Ancaria; Enlightment and Nightfall

Users who are viewing this thread

Jome

De gebeurtenissen in Ancaria na de grote Oorlog.

Het is 50 jaar na de gebeurtenissen in Ancaria, en de wereld is verlost van Kargeth.
Hier word het verhaal vertelt van hoe Kargeth verslagen werd door de gebundelde krachten van Gerontis, Elys en Gwendawyn en de orde's die bij elkaar kwamen na een hevige strijd die ze verloren.
Het was daar dat de laatste 2 Vrykels werden uitgeschakeld, maar niet voordat Kargeth een bloedspreuk kon uitspreken en uitvoeren waardoor zijn kracht verworpen werd in Ancaria.
Gerontis voelde dat er iets kwaads op hen loerde maar dat het te klein was om zorgen over te maken.
Ondertussen marcheerde een leger van Dwergen die niet onder invloed van Cai Feng waren, Elven die nog leefden en Mensen uit het Noorden, Oosten en Westen samen onder één bannier geleid door 3 koningen van elk volk. Ze belegerden Cai Feng en verwoestten het. Het land was verlost van de plaag.




Nu, vijftig jaar later, is er een nieuw kwaad uitgekomen uit de krachten van Kargeth, nu de Orde's verzwakt zijn vanwege het verouderen van hun leiders. Echter zijn er nog steeds steunpunten .. Devron en Trimm maken het goed, en zijn zeer kundig geworden in het vechten en leidinggeven, en zijn niet te scheiden. Het Noorden profiteert van goede handel en het Zuiden is één van de beste in het maken van schepen. De Dwergen worden steeds beter in het maken van wapens en hebben nu hun deuren opengesteld voor handel. De Elven worden getolereerd in mensensteden en worden nu zelfs met respect behandeld vanwege hun afkomst. Echter heeft het Westen last van vijanden. De Oegre's worden opstandig na de Grote Oorlog en claimen dat de Mensen, Dwergen en Elven hun land afpakken. De Orde's verzwakken omdat er geen groot geheel meer is en er geen steunpunten voor hen zijn. We zullen er achter komen of Ancaria sterk genoeg is om de pesten af te slaan, of dat zij verliezen in een strijd die niet te winnen is.
 
''Bijna 51 jaar geleden dat Kargeth verslagen is.''
''Best een lange tijd...''
''Klopt, maar we hebben nog veel voor te bereiden...morgen de grote dag hea?''

Roland glimlachte, hij zat met zijn vader, Gerontis die nu al oud was, op een heuvel. De verborgen en mysterieuze eiland waarop de Burcht van de Dolers stond was wat veranderd.
Er waren drie dorpjes die voedsel en kleine diensten voor de Dolers zorgden, en ook voor nieuwe leden. De Burcht was versterkd en vegroot gezien er nu veel meer dolers erbij waren gekomen.

Gerontis : Ah, morgen is het de dag van je eerste opdracht als leider van een team...gespannen?
Roland *lachte* Best wel, maar ik zal u trots maken!
Gerontis : Gekke knul, dat doe je al...vanavond moeten we trouwens nog iets doen...dan wil ik dat je naar de kamer van de Hoofd komt.
Roland *fronste* Waarom dat?
Gerontis *glimlachte* Omdat, ik iets voor je heb wat je zeker nuttig te pas komt..maar dan moet je vanavond komen.

Roland bleef zitten en kijken naar de lucht, Gerontis liep op zijn rustige gemakje weg. Hij zat zachtjes en half binnenmonds een oud liedje te zingen.

''Hea, dacht al dat ik je hier kon vinden.''

Naast Roland liet zich een meid neer ploffen. Ze was een kopje kleiner dan hem, slank en had lang bruin golvend haar.

