn naam was Ubert. Hij had Trystan nog gekend, toen hij als kleine jongen hier nog geweest was. Hij herinnerde zich nog hoe Ubert hem altijd toelachte, met die brede lach van hem. Hij was ook één van zijn vader's vroegere strijdmakkers. Een goedlachse, maar plichtsbewuste man. Enkele andere ridders waren voornamelijk jonger, de ene was een Fargos, met de groene eenhoorn op een wit veld, dan weer een Soren, met negen zwaarden op een geel schild met zwarte rand, enzovoorts...


Toen ze door de stad reden, praatte Trystan even met Ubert.


Ubert: HAHAHA, Trystan, da's lang geleden! Laatste keer dat ik je zag was je nog maar een kleuter!
Trystan: Heh, en de laatste keer dat ik u zag, had u meer haar op uw hoofd.

Ubert lachte luidkeels, het was een lach die als een donderslag klonk.

Ubert: Je bent groot geworden.. En goed in het toernooi ook, hoor ik!
Trystan: Ja, ik spring goed om met mijn lans. Ik heb enkele meisjes die je kunnen overtuigen.
Ubert: Je bent net als je vader, hij had ook een zwak voor knappe snoetjes. We naderen de burcht, hou je klaar.


De Koninklijke burcht lag op een eiland in de stad. De buitenmuren van de burcht hadden hogere muren, maar lagere en dikkere torens dan de stadsmuren. In de burcht lag de Kroonhal, waar de troonzaal, de feestzaal en de raadzaal zich onder andere bevonden, Baleons Veste, waar zich de koninklijke appartementen bevonden en de Kleine burcht, waar meestal gasten verbleven. Andere gebouwen die binnen de burcht lagen, waren de stallen, het keukengebouw, het toernooiveld, verschillende torens waar de verschillende raadsmannen en hun gevolg verbleven, enzovoorts...

Toen ze in de burcht waren, vroeg Lester of hij eerst mocht uitrusten voor hij de koning ging zien. De ridders die hen begeleid hadden zeiden dat dat in orde kwam, gezien Zijne Genade rond dit uur bij de hoffrater (( een frater is in Arkris een soort geschoolde raadsman, scholier en geneesheer tesamen )) en dus niet beschikbaar was.

Ze kregen een toren toegewezen in de Kleine burcht. Trystan kibbelde even met Janne omdat hij één van haar koffers in het midden van de wenteltrap liet staan waardoor zij niet meer naar boven kon. Uiteindelijk rustte Trystan wat uit op zijn bed, hij was doodop.
 
Hahahahaha! Loth gaf de man een klap in zijn gezicht die minstens een meter naar achteren wankelde. '' Je hebt er niets mee te maken man! '' schreeuwde de kerel terwijl hij het bloed van zijn lippen af veegde. '' Weet ik. Ik wil gewoon vechten, hahaha! '' Hij gaf de man een trap in zijn maag en toen een stoot tegen zijn lippen. De man probeerde zich te verdedigen door zijn handen omhoog te doen maar je hoorde enkel een harde kraak elke keer dat Loth er tegen aan stootte. Toen gaf Loth hem een harde klap in zijn onderbuik, pakte hem op en smeet hem door de deur heen. De man was bewusteloos geraakt na dit '' gevecht '' wat blijkbaar om niets ging. Loth besloot maar eens op te stappen, voordat die stomme Renwaldse wachters kwamen. En hij had gelijk, niet langer dan tien minuten later hoorde hij al geschreeuw. Hij grijnsde en liep stug door. Hij voelde even aan zijn zwaard. Terwijl hij dus naar achteren keek liep hij tegen iemand aan. '' HEY, KIJK EENS UIT KEREL '' brulde Loth keihard. De man draaide zich om.
'' Excuseer? '' Loth keek hem vreemd aan.
 
Artos fronste en zijn ogen wierspiegelde een koele blik. Ondanks dat hij minder breed en dreigend overkwam dan Loth bleef hij staan en Loth recht in de ogen aankijken.

Artos : ''Wat zei je?''
Loth : ''Als je nou niet heel snel aan de kant ga, dan smijt ik je aan de kant!''
Artos : ''Is dat zo dan?''

Loth haalde uit, maar Artos dook naar beneden en terwijl hij weer rechtovereind kwam haalde hij uit met een vuistslag. De slag kwam tegen de kaak van Loth, maar die deed een aarzelende stap achteruit en hief zijn andere vuist.
Artos vloekte en stapte opzij terwijl de vuist rakelings zijn gezicht ging. Wetend dat die bruut het langer zou volhouden dan hem opende Artos met kracht zijn linkerhand, waardoor de verborgen mes uit zijn schede vloog en meteen hield Artos die tegen de keel van Loth.

Voordat beiden wat kon zeggen of doen hoorde ze dreunende voetstappen.

Artos keek woedend naar Loth en spuugde in zijn gezicht. Hij draaide zich razendsnel om en maakte dat hij wegkwam, terwijl hij de bruut vervloekte.

Toch hoorde hij nog steeds voetstappen en wierp een blik achterom, die gek kwam achter hem aan!

Artos gromde : ''Geweldig hoor, heb ik weer.''
 
Met twee grote sprongen is Loth alweer bij hem en hij grijpt hem in zijn nek. '' Waar dachten wij heen te gaan, klootzak? '' Hij hield hem met een hand in de lucht, en met de andere greep hij naar een mes ter grote van een klein zwaard. Hij keek hem sadistisch aan. '' Zo snel gaat dat niet. '' Zijn ogen werden roder terwijl hij begon te grijnzen.
 
Artos spuugde in Loth's gezicht en haalde met zijn linkerhand uit. Loth hapte naar adem en keek naar beneden.
Bloed droop langzaam op de grond en Loth liet Artos los. De verborgen mes was uit zijn schede en Artos pakte Loth snel bij zijn keel.

Artos : ''Ik zou eigenlijk je keel open moeten snijden en je moeten laten rotten, maar ik heb weinig tijd voor types zoals jij, dus je hebt geluk.''

Hij duwde Loth wat naar achteren. Loth vloekte en keek woest naar Artos, die langzaam wegliep.

Loth : ''Kom hier en vecht als een man!''
Artos wierp hem een koele blik toe en liep door. ''Als je een duel wilt, kom dan morgenavond terug bij de kroeg. Dan wil ik best je leren dat je niet met mij moet sollen.''

Artos schudde zijn hoofd en liep door. Hij was eigenlijk niet van plan om die gek nog eens tegen te willen komen, maar misschien moest hij het wel doen. Dan kon hij hem misschien afmaken.
Ook moest hij later Leon bedanken, want de verborgen mes deed zijn werk uitstekend goed. Het zou zeker een prima wapen zijn om zijn werkelijke doelwit om te brengen.

Alleen eerst nog wat meer informatie verzamelen. Met die gedachte liep hij door en op zoek naar wat hij kon gebruiken of kon opvangen uit andere gesprekken van mensen.
 
Zamir werd wakker van een raar geluid. De zon was nog net niet op, maar je kon al duidelijk zijn aan de grijze gloed aan de horizon. Het geluid leek van achter de rotsen te komen. Hij stond stilletjes op en pakte zijn zwaard. Stilletjes sloop hij om de rots heen en langzaam kwam hij om de rots heen en daar zag hij het. Een schorpioen van zeker 50 centimeter. Zamir deinsde een stukje terug, hij had nog nooit zo’n grote gezien. De schorpioen had hem blijkbaar nog niet helemaal door en Zamir besloot dat hij er niet op ging wagen om deze te gebruiken voor zijn ontbijt. Hij had nog cactussoep.

Hij pakte z’n spullen bij elkaar en stapte op Camul. Hij wachtte nog wel even met ontbijt, in ieder geval ergens waar geen gigantische schorpioenen over de grond kropen. Hij reed nog een half uurtje door en vond goede plek voor zijn ontbijt. Toen de cactussen lagen te borrelen in zijn pannetje, dacht hij bij zichzelf hoe lang het zou duren totdat hij de woestijn uit was. Als hij door naar het noorden zou rijden, dan zou hij in Nabul aankomen en daarna kon hij noordwest gaan Kirya, een stad in het noorden en vlakbij de grens van Searon. De reis naar Nabul was zeker nog 3 dagen en de reis naar Kirya zou nog eens 4 dagen innemen.

Zamir besloot om eerst naar Nabul te gaan. Wat hij had gehoord woonde daar zelfs familie van hem, familie die liever in de stad woonde en niet van het nomadenleven hielden. In het kamp praatte niemand ooit over deze familie. In hun ogen was het verraad wat ze deden, maar Zamir hield niet van zijn familie in het kamp, hij dacht bij zichzelf dat de familie in de stad wel beter was dan zijn oude.