Laeis : Weer te niksen?
Roland : Je zegt het alsof ik nooit wat doe.
Laeis : En hoe zou dat nou toch komen?
Roland : Weet niet, omdat ik vaak relax?
Laeis *lacht* soms te vaak.
Roland : Vergeet je niet dat ik morgen de team leider ben?
Laeis : Nee, vroeg me af hoe het met je was...
Roland *glimlacht* Goed, me pa heeft zelfs een verrassing voor me vanavond.
Laeis : Hhmm, wat zou het kunnen zijn?
Roland : Weet niet, maar hij zei dat het me goed van pas zou komen.
Laeis : Misschien een nieuw kortzwaard? Of misschien iets wat wel vervloekt was?
Roland *lacht* Wat het ook is, ik ben nu wel razend nieuwsgierig.
Laeis : Ben wel benieuwd wat onze opdracht wordt...
Roland : Klopt..volgens me pa zal het iets onderzoeken, dus we kunnen overal heen worden gestuurd.
Laeis : Ik hoop zo naar Aral...
Roland *fronste* Waarom naar Aral?
Laeis : Omdat ik hoorde dat het een super mooi land is, en men kent daar beleefde manieren en dergelijke.
Roland : Dat hebben ze ook anders in Acron of Krimor.
Laeis : Klopt...denk ik...
Roland : Ik denk dat ik wel eens naar Sunnar wil gaan, gewoon om met me eigen ogen te zien wat daar te zien is.

''Kijk kijk, de pup mag morgen een eigen team leiden.''
''Hahaha, je bent gegroeid.''

Devron en Trim stonden glimlachend achter hen. Roland en Laeis stonden op en draaiden naar hen toe.

Roland : Devron, Trim...hoe was jullie opdracht gegaan?
Devron *glimlachte breed* Wat denk jij? Alles ging gesmeerd.
Trim : Hoewel ik nog zei dat je moest oppassen, maar nee...

Ze lachten.

Devron : Dus wanneer is de bruiloft?
Roland keek verbaasd, Laeis bloosde.
Roland : Wie gaan er dan trouwen?
Laeis : Niks, laat ze...
Trim *zuchte en mompelde* Soms ga ik me afvragen of hij niet...
Laeis : Waar is Lenna ?
Devron : Die is naar Elys en Gerontis gegaan, ze had nog iets te bespreken.
Roland : Zin om wat eten te gaan halen? Ik rammel.
Trim : Nee, ik ga even opzoeken in de bibliotheek, zie jullie later of morgen wel.
Laeis : En jij, Devron, ga jij wel mee?
Devron : Tuurlijk, heb wel zin om wat eten.
Roland *lachte* Wanneer niet?

''Ik denk dat hij wel oud genoeg is.''
''Waarom denk je dat?''
''Kijk naar onze jongen, hij kan al veel technieken en zegels die ik hem geleerd foutloos.''
''Tjah, ik weet het nog steeds niet zeker.''
''Komaan, en dan geven hem nog die ene zekerheid...ik denk dat hij het wel redt.''
''Denk je?''
''Nee, ik ben er zeker van.''

Lenna wachte, Gerontis stond naast Elys naar buiten te kijken, waar Roland,Laeis en Devron liepen.