Toen hij de soep op had, begon hij weer te rijden. Het was nog een verre reis te maken voordat hij in de stad kwam en onderweg waren niet al teveel waterputten. Hij kon zich wel herinneren dat hij hier met zijn stam was geweest. Iedereen was verplicht om de plekken te leren waar je water kon vinden, zonder water was je zo dood in de woestijn. Zamir wist wel ongeveer waar ze waren. Als hij geluk had zou hij aan het eind van de dag water vinden. En hoe meer water, hoe sneller Camul zou kunnen reizen.

Uiteindelijk wist hij de bron te vinden, hij gaf Camul water en reed door, hopend Nabul zo snel mogelijk te bereiken. Na nog eens 2 dagen reizen en slapen in de woestijn kwam hij eindelijk aan.
 
De laatste 2 dagen waren druk geweest. Hij had genoeg informatie en ook had hij zijn nieuwe kleding opgehaald bij de klerenmaker.
Uit de raam kijkend keek hij richting de lucht. Het was hemelblauw en kristalhelder.

Hij draaide zich om en kleedde zich aan. Hij opende zijn hand waaraan de polsbeschermer zat en de verborgen mes.
artos.png

Toen hij buiten was ging hij meteen richting de stadshuis. Wetend dat de gouverneur een kleine toespraak zou houden voordat hij richting Renwald zou gaan zou hij daar zijn aanval moeten uitvoeren. Artos dacht dat hij het beste zou kunnen toeslaan wanneer de zak zich zou terug trekken en zich zou voorbereiden om richting Renwald te gaan. Alleen zou hij de stad nooit uitgaan, als het aan Artos lag.

Er stond een redelijke massa mensen en Artos wist tot een goede afstand door de massa heen te komen. Er stonden wel veel bewakers, maar tot zover niet genoeg om de gouverneur volledige bescherming te bieden, mocht Artos toch besluiten meteen toe te slaan.
De gouverneur kwam naar buiten met een glimlach en zwaaide vrolijk naar de mensen. Artos voelde dat zijn nekharen overeind gingen en zijn bloed ging koken.

Hoe konden ze hem nou vrolijk toejuichen. Een man die arme kinderen vermoordde als ze bij hem om een almoes kwamen vragen? Toch bleef hij kalm en wachtte de toespraak af.
Meteen ging Artos de massa uit toen hij het idee kreeg dat de toespraak zou eindigen. De stadshuis binnenkomen zou toch makkelijker gaan dan verwacht.
Er stonden weinig bewakers en de meeste stonden niet eens echt op wacht, maar zich eerder kapot te vervelen. Artos wist zonder moeite voorbij een wachter te komen die steeds in slaap domelde. Eenmaal binnen de stadshuis ging hij de kant op waar de kamers waren voor de gouverneur. Hij keek een kamer in en dacht na.

Echter hoorde hij voetstappen en dook hij de kamer in. Er stonden wat kleren op een stoel, die voor een grote spiegel stond. Er waren ook enkele grote kasten. Artos ging snel een kast in en deed deur dicht.
Hij was net op tijd, want hij hoorde een deur open gaan en een oude mannenstem zuchten. Langzaaam en voorzichtig opende Artos de kastdeur een kiertje. Hij was het!
Meteen kreeg Artos het gevoel dat hij weinig lucht kreeg en elke vezel in zijn lichaam riep om bloed. Toch leek het alsof het lot hem goed gezind was, want de man kwam mopperend richting de kast.

Artos likte zijn lippen en liet de verborgen mes uit zijn schede komen. Heel even was hij bang dat de gouverneur het had gehoord, maar die kwam steeds dichterbijer. Langzaam leek de tijd te stoppen en Artos verwachtte dat hij elk moment zou flauwvallen van de spanning.

Toen deed de gouverneur de kastdeur open en keek verbaasd en geschokt.

Artos : ''Verrassing, zak!''

De man hapte naar adem en zakte in elkaar, terwijl Artos de verborgen mes met een ruk uit de borst van de man haalde en daarna met een haal zijn keel doorsneed. De man viel gorgelend op de grond en spartelde nog.
Artos stapte de kast uit en spuugde op hem en bekeek hem nog even met een gezicht vol afschuw en verachting.

Daarna sloop hij voorzichtig de kamer uit en voelde een geweldige gevoel vol troimf en trots.
 
Janne

Ze had zich vlug even verfrist voor ze ontboden werden in de troonzaal van de Kroonhal. Ze had zich de vorige avond vrij ziek gevoeld en moest in het midden van de nacht overgeven. Ondanks dat voelde ze zich fit en fris deze ochtend. Vandaag droeg ze een simpele blauwe jurk, waarvan het keurslijf verticale witten strepen had. De boorden van de mouwen en de kraag waren met kant afgewerkt. Haar donkerrode haar had ze met een ivoren haarspeld naar achter gestoken. Ze liep naast Trystan, die een kobaltblauwe wambuis droeg, met een bruine cape daarover die vastgespeld was met een gouden leeuw. Vader droeg een lichtblauw wambuis, met een witte cape en een gouden leeuw van gouddraad op de linkerborst geborduurd. Toen ze de zaal binnenkwamen, zij en Trystan in het kielzog van hun vader, weken de mensen die voor de troon verzameld stonden uiteen. Een heraut kondigde hun af 'Heer Lester Florent van Wittoorens, en zijn gevolg!' En zijn gevolg? Wat denk die lummel dat wij dan zijn? Vroeg Janne zich geïrriteerd af.

De troonzaal was niet opmerkelijk anders dan andere troonzalen. Er waren twee zuilengallerijen met ribgewelven in het plafond. De vloer was gemaakt uit een patroon van wit, groen en rood marmer. De troon was versierd met bladgoud en scharlakenrode bekleding. Op de troon zat de koning, hij was slechts tien jaar ouder dan Lester, maar zag er wel twintig jaar ouder uit. Naast de koning stonden zijn broer, Bartoleon, en de koningin. De koningin was zo'n veertig jaar, en de koning's tweede vrouw. Bij haar had de koning zijn enige kind gekregen; een ziekelijke jongen van dertien jaar oud. De koningin zag er vrij goed uit, met een fijn gezicht en kastanjebruine haren.

De koning hief zijn hand op om het publiek tot stilte te vermanen. Vervolgens sprak hij met zijn zachte, door ouderdom gekwelde stem.

Koning Galeon: U bent er, Heer Lester.. hm, goed goed.
Lester: Ik nam aan dat u wilde dat ik mijn eed zou hernieuwen, sire?
Koning Galeon: Dat was toch een van de redenen waarom ik u liet komen. Hmm, vooruit dan maar. Heer Lester van Wittoorens, zweer jij je koning trouw te zijn, je koning gehoorzaam te zijn en je koning ten alle tijde van dienst te zijn?
Lester: Bij de genade van mijn heer, Koning Galeon de tweede, soeverein van Arkris en beschermer van het rijk, zweer ik dat ik hem ten alle tijde trouw, gehoorzaam en van dienst te zijn. Ik zweer het op mijn eer en mijn naam, op mijn hoofd en mijn familie.
Koning Galeon: Goed, da's al één formaliteit minder... Heer Lester, ik vewacht u straks in mijn privé vertrekken.
Lester: Zeker, sire.
Koning Galeon: Dan mogen jullie nu gaan. Iedereen. Ik heb geen zin meer vandaag iedereen hier te zien.

Toen ze de zaal verlieten, merkte Janne op dat de koningin hun een minachtende blik toewierp. Terwijl ze terug naar de Kleine Burcht liepen, vertelde Trystan dat hem iets vreemds opgevallen was.

Trystan: Zagen jullie dat ook? Iets achter de troon stond een of andere priester van dat lichtgeloof.
Janne: En dan? Die man kiest zijn gevolg zelf... En het ziet eruit alsof hij niet meer lang te leven heeft, dus misschien wilt hij iemand om tegen te biechten?
Lester: Trystan heeft gelijk, Janne. Als er een klojo van het Geloof des Lichts in het gevolg van de koning zich bevindt...
Janne: Dat wijst op zich toch nergens op?
Lester: Weet je waarom Arkris uberhaupt bestaat? Omdat we ons vrijgeworsteld hebben van Aral, met hun klotegeloof. Het feit dat ze nu in het gevolg van die oude man zitten, wijst er alleen maar op dat ze op één of andere manier hun greep terug aan het versterken zijn.


De manier waarop Lester dat zo helder vertelde, was vrij zeldzaam. Meestal zei hij zulke dingen als hij echt wist dat er iets aan de hand was. Janne slikte even haar verbazing in, wilde iets zeggen, maar werd onderbroken door Trystan.

Trystan: Naar het schijnt is dat geloof steenrijk. Nog rijker dan de meeste koningen en koopmannen.

Er viel een stilte. Janne zag een verband. Als dat de prijs is om wat geld van het geloof te kunnen krijgen...

Janne: En wat als onze koning nu eens een soort lening is aangegaan met het geloof? Dat hij in ruil voor goud, één van die hogepriesters van dat geloof een belangrijke post in het rijk moest geven?

Er werd niets meer gezegd. Janne vermoedde dat ze het wel doorhadden.
Toen ze terug in haar torenvertrekken was, zag ze dat een drietal kamermeisjes dingen aan het schoonmaken waren. Ze bleken Janne nog niet te zien.

Janne: Ahem.

De kamermeisjes keken op. Ze waren alledrie nog maar zo oud als Trystan. Janne vroeg hen om een uitleg. Ze heetten Tansa, Shella en Misha. Ze legden uit dat de koningin hun gestuurd had, en dat Lester en Trystan elk hun eigen dieners hadden.

Janne: Mhmm... Dus jullie gaan mij constant op de vingers zien?
Tansa: Elke toren heeft een cel waarin een dienster of diener kan zitten. We hebben een beurtrol dus als u ons roept, zal er zeker één van ons komen om u van dienst te zijn, vrouwe.
Janne: Hmm, ik dacht dat we maar een nacht of twee gingen blijven... Blijkbaar niet, zo te zien.

Janne ging op een stoel zitten en vroeg een beker wijn. Rode wijn uit Veona, van een goed jaar. Janne gebaarde dat ze weg mochten. Tansa haalde vlug een brief tevoorschijn voor Janne voor ze wegging. Janne keek ernaar, weer een aanzoek. Ze wierp de brief het haardvuur in.
 
Hij keek rond. Niks op aan te merken.

Sinds zijn vlucht uit Lyon was Artos bijna regelrecht naar Renwald gekomen. Hij was betrapt, maar wist te ontsnappen en was binnen een dag weer terug in Renwald. Hij liep de winkel binnen en zag wat schilderijen te koop en een oudere man glimlachend naar hem kijken.

Oudere man : ''Kan ik u helpen?''
Artos : ''Ik ben Artos.''
Oudere man keek hem scherp aan. ''Artos?''
Artos knikte. ''De leider van de Gilde.''
Oudere man liep van de balie en keek rond. Daarna liep hij naar een gedeelte van de muur en klopte en duwde er tegen aan. Artos liep naar binnen en bedankte de man. Die zei dat hij hem moest bedanken en schoof de verborgen ingang terug.

De volgende moment schrok Artos, want iemand besprong hem. Marsha giechelde en kneep hem bijna fijn.

Marsha : ''Oh, je bent terug!''
Artos glimlachte. ''Ja, het is gelukt...en hoe is het hier?''
Marsha liet hem los en grijnsde. ''Kijk maar rond. De leden zijn een kleine opdrachtje aan het afmaken, maar de gilde is helemaal levend en draaiend.''

Hij liep rond en keek glimlachend in elke kamer. Er was zelfs een kamer waarin Leon kennelijk werk verichte en ook een kamer waarin mensen konden schilderen of kleine dingen konden maken. Marsha pakte hem ineens bij de hand en glimlachte en trok hem mee.
Artos stribbelde eerst tegen, maar liep toch nieuwsgierig mee.

Hij werd een kamer ingetrokken die gezellig, maar ook erg knus was ingericht. Een raam bood goed uitzicht over de markt die verderop lag.

Artos : ''Ik vind het mooi.''
Marsha sloeg haar armen om hem heen en fluisterde : ''Ik weet iets wat je ook mooi zult vinden.''

Even later opende hij zijn ogen en glimlachte. Ze sliep nog. Zachtjes kleedde hij zich weer aan en sloop weg uit de kamer en deed de deur dicht.

''U bent zeker Artos?''
Artos draaide zich om en zag Richard staan met nog een paar mensen. ''Ja, maar ik ken jouw. Richard toch?''
Richard knikte en wees naar de anderen en sprak hun namen voor.
Artos glimlachte en keek hen onderzoekend aan. Ze waren allemaal even oud als hem en sommige wat ouder. Toch hadden ze dezelfde houding en keken ze allemaal even stoutmoedig.
Dit was dan zijn eigen kleine groepje van strijders. Zijn groep van strijders.

Richard : ''Ik hoorde van Marsha dat u ons echt gaat trainen?''
Artos : ''Wat hebben jullie allemaal van Marsha geleerd tot nu toe?''
Richard : ''De basis van free-runnen, stelen en vechten. Wat gaat u ons dan leren?''
Artos : ''Rust nu maar uit, daar komen jullie achter.''
 
((Soms schrijf ik iets over een random personage, gewoon om weer te geven wat er zoal gaande is))


Vrouwe Glenna

Ze was het laatste overgebleven lid van het huis Gelroos. Net dertig jaar, niet getrouwd en geen kinderen. Haar huis was de laatste decennia verarmd, en als laatste telg, had ze het moeilijk gehad financieel te overleven. De bezittingen van het huis bestond uit een kasteel met een klein, rotsig landgoed dat niet veel opbracht. Ze kon zich maar weinig soldaten veroorloven, en dat was nefast tegen de regelmatige aanvallen van losgeslagen huurlingenbendes die Gilan ontvluchtten. Ze had meermaals proberen goud bijeen te sprokkelen, maar haar middelen waren altijd ontoereikend geweest. Een zestal jaar terug had ze daarom een lening aangegaan bij het Geloof des Lichts. Met die lening had ze troepen gefinancierd die de losgeslagen roversbenden voor eens en altijd uit haar landgoed verdreven. Maar de heren van het Geloof eisen na vijf jaar hun achterstallige vorderingen altijd op...


Vrouwe Glenna zat in haar stoel op het verhoog. Enkele mannen van het geloof, waaronder twee muntmeesters, één priester en een twintigtal soldaten stonden voor haar. De toestand zag er slecht uit voor haar, ze had immers geen middelen om haar lening terug te betalen.

Muntmeester: Vrouwe Glenna, u bent zeker geïnformeerd dat u ons nog moest terugbetalen? We wachten al een half jaar.
Glenna: Je zult je goud terugzien, priester! Ik heb alleen meer tijd nodig.
Muntmeester: Tijd? Er stond in onze overeenkomst duidelijk dat alles na vijf jaar terugbetaald zou zijn! Alle vijftigduizend Gouden Kronen!
Glenna: Ik kan de...
Muntmeester: Volgens onze boekhouding en ramingen kunt u uw interesten nog net terugbetalen ja. Maar wij willen het volledige bedrag zien.
Glenna: Ik... zijn er andere mogelijkheden?
Muntmeester: Je hebt het geloof teleurgesteld! We zullen kijken in onze overeenkomst of er andere manieren zijn waarop u ons kunt terugbetalen...
Glenna: Ik kan jullie de pacht en belastingen geven... Op den duur zal ik alles terugbetaald hebben, ik beloof het!
Muntmeester: Dan kunnen we nog eeuwen wachten, met die grond van jou!
Glenna: En... Wat is jullie optie dan?
Muntmeester: Dat wij, het Geloof, voortaan eigenaars zullen zijn van uw kasteel en grond.
Glenna: Dat laat ik niet toe!
Muntmeester: Hoe gaat u dat doen? Het geloof bezit meer macht dan u, vergis u niet! Als u niet meewerkt, staan wij niet in voor de gevolgen.
Glenna: *zuchtte* Ik neem aan dat er geen andere mogelijkheid is. Goed, dan zijn jullie voortaan eigenaars van mijn landgoed. Een schande. Ik blijf hier geen dag meer, vanavond ben ik weg met mijn...
Muntmeester: Ahem
Glenna: Wat?
Muntmeester: U dacht toch niet dat uw armzalige kasteel genoeg zou zijn?
Glenna: Wat bedoelt u?
Muntmeester: We leggen beslag op àlles.
Glenna: Wat bedoelt u, àlles?
Muntmeester: Al uw bezittingen. Alles, totdat we zoveel mogelijk van onze verliezen gedekt hebben.
Glenna: Geef me op zijn minst een paard en...
Muntmeester: De kleren die u draagt?
Glenna: U neemt een dame haar waardigheid toch niet af?
Muntmeester: U heeft uw waardigheid verkocht toen u een lening aanging die u nooit zou kunnen terugbetalen!
Glenna: Wat wilt u dat ik doe?
Muntmeester: Dat weet u best.
Glenna: Hier?
Muntmeester: Ja.
Glenna: Nu?
Muntmeester: U ging vanavond toch nog vertrekken? Renwald is maar een dag stappen, veel leed zul je niet ondervinden!
Glenna: De schaamte!
Muntmeester: Dan zal iedereen weten wat er gebeurt als die zijn schulden niet kan afbetalen. Vooruit, uit met die jurk.
Glenna: Neen!