Gerontis : Ah, Lenna...hoe ging de opdracht?
Lenna : We hebben het gebied onderzocht...kennelijk is het erger dan we dachten.
Elys : Hoeveel?
Lenna : Ze bewegen in stammen van ongeveer 120, en er zijn er veel...
Gerontis : En werken ze samen?
Lenna : Totaal niet, we zagen een ontmoeting van twee stammen...laten we maar zeggen dat ik niet dacht dat ik ooit iets wreders heb gezien...
Elys : Wat zijn het eigelijk?
Lenna : We hebben zo...een ding, gevangen genomen en ontvoerd..ik heb het onderzocht met me Ion-en..maar, het lijkt veel op een mens..en op een oegre..
Gerontis *fronste* Beiden?
Elys : Volgens de oude informatie wat we hebben over de tijd dat de Oegres door de andere rassen naar het noorden zijn vedreven, weten we dat een hybride van een mens en een oegre niet mogelijk is. Dat is hetzelfde proberen als katten met honden te kruisen.
Lenna : Misschien is het werk van wat Kargeth heeft gedaan?
Gerontis : Dat zou kunnen...en nu groeperen die...dingen zich en gaan ze massaal naar de grote steppe in noordwesten...waarom?
Elys : Nu snap ik waarom er geen van die dingen bijna te vinden is in Acron en Krimor...ze haten die kou en nattige klimaat.
Gerontis : Dus ze houden van een droge klimaat?
Lenna : Dan zijn ze amper een probleem..ze komen dan amper de steppe uit en gezien ze alleen hun eigen stam vetrouwen, zal een samenwerking van die stammen niet echt reeël zijn.
Gerontis : Spreek niet te snel, we weten weinig over ze...daarom sturen we morgen nog een team..
Lenna : Roland?
....
Elys : Je weet wel dat zowel ik als Gerontis te oud worden...we hebben al een opvolger, Aedan..
Lenna : Aedan is een zeer bekwame Doler..maar wat is er met Roland ?
Gerontis : Ik ga hem me Ion-oog geven...en ik ben bang dat ik de Wolf niet meer langer kan inhouden...
Lenna *werd bleek* Dus hij wordt ook het volgende symbool van Krimor..en degene waarin de Wolf in moeten worden opgeslagen?
Elys *trok een droevig gezicht* Ik zou willen van niet, maar wie kunnen we nog meer vetrouwen?
Gerontis : Trouwens, de Wolf had ik al veel eerder dan wanneer Roland die zal krijgen en Roland is beter getraind en weet meer dan ik die leeftijd was.
Elys : Zelfs nu begint hij je in te halen.
Gerontis *glimlacht* Hij lijkt wat snuggerheid en talent op zijn moeder.
Lenna : Maar hoe plaatsen we de Wolf in Roland?
Gerontis *zei zachtjes * Simpel, ik sterf...dan moet de energie die vrijkomt worden ingeleid naar Roland.
Lenna *schrikt en hapt naar adem* Wat?
Gerontis *glimlacht deemoedig* Rustig aan Lenna...ik heb een heel leven achter me, en ik heb geen angst voor de dood..
Elys : Ik zal vanavond ook tevens Aedan tot Hoofd van de Dolers maken...hij weet het al en alles is voorbereid..
Lenna : Maar Hoofd van de Dolers blijft je toch tot de....
Elys : Ik zal alles moeten gebruiken om ervoor te zorgen dat de Wolf niet weg glipt en iemand anders tot zijn gastheer of vrouw kiest.
Lenna *kreeg tranen in haar ogen*  Ik...
Gerontis *omarmde Lenna en klopt op haar rug* Rustig aan, het komt allemaal wel goed...ik wil namelijk je iets vragen, namens mij en Elys.
Lenna : Ik doe alles..
Elys : Jij hebt zoveel talent en ervaring met de Ion-technieken...wij zouden namelijk niks liever willen dan dat jij Roland...
Lenna*glimalcht* Ik zal hem leren omgaan met de Ion, die hij krijgt.
Elys *glimlachte* dankje..dankje..

De avond viel..Veel Dolers stonden op de binnenplein, allemaal nieuwsgierig wat er verteld zou worden.
Even klonk een brul, omhoog vloog Aeon in cirkels rond de Burcht.

Elys en Gerontis stonden op het balkon, achter hen stond Aedan te wachten samen met Roland,Lenna,Devron en Trim.

Elys : Beste vrienden,kameraden en mede-Dolers. Ik heb lange tijd samen met Gerontis jullie geleid, in zowel vrede als oorlog. In zowel voorspoed als sombere tijden. Nu we beiden oud zijn en jullie, de volgende generaties zien groeien hebben we besloten om de leiding af te dragen.

Er klonk gemompel, de meeste dolers keken geschrokken. Ze wisten dat het ooit tijd zou worden maar, ze wilden niet geloven dat die twee nu al gingen stoppen.
Elys ging verder toen de rumoer daalde.

Elys : We hebben tijd over nagedacht wie ons zou opvolgen, wie de Dolers verder zou leiden in de toekomst...we hebben een keuze gemaakt...kom naar voren Aedan.

Aedan, lang,trots en zelfverzekerd kwam naar voren. De meeste kende hem, hij was een Elite-Doler met geweldige prestaties op zijn naam.