Meteen schoten twee soldaten van het geloof in actie. Ze grepen haar beet, regen haar jurk los en lieten die in één beweging tot op haar enkels zakken. Haar ondergoed mocht ze ook niet houden, de soldaten trokken het van haar lichaam af, zodat ze poedelnaakt in de zaal stond. Een rode blos verscheen op haar wangen, de weinige vazallen die ze had zouden nu nooit meer naar haar luisteren. De soldaten sleurden haar naar buiten en lieten haar buiten de poort staan, terwijl ze toekeek hoe die voor haar neus gesloten werd.
 
Het begin van de oorlog van de verborgen mensen

Artos las de papieren en keek op. Marsha keek met een ernstige blik naar hem en wenkte hem. Pas toen Artos de kleine kamer uit ging, hoorde hij het gehuil van een vrouw. De enige andere vrouwelijke gildelid probeerde de vrouw rustig te houden en wierp een bezorgde blik hun kant op.

Artos wenkte de vrouwelijke gildelid, hij wist alleen Richards naam nog uit zijn hoofd en die begeleidde de vrouw in de kamertje van Artos. Hij deed zachtjes de deur dicht en keek ernstig naar Marsha.

Artos : ''Goden lief! Je neemt zomaar iemand mee naar onze verborgen schuilplaats?
Marsha : ''We hebben haar geblinddoekt en ze was totaal naakt! Wat moesten we dan doen? Haar alleen laten? We hebben de diefstal voor elkaar gekregen en toen we terug kwamen richting de stad zat ze langs de kant van de weg en konden we niks anders dan haar te helpen.''
Artos zuchte en dacht na. ''Weet iemand wie ze is?''
Marsha : ''Nina zei dat ze een idee had, want ze kwam haar bekend voor, maar ze wist het niet zeker. Richard kon haar ook niet echt plaatsen, maar had het idee dat ze misschien addelijk is.''
Artos keek met tegenzin naar de deur en hoorde nog steeds het gejank van de vrouw. ''Het is gelukt met de diefstal?''
Marsha : ''Ja en we hebben haar geblinddoekt en wat kleren gegeven. Je gaat haar toch ook niet aan haar lot overlaten?''
Artos keek Marsha wanhopig aan. ''Lieverd, we hebben al zat dingen te regelen. Als ik echt elke probleem in de stad moet oplossen dan zal ik voor me dertigste dood gaan van de stress!''
Marsha wou wat zeggen, maar zei niks en keek de andere kant op.

Artos zuchtte en mompelde dat ze moest wachten. Hij ging zijn kamertje in en stuurde Nina eruit. Die boog kort en liep rustig de kamer uit en deed deur zachtjes dicht.
De vrouw snikte en keek bang richting Artos. Hij had simpele kleren aan en glimlachte, maar zijn ogen keken koeltjes naar de vrouw en bestudeerde haar goed.

Artos dacht : ''Ze ziet er goed uit. Dat ze niet vekracht of niet al dood in een van de straten ligt is voor haar een geluk. Toch, ik wil eerst weten wie ze echt is.''

Hij leunde naar voren en fronste.

Artos : ''Naam.''
Glenna : ''W-w-waar ben ik?''
Artos : ''Naam.''
Glenna : ''I-i-ik ben...G-G-Glenna...en u bent?''
Artos fronste. ''Waar kom jij vandaan? Niet uit de stad zelf toch? Want naakt uit de stad rennen is anders een hele prestatie.''
Glenna keek bang. ''Gaat u me pijn doen?''
Artos schudde zijn hoofd en leunde naar achteren. ''Ik denk niet dat het persoonlijk iets voor mij is. Een onschuldige boerenme...''
Glenna keek ontzet en onderbak Artos. ''Ik ben Glenna van het huis G-Gelroos! Geen boerentrien!''
Artos : ''En wat doet een vrouw van Gelroos dan naakt in het bos? Ik weet dat er goddienstvrijheid in Arkis is, maar volgens mij is naakt dansen in een bos niet echt zo populair hier in deze streken.''
Glenna schudde haar hoofd. ''Sorry, heer...maar dat klopt...ik ben afgezet door...priesters.''

Hoewel ze het laatste mompelde hoorde Artos het en fronste hij.

Artos : ''Priesters? Leg eens uit, alsjeblieft.''
Hij keek veel gemoedelijker en glimlachte bezorgd. Kennelijk viel het bij Glenna in de goede smaak, want ze moest een beetje blozen en knikte.

Glenna : ''Het is simpel. Het land van mijn huis is niet zo welvarend en om toch nog steeds de problemen in de streek op te lossen heb ik geld geleend.''
Artos : ''Van priesters?''
Glenne knikte. ''Ze kwamen er ineens en zeiden dat het pas na 5 jaar terug betaald moest worden. Ze boden 5000 gouden Kronen aan, heer....heer, wat is uw naam?''
Artos : ''Mijn naam is niet belangrijk, maar uw probleem wel.''

Artos stond op en meteen kwam Marsha binnen.

Artos : ''Als Richard en de andere terug zijn moet ik ze spreken.''
Marsha : ''Is goed, nog wat anders?''

Artos begreep dat Marsha doelde op Glenna, die afwachtend keek richting Artos, en hij dacht even na. Hij glimlachte.

Artos : ''Ik wil dat er goed gezorgd word voor onze gast en gezien mijn tijd niet erg veel is, zou jij...''
Marsha knikte en wenkte Glenna. ''Ik snap het...Kom, dan zal ik wat eten en drinken voor je klaarmaken.''

Met een zucht liet hij zich ploffen op zijn stoel. Zijn kantoortje was als de meeste ruimtes in de Gilde klein en knus ingericht. Behalve de wapenruimte en de kleine buitenplaatsje waar de leden vaak trainde als ze niet een opdracht probeerde te vervullen. De laatste paar opdrachten waren voornamelijk het bestelen van zeer rijke snollen en klootzakken, zodat Artos wat meer materiaal voor hun kon kopen. Hij bekeek de rapporten van de vooruitgangen die Leon had opgeschreven. Hij leerde de leden lezen en schrijven en probeerde verbeteringen aan de verborgen mes te maken. Hij was nu bezig om zijn verborgen mes bij te werken, want die van Artos was nog steeds niet zo goed als de rest was. Tot nu toe bleek het wapen een zeer effectieve middel te zijn in hun opdrachten, want niemand zag een aanval ervan vaak aankomen.
Maar nu was dit probleem naar boven gedreven. Normaal vond hij het Geloof van het Licht al niks, maar het feit dat een groepje zich met de politiek van Arkis ging bemoeien, dat vond Artos al helemaal eng.

Hij dacht na. Zou de Leidsman van het Licht, de gekozen leider van het Geloof van het Licht, een groepje of een sekte op Arkis hebben af gestuurd? Nee, want dan zou hij de koning van Aral op zijn dak krijgen en zover Artos wist had Aral het al te druk met Saeron en ook om beter te doen lijken dan Redesh. Dus moest het een aparte groep of sekte zijn die met het idee gekomen was om meer invloed in de politiek van Arkis te krijgen.
Het was ook eigenlijk niet zo vreemd, want Arkis was niet voor niets ontstaan uit de wens om een rijk te hebben zonder de nadrukkelijke aanwezigheid van het Geloof van het Licht en sinds de scheiding van Arkis van Aral, probeerde de Gelovigen al een tijdje dat Arkis net als Aral werd of zelfs bij Aral terug kwam.
Artos had ooit ergens gelezen dat zelfs de vorige Leidsman eens naar het hof van Arkis was gekomen om te bepleiten dat Arkis er beter op zou zijn als het terug zou komen bij Aral of tenminste ook het Licht zou aanbidden in haar volle glorie.
Toch, zou het wijs zijn om die groepje klootzakken dwars te zitten? Hij dacht aan Glenna. Nu het huis van Gelroos haar grond kwijt was zou het misschien haar zaak bepleiten bij de koning zelf.

Toen schrok Artos en liet een vuist neerkomen op de tafel. Meteen kwam Marsha binnen en keek vragend.