Na de inhuldiging van Aedan als Hoofd van de Dolers, mochten de Dolers weer zich toewijden aan hun taken. De meeste hadden wel vetrouwen in de keuze als Aedan als hun nieuwe leider. Sommige waren nog een beetje somber over de aftreden van Elys

Een tijdje later op een afstandje van de Burcht zat Aeon geduldig te wachten
Gerontis,Roland,Elys stonden tegenover Devron,Lenna,Laeis en Trim stonden vlakbij de plek waar de draak zat te wachten.

Ze namen afscheid van elkaar. Roland wou weer naast Laeis gaan staan maar hoorde Gerontis hem roepen.

Gerontis : Kom op knul, we hebben niet heel de avond te tijd.
Roland : Hea? Maar...
Elys : Jij gaat nog wel terug...

Roland,Gerontis en Elys stapten op Aeons rug, die steeg zwijgend op en vloog weg.

Roland : Maar als ik wel terug kom..
Elys : stil, we hebben je hoop te vertellen dus luister maar alleen oke?
Gerontis : Je moet weten dat we beiden zielsveel van je houden, maar onze tijd is gekomen en er is een probleem....ik neem aan dat je nu vermoed waarover ik het ga hebben.
Roland knikte zwijgzaam.
Elys : Maak je geen zorgen om ons, en we weten dat je het kunt en hebben vetrouwen in je, ongeacht wat je keuzes later zullen worden...dat begrijp je hoppelijk...
Roland : Ja....maar waarom nu? Waarom niet later?
Gerontis : Omdat we weten dat je er nu klaar voor bent...en je bent zowel de zoon van de Bewaardster zelf, de kans dat de Wolf je overrompelt zal niet groot zijn..maar mocht ik nog langer met de Wolf in me lopen, dan zal de kans groot zijn dat hij me een keer overrompelt en dan....snap je ?
Roland : Ja....

Ze zaten dicht bij elkaar, omarmde elkaar terwijl Aeon rustig vloog naar een verlaten eilandje. Ze lande en Gerontis glimlachte.

Gerontis : Het is wonderschoon...
Elys : Ja...
Roland : En nu ?
Gerontis trok zijn kortzwaard en keek er naar en glimlachte.
Elys : We houden van je.

Een wit licht verblinde Roland, het voelde alsof zijn ogen zouden vebranden maar ze dicht doen lukte niet.
Schreeuwen of bewegen lukte ook niet...uiteindelijk dimde het licht en kwam er alleen een donkere duisternis.

Roland werd wakker en hoorde het ruizen van water..hij lag op de strand van het eilandje en keek om zich heen. Aeon kwam net aangeland en zei niks..Roland stond op en zocht wanhopig naar enig spoor van zijn ouders. Hij zag ze verderop liggen...de tranen liepen over zijn wangen.

Gerontis lag naast Elys, beide glimlachte en Gerontis had zijn hoofdband omhoog gedaan maar, net als Elys waren zijn ogen gesloten. Een flesje met zwart water stond vlakbij Elys

Aeon : Roland, pak dat flesssje...en dan gaan we...
Roland aarzelde en pakte het op..het water was helemaal zwart en verder kon hij niks zien.
Voordat hij met Aeon mee terug ging, keek hij naar zijn ouders. Ze lagen er vredig en gelukkig bij.

Aeon sprak nog even met Roland toen hij hem terug bracht, dat wanneer hij kon dat hij de erfgenaam van Drakonian moest opzoeken.
Toen Roland vroeg waarom, antwoorde Aeon dat hij het later zou uitleggen...

Roland keek nog even naar de draak, en keek toen naar de grond met een droevige blik.

Aeon : Zzze hielden van je....en waren trotsss op je...
Roland : Bedankt Aeon, moge de wind je vleugels nog lang dragen.

De draak knikte en steeg op, Roland wachte tot hij uit zicht was en liep naar de Burcht.
 
Aedan stond hem op te wachten.