Marsha : ''Wat is er?''
Artos keek haar bleek aan. ''Ze gaan proberen Arkis over te nemen!''
Marsha : ''Wie? Wie gaat dat proberen?''
Artos : ''Het is me helemaal duidelijk...ZE zijn er niet erop uit om Arkis bij Aral te voegen, maar om zelf de macht te grijpen!''
Marsha : ''Verdomme Artos, wie is ''ze''?
Artos : ''Nee, het is niet één persoon, maar een groep! Een groep zwaar gelovigen wilt proberen de geestelijke weer invloed in Arkis te geven op de politiek!''
Marsha fronste. ''Hoe dan? In Arkis heerst goddienstvrijheid!''
Artos : ''DAT is ook een van de problemen! Ze kunnen zeggen dat ze eerlijk de grond hebben gekocht en zullen zo toch zeker zijn van invloed op de regering en de koning!''
Marsha : ''Bedoel je dat een groep gelovigen gaat proberen meer invloed te krijgen door wat arme huizen uit te kopen?''
Artos : ''Ze zullen eerst proberen de arme eruit te krijgen, maar dan zullen ze één voor één de rijkere er ook uit proberen te stoten...of erger...Misschien zijn ze al begonnnen!''
Marsha : ''Waar ga je dan nu heen?''

Artos draaide zich in de deuropening om en keek haar aan.

Artps : ''Kijken of ik wat er tegen kan doen en kijken hoe ver ze al zijn.''
Marsha : ''Wat moet ik dan nog tegen de rest zeggen'?''
Artos : ''Bereid ze maar alvast voor..''

Hij liep richting zijn persoonlijke kamer en deed de simpele kleren uit en verwisselde ze voor zijn leren kleding die hij in Lyon had gehaald. Hij deed zijn capechon omhoog en pakte de schede waarin zijn kortzwaard en de andere schede waarin zijn breedzwaard zat, op en deed ze om. Hij liep daarna richting de kamer waar Leon zijn werkplaats had gemaakt. Hij glimlachte en keek blij op toen Artos binnenkwam.

Leon : ''Ah, ik ben net klaar.''
Artos : ''Dank je, oude vriend. Je timing komt me goed uit.''
Leon : ''Waar ga je heen? Toch geen oorlog ontkennen?''
Artos glimlachte en liep langzaam weg. ''Nee, vriend. Dat nog niet.''

Hij liep richting de verborgen binnenplaats en keek omhoog. Meteen klauterde hij omhoog en hees zichzelf uiteindelijk op het dak en keek rond. Daarna begon hij snel richting de markt te rennen. Hij wist met een snelle sprong op een lagere dakje te komen en liet zich ervan af glijden. Meteen toen hij beiden voeten op de grond had begon hij richting de binnenmuren te lopen, waar de koninklijke paleis stond.
 
Lester

Toen hij de koninklijke vertrekken binnenstapte, knielde hij voor zijn koning neer. Die wuifde het gebaar met een slappe hand weg. Het gezicht van de koning zat vol ouderdomsvlekken, en zijn witte baard werd net met de dag dunner. De koning zat in een stoel voor het raam. Het licht viel in verschillende kleuren op zijn kale, vlekkerige hoofd.

Koning Galeon: Ik had je niet naar het hof geroepen om alleen maar je eed te vernieuwen.
Lester: O nee?
Koning Galeon: Het doet er mij niet toe wat al die adellijken van u zeggen. Wat ik van u denk is belangrijker, dunkt me.
Lester: Het is waar dat wij zwart gemaakt worden over het hele hof. Mijn dochter en jongste zoon zijn daar ook slachtoffers van. Maar om eerlijk te zijn kan het nog minder schelen dan welke priester met z'n lui gat Leidsman wordt in Westor.
Koning Galeon: U slaagt de nagel op z'n kop. Het geloof rukt steeds verder op, en al wat wij krijgen zijn het ene ongeluk na het andere.
Lester: Vergeving, maar ik ben niet helemaal mee.
Koning Galeon: Slecht nieuws uit Lyon. De gouverneur is vermoord.
Lester: Hebben ze de dader al gevangen?
Koning Galeon: Hah, ze hebben de hele stad afgezet, alle stadspoorten gesloten... Overal dubbel en dik gezocht, maar niks wees in de richting van de dader... Maar bon, dat is niet het enige.
Lester: *lichtjes sarcastische toon* Ja, 't zal wel goed nieuws zijn.
Koning Galeon: Enkele berichten van de grootste Huizen zeggen dat steeds meer van hun vazallen moeite krijgen met het Geloof, zeker inzake leningen... Enkele van die kleine huizen zijn al bankroet. Er wordt zelfs gezegd dat ze de laatste overgebleven telg van Gelroos opgesloten hebben.
Lester: Kan dat?
Koning Galeon: Ik weet niet wat er met haar gebeurd is. Niemand heeft haar meer gezien.
Lester: En dat kan zomaar?!
Koning Galeon: Ik kan er niks tegen doen. De Kroon heeft ook schulden gehad aan het geloof... We waren bijna zelf bankroet geraakt. We hebben enkele toegevingen gemaakt. Toegevingen waarvan ik dacht dat ze nooit nare gevolgen hadden... Ik heb een dwaze beslissing gemaakt...
Lester: Wat voor toegevingen?
Koning Galeon: Dat zij in bepaalde gevallen hun wetten mogen toepassen, dat ze enkele functies bekleden aan het hof, enzovoorts... Mijn vrouw pleit steeds dat ik niet zo achterdochtig moet zijn... Nee... Er is verdomme een reden waarom we van Aral afscheidden.
Lester: En die wet gaat dan onder meer over hoe schulden gevorderd mogen worden? Met andere woorden ze proberen zo veel mogelijk grond te krijgen...
Koning Galeon: Met die grond zijn ze niks... Ze proberen de grote huizen te beïnvloeden. Twee hebben al bekendgemaakt dat ze zogenaamde beschermers van het Geloof zijn... Naar de hel met hun.
Lester: Mooi. Wat denk u daaraan te doen?
Koning Galeon: Als ik dat wist, hadden we dit hele probleem niet! Luister. Jij moet ervoor zorgen dat dit opkomend getij gestuit wordt. Vanaf dan kunnen we het terugdringen.
Lester: Da's moeilijker dan u dat zo eventjes zegt, hoor!
Koning Galeon: Hrmm, je hebt een brutale mond. Gebruik die desnoods om die geloofsheren te stuiten, hebt u dat begrepen?!
Lester: Ik kan niets beloven.
Koning Galeon: Je moet verdomme niks beloven, je moet het geloof stoppen. Punt.
 
De tijd om ons te bewapenen!

Hij keek rond en vloekte. Teveel wachters en ze controleerde iedereen op wapens en wie ze waren.
Denken dat hij erlangs zou komen zou nutteloos zijn. Hij droeg een brede slagzwaard en nog een kortzwaard, dus ze zouden hem er zeker niet binnen laten.
Even kwam het idee om de zwaarden terug te brengen en alleen met de verborgen mes terug te komen, maar al snel wist hij dat alsnog niet ging werken.

Ze zouden de verborgen mes niet vinden, maar hij was niet als iemand van adel gekleed. En de hoge en vooral brede muren zou hij niet kunnen beklimmen als het dag was, want dan zou hij zeker worden opgemerkt en dan worden neergeschoten door een wachter met een boog of kruisboog.
Artos voelde zich verslagen en verbitterd, maar wist dat hij niet moest opgeven. Er moest een manier zijn om binnen te komen.

Hij liep langzaam om geen argwaan te trekken rond de grote binnenmuur en merkte dat er wel gebouwen er tegen aan waren gebouwd. Hij glimlachte, want er werd bij een gebouw steigers gebruikt.
Dat zou vanavond hem van pas komen. Artos draaide zich om en dacht na.

Terwijl hij terug liep richting de Gilde moest hij nadenken en besloot dat het tijd was.

Eenmaal terug in de Gilde riep Artos iedereen bij elkaar. Ook de oudere man die de winkel bediende.

Artos : ''Luister, we weten allemaal van Glenna dat klootzakken van het Licht proberen grond van de armere huizen te krijgen. Waarom? Dat kunnen we alleen nog maar raden, maar datgene wat we raden en aan denken, is niet erg positief. Dus..iemand ideeën?''
Glenna stond op en keek boos. ''We moeten natuurlijk de koning waarschuwen, mijn huize in ere herstellen en met jullie...''
Artos keek koel. ''Waarom denk je dat we verborgen zitten? Trouwens, je hebt toch het nieuws gehoord?''
Glenna fronste. ''Welk nieuws?''
Artos liet haar zijn verborgen mes zien en keek grimmig. ''Ik ben de moordenaar van die klootzak van een gouverneur van Lyon.''

Iedereen keek zwijgend en voelde zich ongemakkelijk. Naast Marsha en Leon, kende iedereen Artos als een vriendelijke en behulpzame persoon. De toon en de blik waarmee hij keek en sprak toen hij vertelde dat hij de gouverneur van Lyon had vermoord past niet bij het beeld dat ze van hem hadden.

Artos keek iedereen een moment aan en zuchtte. Hij opende zijn linkerhand en liet de verborgen mes met een beweging van zijn pols terug gaan in zijn schede.

Artos : ''Ik weet niet waarom en hoe, maar we moeten ervoor zorgen dat die klootzakken niet nog meer problemen maken. En ik ben wel zeker dat als ze hun zin krijgen dat Arkis niet echt erop vooruitgaat.''
Richard keek op en had een stoutmoedige blik in zijn ogen. ''We vallen ze aan, maar dan verborgen in de schaduwen. We vallen ze aan waar we hun maar kunnen! Als ze niet weten wie of wat we zijn, dan zullen ze bang van ons worden en bange mensen maken fouten!''
Marsha keek hem spottend aan. ''Denk je serieus dat we als kleine groep het op kunnen nemen tegen een groep gelovige klootzakken, die intussen al kastelen en wachters hebben? Trouwens, we moeten jullie nog veel leren voordat jullie echt kunnen vechten.''
Artos : '' Daarom zullen ze ook meehelpen om de materialen bij elkaar te rapen en te kopen om hun uitrusting te maken.''
Leon : ''Bedoel je daarmee....''
Artos : ''Vanaf het moment dat alles klaar is, dan heb ik jouw nodig, oude vriend.''
Leon : ''Ppff, dat zullen wel er veel worden.''
Nina : ''Wat bedoelt u?''
Artos : ''Jullie zullen allemaal één verborgen mes krijgen en een wapen daarnaast. Zoals je verteld werd toen je de kans kreeg om de Broederschap binnen te komen, word er van je een strijder gemaakt. Een strijder die niet gebonden is aan de regels van andere, maar een strijder die zal vechten om de corrupte lieden uit te roeien en de vrede te bewaren!''

Iedereen was stil, maar keek trots en sommige keken grimmig.

Paolo, de oudere man die de winkel bediende : ''Maar, ik hoef er toch geen? Want ik ben maar de bediende van de winkel.''
Artos : ''Tja, als je er geen wilt dan kan ik je er moeilijk eentje dwingen te dragen....''
Paolo : ''Maar als u het niet erg vind, dan zou ik wel graag een leuke hoed willen.''

Ze lachte en leken in een vrolijke bui. Zelfs Glenna die lachte bedroefd mee.

Artos dacht : ''De oorlog is begonnen.''
 
Trystan

Als hij op zijn paard zat, met zijn lans in de hand, voelde hij zich de koning te rijk. Zeker nadat hij zijn tegenstander uit het zadel gestoten had. Enkele jongedames van lage adel verslonden hem met hun ogen. Als hij hun een klein lachje toewierp, begonnen ze al te blozen en kregen ze het al warm. De vorige nacht was Trystan met een van hen naar bed geweest, nadat ze hem zelf eerst had opgezocht. Wat als haar vader erachter kwam? Ach, het was maar één keertje. Trystan merkte op dat de koningin hem ook bekeek. Ze had haar zoon met zich mee. De jongen leek veel jonger dan hij was; zeker acht, dacht Trystan. En dat terwijl de jongen net de puberteit bereikte. Trystan herinnerde zich de naam van de jongen; Robin.


Prins Robin: Hij rijdt helemaal niet goed, mama.
Koningin Elvira: Sommige dingen kunnen we gewoon aan het geluk wijten.
Trystan: U vergist zich, uwe majesteit. De verhalen dat ik goed met mijn lans om kan, zijn waar. U mag het gerust vragen aan iedereen die ik uit het zadel gelicht heb... of elke dame met wie ik het bed gedeeld heb.
Koningin Elvira: Dat u zoiets in mijn bijzijn durft te zeggen, vind ik dwaas. U weet toch wel wie u voor zich heeft?
Trystan: Het spijt me uwe majesteit, maar de namen van mijn veroveringen herinner ik me het best. Knappe snoetjes zijn leuker om te onthouden.
Koningin Elvira: Je bent de eerste die durft zeggen dat je mij lelijk vindt!
Trystan: Niet lelijk. Te oud, voor mijn smaak.
Koningin Elvira: Te... zeg, als je zelf zegt dat u goed met de lans kan omgaan, waarom vecht u dan niet even tegen mijn kampioen?
Trystan: Met plezier. Ik zal u doen wensen dat u mij als kampioen had..


Een schildknaap reikte Trystan een nieuwe lans aan. Aan de andere kant van het toernooiveld reed zijn tegenstander binnen. Het was een gigantische man, gezeten op een krachtig paard. De man was groot en sterk, en zag er ervaren uit... en bovendien moeilijk uit het zadel te lichten. De man droeg goud en wit op zijn wapenrok... Toevallig de kleuren van het geloof.

Trystan: Zou het niet gepaster zijn als uw kampioen de kleuren van uw huis zou dragen? Rood en geel, om precies te zijn!
Koningin Elvira: Mijn kampioen vecht voor een groter doel.
Trystan: Een groter doel dan uw achtersteven... Dan zal uw kampioen hard mogen zoeken.

De koningin was duidelijk niet geamuseerd met zijn grofheden. Trystan trok het zich niet aan, maar concentreerde zich op zijn tegenstander. Ze streden op het oude toernooiveld, waar nog geen hek geplaatst was om ervoor te zorgen dat de ridders niet tegen elkaar zouden knallen... Dit veld werd gebruikt voor gevorderden. En een gevorderde moet een veld in zijn voordeel kunnen stellen.

In de eerste ronde liet Trystan zijn lans niet meteen zakken. Hij wachtte tot hij snelheid gemaakt had, verplaatste zijn lans naar zijn linkerhand zodat hij zijn tegenstander eerder kon raken, en raakte hem recht op zijn helm! De tegenstander gromde toen hij een nieuwe lans haalde. In de tweede ronde had Trystan's tegenstander zijn lans ook al in zijn linkerhand vast. Trystan hield zijn lans gewoon in de rechterhand. Toen hij snelheid maakte, liet Trystan zijn paard met een felle ruk naar links draaien, kruiste zijn tegenstander, en stootte zijn lans tegen het borstharnas van de tegenstander. De kampioen werd kwaad en riep dat hij geen trucjes hoorde te gebruiken. Trystan deed alsof hij hem niet hoorde, en haalde een nieuwe lans. In de laatste en derde ronde, had de kampioen zijn lans weer in de rechterhand vast. Dit keer liet Trystan zijn paard naar rechts draaien, een scherpe bocht naar links en stootte met zijn lans tegen het borstharnas van de kampioen. Die viel uit het zadel, en brak daarmee zijn rechterarm. De kampioen wilde zijn zwaard trekken met zijn linkerhand, maar kreeg van de koningin een afkeurende blik. Trystan glimlachte charmant, maar tegelijk met een air van 'zie je wel!' naar de koningin.
 
Zamir

Zamir reed de stad rustig binnen, het liep tegen het eind van de middag dus de zon scheen nog volop dus de straten waren zo goed als leeg. Zamir besloot dus zijn familie op te zoeken, het was een neef van hem, die ooit in de stad was gaan wonen en niet langer meer als een nomade wou leven. Hij had hem nooit zo goed gekend, alleen als jonge kinderen maar toen hij in de stad ging wonen waren ze het contact een beetje kwijt geraakt.

Hij wist niet zeker waar hij hem kon vinden, dus hij besloot het dichtstbijzijnde theehuis maar binnen te lopen en daar rond te vragen of iemand hem kende. Hij stalde zijn kameel in de dichtstbijzijnde stalling en liep het theehuis binnen.

Het theehuis had een klassieke uitstraling, lemen muren, kleden op de grond, lage tafels en heel veel theekannen en potten. Het zat nog aardig vol met voornamelijk oudere mannen, die de hete middagen doorbrachten in een theehuis, te oud om nog te werken en zo wisselden ze de hele dag verhalen uit over vroeger of praatten ze over alles en nog wat.

Zamir keek eens rond, hij besloot om eerst maar de eigenaar te vragen of hij wat wist. Hij stapte op de man af en vroeg, ‘Middag, kunt u mij misschien vertellen of ik hier iemand kan vinden?’