Aedan : Kom...ik help je met de laatste wat je ouders aan je wouden geven.
Roland : Wat dan?
Aedan *wees naar de flesje* Wat daarin zit.
Roland : Oke.

Toen hij zijn kamer binnen ging zat Lenna daar ook op hem te wachten.

Lenna : Dan kunnen we nu beginnen...
Roland : waaraan?
Lenna : Rustig aan en ga liggen...

Roland ging liggen en kreeg een beker water, hij dronk zonder zich af te vragen of het wel moest.
Toen hij wou vragen waarom dat ze zo bezorgd waren of wat ze van plan waren, voelde zijn tong ineens heel erg dik en zwaar.
Het werd steeds moeilijker om zijn ogen open te houden.

Het laatste wat hij zag was dat Lenna en Aedan de deur op slot deden en wat verband en medische instrumenten bij zich hadden.
Lenna : Kalm aan maar..

De volgende morgen werd Roland verschrikt wakker,  hij voelde zich klaar wakker en keek om zich heen.
Toen gingen zijn handen naar de rechterkant van zijn gezicht, het zat in verband gewikkeld.
Er werd op de deur geklopt en Roland deed open, Lenna kwam naar binnen en keek hem onderzoekend aan.

Roland *deed de deur dicht en vroeg veschrikt* Wat hebben jullie gedaan?
Lenna : De Ion-oog van je vader aan je gegeven...het was wat Gerontis wou.
Roland : Grote goden...heeft mijn vader..zijn eigen oog....oh, ik voel me niet zo..
Lenna : Rustig aan, het is goed bewaard gebleven en we hebben de oog gereinigd..en trouwens het is niet eigelijk van je vader, maar van een vroegere vijand van hem geweest.
Roland : Oh man, waarom?!
Lenna : Omdat je ouders dachten dat een Ion-oog je wel...
Roland : En mag ik er niks van zeggen?
Lenna : je mag het er zelf uitsnijden, maar ik raad je aan om hem te houden. Je weet zelf wat je kan bereiken met die Ion-oog...en het was een gift van je ouders om je te beschermen en als hulpmiddel.
Roland *keek de andere kant op* ik..weet het..
Lenna : Kom, ik haal het verband eraf en dan moet je nog even uitrusten. Ik raad je aan om hem niet meteen erg veel te gebruiken maar, om rustig steeds meer mee te oefenen.

Ze haalde het verband eraf en onderzocht het oog, alles bleek gewoon normaal. Als hij zijn rechteroog dicht hield kon je niet weten dat het een Ion-oog was tot hij het opende.
Lenna : Doe je oog open...

Roland deed zijn Ion-oog open.
cd70a8d500c6e0_full.gif

Lenna : Oke, alles voelt goed?
Roland : Ja...

Hij keek verbaasd om zich heen en wou graag nu ermee oefenen.
Lenna : Nee, rust nu uit..je krijgt vandaag ook nog een opdracht van Aedan, wie weet kan je dan ondertussen wel oefenen met je Ion-oog.
Hij ging weer liggen, Lenna deed bijna de deur helemaal dicht van zijn kamer.

Roland : Dankje wel....
Lenna : Bedank hen maar....
 