De man draaide zich naar hem om en begon, ‘Ligt eraan, wie zoek je dan?’
Zamir: ‘Ik ben zoek naar mijn neef, als ik het goed heb is zijn naam Numar, Numar Zalum.’
De man dacht even na, ‘Hm, ja, zijn naam klinkt bekend. Het is alleen een tijdje geleden dat ik hem gezien heb. Volgens mij werkt hij voor de stadswacht, tenminste, dat was de laatste keer dat ik van hem gehoord heb.’
Zamir knikte. ‘En weet u waar ik hem kan vinden?’
Man: ‘Probeer de wachtpost hier in de stad, zijn commandant zal het wel weten.’
Zamir: ‘Dank u vriendelijk mijnheer. Bedankt voor de hulp.’
Man: ‘Geen probleem, kom vooral terug voor nog wat thee. We hebben de meeste soorten van de stad!’
Zamir glimlacht. ‘Dat zal ik onthouden, ik zal hier nog wel eens langskomen.’



Igno

De volgende dag stond alles klaar om richting Dalon te vertrekken. De koets stond klaar, was geladen met proviand en genoeg geld om de hele koets vol te stouwen met te dure souvenirs. Het was ongeveer 3 dagen reizen, onderweg zouden ze verblijven in taveernes die natuurlijk luxe genoeg waren voor Ira, die nooit van haar leven in een taverne zou willen slapen dat geen bad had met rozengeur.

Igno wou zo vroeg mogelijk vertrokken, hij had alle zaken uitgesteld totdat hij terug was. Ira moest zeker weten of ze elk mogelijk kledingstuk mee had. Igno vroeg zich ook af waarom ze winterkleding nodig zou hebben midden in de zomer. Zei legde het uit dat je nooit zou weten waar je zou uitkomen.

Toen uiteindelijk iedereen klaar was om te vertrekken begon Pui nog tegen Igno, ‘Wees op tijd terug, als we de afspraken niet halen dan ben ik bang dat we nooit hun toestemming kunnen krijgen.’

Igno knikte. ‘Ik weet het, ik zal zo snel mogelijk terug komen als eenmaal de vakantie over is.’ Pui knikte terug, en deed de koetsdeur dicht. De koets begon te rijden, over de weg de stad uit.

Op de tweede dag van reizen begonnen ze Dalon al goed te bereiken, ze hadden Eschon al ver achter hun liggen en als het zou opschieten zouden ze er al in de avond aankomen.

Maar toen Igno naar achteren keek, zag hij tot zijn schrik dat ze achtervolgd werden. Het waren zeker 6 ruiters of meer, met maskers en op paarden. Igno wende zich snel tot de koetsier, ‘Kerel, rijd alsof de duivel ons achteraan zit!’ De koetsier keek snel naar achteren en zag meteen waar Igno het over had. Hij gaf de paarden de sporen en maakte dat ze wegkwamen.

Igno was aan het begin van de reis redelijk ontspannen geweest, hij begon uit te zien naar de vakantie, waarschijnlijk had zijn vrouw toch gelijk, hij werkte te hard en miste daardoor te veel van het leven. Maar nu begon deze ontspannenheid langzaam over te slaan in paniek. Ira had alleen nog een paar keer erger. Ze had nog niet compleet door wat er aan de hand was, maar begon al iets te vermoeden, ‘Wat is er aan de hand?! Waarom rijden we in één keer zo hard?!’ Igno keek nog steeds ongerust naar achteren, de ruiters kwamen steeds dichterbij. Igno begon tegen de koetsier, ‘Verdomd man! Kunnen we niet harder?! Ze halen ons in!’

Koetsier:’Ik ga zo hard als ik kan, we hebben veel te veel bagage weet u!’

De ruiters waren nog maar een meter of 20 achter hun en begonnen nu serieus dichtbij te komen. ‘Kom op! Kom op!’ schreeuwde hij tegen de paarden. ‘We moeten bijna bij een wachtpost zijn als ik me niet vergis! Kom op paardjes, ren!’

De koets slipte door een bocht heen en kon nog maar net op de weg blijven. Maar toen ze net de bocht hadden genomen, reden ze in op een grote wegversperring af gemaakt van oude boomstammen die op de weg waren gelegd. De koetsier probeerde de paarden nog af te remmen, maar tevergeefs. Ira slaakte nog een gigantische gil voordat de versperring in renden, neergingen en de koets de versperring in vloog.
 
Marsha glimlachte en knikte richting de kant van Trystan.

Marsha : ''Zo te zien heeft die jongen zijn huis eer bewezen met die duel.''
Artos keek verveeld de richting op en bromde. ''Concentreer je. Let op de rest...we hebben niks voor niks ze deze missie gegeven.''
Marsha keek fronsend. ''Waarom heb je ze dan ook een belangrijke opdracht als deze gegeven? En waarom zijn we dan hier om op ze te letten?''
Artos zuchte en keek geeërgerd. ''Luister schat, ze moeten ook ervaring op doen en mocht het mis gaan, dan moeten we ingrijpen.''
Marsha glimlachte en keek rond. Artos deed even of hij het niet merkte, maar kon het niet laten.

Artos : ''Waarom moet je lachen?''
Marsha keek hem glimlachend aan. ''Je zegt altijd iets liefs wanneer ik je irriteer.''
Artos gromde. ''Dus het valt eindelijk op dat je soms vervelend bent?''
Marsha gaf hem een stomp. ''Nou, dat is anders niet vervelend.''
Artos wees naar een persoon in de tribune. ''Kijk, zie je hem?''
Marsha kneep haar ogen bijna dicht en knikte. ''Dat is Richard toch? Wat is er dan?''
Artos : ''Kom, hij wenkt ons.''

Ze gingen sluipend van het dak op de toren, waar ze op de uitkijk waren. Ze maakte weinig haast, want er waren niet veel wachters op de muur. Er waren namelijk weinig wachters nodig, want er waren meer nodig om bij de toernooi de orde te houden en ook bij de poorten om ervoor te zorgen dat iedereen werd gecontroleerd die naar de binnenste gedeelte van de stad wou komen, waar namelijk ook de koninklijke paleis stond. Eigenlijk vond Artos dat het een grote citadel was, maar hield zijn mening voor zich.

De reden dat ze ondercover rondliepen was omdat Artos geen argwaan wou wekken. Hun mensen liepen rond, vermomd als leden van lage adel om zo rustig gesprekken te overhoren en ook om zelf gesprekken te beginnnen. Artos en Marsha waren er om meteen in actie te komen, mochten er problemen zich voor doen.

Artos en Marsha stonden in de schaduw en zagen Richard op zijn gemakje hun kant afkomen.

Marsha fluisterde. ''Maar misschien kunnen we wel die jonge lid van de Flortine familie gebruiken voor onze zaak.''
Artos fluisterde geeërgerd terug. ''Luister, tot nu toe houden we bijna iemand gevangen die afkomstig is van de lage adel en al zelfs zonder land of enig bezit maakt ze gek met haar eisen. Soms...''
Marsha : '' Rustig aan..we verzinnen wel wat. Misschien kan ze ons van pas komen.''
Richard : ''Ik heb wat intressante dingen gehoord, maar weinig over onze doelwitten.''
Artos wreef denkend over zijn kin. ''Hhmm, misschien doen ze het rustig aan. Toch, we moeten wat verzinnen om een tegenactie te voeren.''
Marsha : ''Maar misschien hebben ze wel geen slechte bedoelingen met Arkis.''
Artos : ''Dat kan wel zo zijn, maar waarom zouden ze anders verschillende huizen van de lage adel in allerlei dealtjes strikken?''
Richard knikte. ''En kennelijk worden ze ook nog erg geliefd door de Royale familie. De kampioen van de koningin is zelfs eentje die banden heeft met de gelovige die ook de land van Glenna de hunne heeft gemaakt. En dat is niet alles, want zelfs de hoogste adviseur van de koning is eentje die ook banden heeft met die groep.''
Artos : ''Roep iedereen terug en kom op jullie gemak terug naar de Gilde. Ik en Marsha gaan alvast terug en hoppelijk heeft Leon alles al klaar.''

Richard knikte en liep op een rustige tempo terug. Artos en Marsha gingen dezelfde weg die ze namen om naar beneden te komen van de toren waar ze op uitkijk stonden, namen ze die weg op om de muur te komen. Ze slopen voorzichtig en lieten zich met behulp van een touw van de muur op de dak van een hoge huis komen. Daar vandaan gingen ze free-runnend terug richting de Gilde.

Eenmaal terug zei Marsha dat ze zou kijken hoe het met Glenna was en Artos knikte en ging richting Leons werkplaats. Hij slaakte een diepe zucht en nam een sip van een beker wijn.