Tennese ging met haar staf de kamer rond, en vond met het licht een kandelaar die ze aanstak. Even keek ze door het raam naar buiten, naar de lucht rondom de toren, naar buiten toe. Ze zat hier nu al een jaar zonder iets te doen anders dan leren van Aeon en zijn vrienden. Niet dat er iets mis was met hen, maar ze waren zo saai. Altijd maar die tactieken bespreken en praten over manschappen .. oorlogen worden niet gewonnen door manschappen maar door mensen. Mensen zoals zij en die Gerontis waar ze zoveel over hoorde. Leek wel een aardige man. Probleem was .. zolang ze niet kon uitvinden hoe ze aan die tatoeäge kwam mocht ze niet weg van Aeon. Tenminste, niet voor langere tijd. Ze mocht wel eens weg om kruiden te zoeken en dan ging ze stiekem naar een dorp waar ze gewoonweg even rondliep. Enkele mensen daar kende ze wel, maar de laatste keer dat ze daar was wou niemand met haar praten. Zelfs Elmar niet, die normaal altijd de eerste was waar mee ze ging praten. Ze hoorde wel iets over Orcs en dat ze zich klaar moesten maken voor een oorlog of iets dergelijks. Nouja, haar een zorg. Over een paar maanden was ze verlost want dan gingen zij en Aeon weer verder, richting de burcht van de dolers. Aeon was vanmiddag al weg geweest maar ze mocht niet weten waarom. Wel dat hij naar de Dolers ging .. en iets met een jongen en een oog of iets. Klonk gezellig, zo met die jongen.. maar dat oog begreep ze niet helemaal. Het leek wel alsof er een geheim aan vast zat zo weinig wou Aeon erover los laten. Nou, goed .. ze sloeg haar boeken open en nam haar laatste stappen en zegels door. Ze was ver gevorderd sinds de vorige lessen, en had enkele boeken al uit. Ze zuchtte en ging liggen op bed waarna ze in slaap viel.


In het westen;

Moglak; Aan het werk, maden! Slijp die zwaarden en pijlen .. morgen .. vallen we aan.

Een luid gejubel steeg op onder de orcs en Oegre's waarvan de oerschreeuwen van de Oegre's het hardst waren. Ze lagen nu al dagen in de hinderlaag en ze hadden nieuws gekregen dat morgen een klein leger Dwergen langskwam. De Orcs en Dwergen waren al eeuwen lang vijanden en vochten in hun gangen, maar nu waren de Orcs vrijgebroken en hadden zich naar het Westen begeeft om daar steun te zoeken bij hun broeders. Morgen kwam wraak .. op die stinkdwergen en hun baarden.

Moglak begaf zich naar zijn tent waar na een tijdje een Oegre binnen kwam. Hij deed zijn vuist in de lucht en Moglak deed hetzelfde, waarna de Oegre buigte.

Moglak: Omhoog .. en vertel me het nieuws.
Oegre: De Oegre's zijn klaar en wachten op uw bevel. Uw eigen dier zal klaar staan.
Moglak: Goed ..


In de bosjes vlakbij de Orcs sloop een figuur weg richting een kamp dat niet veel verder lag ..
 
'Vuur!'

Een salvo musketschoten galmden over het oefenterrein. Doelwitten werden doorzeefd of het schietveld, en ernaast stonden enkele paren te zwaardvechten - aan het oefenen.  Toen een tweede salvo gelost werd, was ook het kannon geladen, en vuurde het met een luide knal een hagelregen af op een nietsvermoedende stropop.


"Zit erop voor vandaag, straks smelten de geweren nog!" riep een vrouwenstem over het terrein. Ze had dezelfde uitrusting aan als de rest, alleen droeg ze een iets fraaiere helm en een grijze sjaal. Op het gemak ruimden de soldaten alles op, zelf hielp Ianca met het kannon binnen te rijden. Ze hadden goed gewerkt, sneller geschoten dan vorige keer. Toen de mannen terug naar de barakken gingen voor het avondeten, veegde Ianca met haar arm wat zweet van haar voorhoofd.




((rest volgt nog, kan een week niks schrijven >.< ))
 
Na wat rust loopt Roland naar de kamer van de Hoofd.
Aedan staat voor de brede raam die ruime uitkijk biedt op de Burcht en een dorpje dat er vlak bij ligt.
Hij merkt Roland op en draait zich om, een sympathieke glimlach richting Roland.

Aedan : Ah, Roland...alles goed hoop ik ?
Roland : Gaat wel....
Aedan : Mooi, ik heb een goede opdracht voor jouw liggen...
Roland : Wat voor een?
Aedan : Je weet dat zowel Acron en Krimor al sinds de heerschappij van Drakonian bij elkaar zijn? Nu na al die tijd lijkt het erop dat het steeds meer één rijk aan het worden is.
Roland : Dat is mooi nieuws...toch?
Aedan : Zeker, we hebben ook buitenposten, zowel in Acron als Krimor, om hem bij te staan en om vrijwilligers voor onze Orde te vragen. Echter vrees ik dat Drakonian niet meer lang zal kunnen heersen, hij is al erg oud...maar ik stuur jouw en een team erheen om hem te verzekeren dat de Dolers nog steeds aan zijn zijde staan, ook wil ik dat je persoonlijk kennis maakt met hem en zijn familie...ten slot, ben je nu de symbool van Krimor, gezien wat je van ouders heb gekregen....
Roland zei niks.