Artos glimlachte. ''Is de wijn goed?''
Leon lachte en wees naar een stoel, Artos ging rustig zitten. ''De wijn is zeker goed, hoewel ik toch van orgine niet doel ben op wijnen uit de streek van...hoe heet die plek ook alweer? Ach, het is best een redelijke wijn. Wil je...''
Artos schudde nee. ''Nee bedankt, hoe is het met de voorbereidingen gegaan?''
Leon wees naar de tafel. ''Alles is klaar...weet je het wel zeker? Ze allemaal een wapen geven waarmee ze uit het niks naar iedereen kunnen uithalen?''
Artos : ''We moeten een risco nemen. Trouwens, de verborgen mes is een inderdaad een uniek en gevaarlijk wapen, maar je moet de ruimte en kans hebben om een dodelijke steek of houw te maken....Ik zat ook nog te denken....''
Marsha kwam binnen. ''Iedereen is er.''
Artos : '' Komt later wel..Kom.''

Iedereen was er, op Glenna na die volgens Marsha op de kamer die ze met Nina tijdelijk deelde zat te mokken. Artos knikte en keek iedereen streng aan. Sommige durfde hem niet recht aan te kijken en keken richting de grond.

Artos : ''Ik moet dringend zeggen voordat ik verder ga dat ik....erg trots op jullie ben.''

Meteen keken sommige verbaasd en de andere keken vrolijk en er heerste meteen een sfeer dat iedereen wel kon springen en stuiteren van blijschap, maar toch durfde niemand wat te zeggen, want ze dachten aan ze woorden. Hij had meer te zeggen.

Artos : ''Ik heb iedereen goed in de gaten gehouden. Niet alleen om te kijken of hij of zij in de problemen zou komen, maar ook hoe jullie met de situatie omgingen. Ik moet zeggen dat ik me niet trotser kan voelen vandaag als ik terug denk aan hoe jullie allemaal omgingen met de opdracht. Sorry als ik zo streng en dominant overkwam deze morgen, maar als het vandaag mis zou gaan dan zou er meteen argwaan komen en zou het voor ons allemaal erg uitpakken. Zelfs ondanks dat we weinig actie hebben ondernomen, hebben we genoeg aandacht getrokken. De moord van de gourverneur van Lyon die ik zelf heb gedaan is daar het bewijs van. Er gaan geruchten dat de moordenaar vrij rond loop en van de informatie die iedereen heeft verzameld is de adel, hoog of laag, niet echt gerust. Ook het feit dat er verschillende gelddiefstallen zijn gepleegd zonder dat de daders zijn gepakt, betekent dat we misschien even koest moeten blijven. Daarbij komt nog die groepje gelovigen van het Licht die steeds meer naar voren komen. Ik zal echter erover nadenken wat onze volgende daden worden, maar ik wilde jullie nu wat geven. Dit zal jullie tot echte leden maken van de Gilde die we hebben gevormd en ook degene die na ons misschien komen.''

Hij knikte naar Leon en die gaf elk van hun een voorwerp die in een doek gewikkeld was. Artos glimlachte en toen ze hem vragend aankeken knikte hij opnieuw. Ze deden het doek eraf en keken naar een polsbeschermer. Zonder te twijfelen trokken ze die aan en bestudeerde het.
Marsha deed een stap naar voren.

Marsha : ''Dit zal een van de belangrijkste gereedschappen worden die wij zullen gaan gebruiken. De manier om de verborgen mes uit zijn schede te laten komen is om een beweging met je pols te maken. Dat doe je zo.''

Ze deed het voor en al snel deed de rest haar naar en sommige schrokken toen de mes uit de verborgen schede vandaan kwam. Toch keek iedereen onder de indruk naar het wapen en toen Marsha uitlegde dat met dezelfde beweging de mes terug ging de schede, maakte het groepje dezelfde polsbeweging, waardoor de messen terug schoten in hun schede.

Artos : ''Dat was het voor vandaag. Marsha zal jullie nog wat gaan trainen en denk goed na over mijn woorden.''

Terwijl de groep met Marsha naar buiten liep en sommige opgewonden begonnen te praten met andere liep Artos met Leon terug zijn werkplaats in.

Leon : ''Denk je echt dat we wat kunnen betekenen voor Arkis?''
Artos glimlachte en gaf zijn oude vriend een schouderklop. ''Dat kan ik niet voorspellen, maar we kunnen het een schot wagen of niet?''
Leon knikte. ''Dat kunnen we zeker.''
Artos : ''Over waar ik nou over aan het nadenken was.....''
 
Janne

De hoofdstraat was vrij druk vandaag, met mensen die van en naar de gingen. In haar kielzog liepen haar drie diensters, elk droegen ze een mand. Normaal werd hun in het kasteel alles voorzien, maar om specifieke dingen te zoeken moest je vaak zelf naar de markt gaan. Overigens waren de Florents van mening dat als je iets wilde kopen, je het beter zelf deed, omdat alleen jij weet waarnaar je op zoek bent. Eén van de manden was gevuld met enkele potten van de beste Renwaldse honing. Janne had daar verschillende keren geproefd in die winkel, en had de naar haar mening beste honing uitgekozen. Die was minder zoet dan de andere, maar had een vollere smaak. In die zelfde mand zaten nog enkele zakken van de beste theebladeren, die zo goed waren dat je er echt moest achter zoeken in plaats van een dienster uit te sturen die waarschijnlijk de eerste beste theebladeren gekocht zou hebben. Overigens zaten er nog twee bosjes muntbladeren in. Toen ze op het Waldplein kwamen, leek het of het nog drukker geworden was. Het plein had de vorm van een schelp en werd afgebakend door de verschillende gildenhuizen die er stonden. Op het plein stonden verschillende kooplui hun waren te verkopen; op dit plein werd er vrijwel geen voedsel verkocht, daarvoor moest je op andere markten in de stad zijn. Wel vonden ze een taartjesbakker, waar Janne voor haar drie diensters elk een stuk gebak kocht. Net toen ze de markt verlieten, botste een figuur met een kap tegen haar op. Janne merkte dat de figuur haar buidel weg sneed. Kwaad riep Janne de vuilste scheldwoorden, dat enkele voorbijgangers geshockeerd voorbijliepen.


Shella: Die schoft...! En nu, vrouwe?
Tansa: Shella, ik dacht dat je slimmer was.
Janne: Tansa, jij hebt het door.
Shella: Ik snap het helemaal niet...
Tansa: Heb je de vrouwe één keer echt geld uit die buidel zien nemen?
Shella: Alsof ik daarnaar kijk!
Janne: Dat buideltje was gevuld met steentjes... Nu ze denken dat ze me al bestolen hebben, zullen ze het geen tweede keer doen.
Shella: Maar.. hoe... Waar hebt u uw geld dan gestoken, vrouwe?
Janne: Binnenzakje in mijn jurk. Als ze dat willen stelen, moeten ze wel héél subtiel zijn... of juist heel ruw.


Die avond dronk Janne een kop van haar thee. Ze had zorgvuldig aan Tansa uitgelegd hoe die gemaakt moest worden. Janne was al gekleed in haar nachthemd, en had haar kop thee net uit, toen Tansa terug binnenkwam.


Tansa: Hier in Renwald kunnen nachten soms kil zijn, ook in de zomer.
Janne: In Wittoorens is het altijd warm in de zomer, en altijd fris in de winter. De enige keer dat ik daar sneeuw heb zien vallen, is toen ik klein was.
Tansa: Hier sneeuwt het elke winter, en...
Janne: Ja, kom zeg nu maar wat je te zeggen hebt in plaats van rond de pot te draaien.
Tansa: Ik dacht dat vrouwe het behagelijk zou vinden als ik haar bed warm?
Janne: Wat wil je daarmee zeggen?
Tansa: Hier in het noorden van Arkris is het gebruikelijk dat een ongetrouwde heer of dame iemand uit hun gevolg neemt om 's nachts hun bed te warmen.
Janne: Ja, ik kom nu eenmaal niet uit het noorden.
Tansa: Zelfs de koningin heeft haar bedwarmers.
Janne: Moet zij niet bij de koning slapen dan?
Tansa: Met zijn slechte gezondheid?
Janne: Juist ja... Wel, ik verplicht je tot niks. Als je er wilt bijkruipen, doe je dat maar, als je naar je kamertje wilt, mij niet gelaten.
Tansa: Zeker, vrouwe.


Tansa nam Janne's lege kop thee aan en bracht die weg. Janne kroop al het bed in en blies alle kaarsen uit. Ze deed een poging om in slaap te vallen, maar bleef wakker liggen. Na een tiental minuten kwam Tansa terug in haar nachthemd en kroop in het bed. Te dichtbij, vond Janne. Ze keerde haar rug naar haar, en probeerde een geforceerde poging om in slaap te vallen. Nog lukte het niet. Ze voelde Tansa's zachte adem in haar nek blazen. Ze keerde zich op haar rug, staarde naar het in het donker zwarte plafond en viel uitendelijk toch in slaap.
 
Back
Top Bottom