Aedan : Drakonian kende je vader erg lang, en ik weet zeker dat hij je als een gelijke zal behandelen* hij gaat achter zijn bureau zitten* Dan komt het echte werk..
Roland : Ik neem aan dat het te maken heeft met die...dingen?
Aedan : Ja...ik wil dat nadat je een bezoek heb gebracht aan Drakonian, je ten oosten van Acron ga begeven. Veel van die dingen verzamelen zich daar, er wordt ook zwaar onder hen gevochten.
Roland : Oke, maar dan heb ik een vraagje.
Aedan : Vraag maar raak.
Roland : Is het niet waar dat Acron, nu het met Krimor één is geworden, niet in staat om zelf die gebroed uit de weg te ruimen?
Aedan : Daar komt het probleem...de Oegres zijn aan het oproeren, althans maar één stam is het aan het doen. De rest bemoeit zich niet met niemand, ik ben zelf gestuurd om langs de stammen te gaan en ze verzekerde dat ze liever in het hoge en koude noorden blijven, de plek die ze nu thuis noemen. Ook heeft een Doler met de naam Vistor bewezen dat de Oegres nu gewend zijn aan koude tempraturen, maar zet ze in Qigong of een land dat een warme klimaat kent, en ze zullen gek worden en....laten we zeggen dat het niet leuk is.
Roland *fronste* Gaan ze dan los en moorden ze?
Aedan : Nee, ze drogen uit en proberen dan uit alle macht zich in te graven...uiteindelijk begeven ze het, doordat ze teveel vocht en energie zijn kwijt geraakt. Maar de antwoord op je vraag is makkelijk : Deze dingen zijn niet een dreiging voor Drakonians rijk, hoewel ze volgens je vader een effect zijn van wat Kargeth heeft gedaan voordat hij gedood was.
Roland : Dus mogen wij, Dolers, nu op deze gebroed jagen?
Aedan : Neem het serieuzer jong, ik heb al Dolers op de taak gezet om op ze te jagen en hoewel de meeste makkelijk te doden zijn, zijn er enkele die net zo sterk en goed zijn als een strijder. En om nog maar te zwijgen over de numbers.
Roland : Oke, wanneer moet ik vetrekken?
Aedan : Maak een team klaar, en vetrek meteen dan.
Roland *knikte * aye...
Aedan *fluisterde* Roland.
Roland * draaide zich om* ja?
Aedan : Kijk uit...

Lissea : Waarom heb je je hoofdband voor je rechteroog hangen?
Roland : Dat leg ik later uit...oke, luister.

Roland legde uit wat hun opdracht was, de groep luisterde goed en stelde geen vragen of bezwaren op.

Colin : Oke, dat kunnen we toch wel doen?
Roland : We zien wel....iedereen, maak je klaar.

Roland had zijn team die bestond uit drie andere Dolers. Lissea, vriendin van Roland en een getrainde en koelbloedige strijder. Colin, een Doler die bekend stond om zijn opmerkingen. En tot slot, Wrulf, die zich zag als de rivaal van Roland en vaak de patser probeerde te zijn.

Ze hadden zich helemaal bewapend en klaar voor de reis. Elk had een tas met proviand en gereedschap.
De groep werd getelopteerd door een Doler die daar voor was, ze kwamen uit op een rustig kleine dorpje.

Lissea : Zeg me dat dit niet de hoofdstad is van Acron en Krimor.
Roland : Tuurlijk niet, maar we moeten nog een eindje zelf reizen, ongeveer anderhalve dag, richting het noordwesten als het goed is.
Wrufl : Waar wachten we dan op?
Colin : Op dat iemand een stap naar voren zet?
Wurlf *gromde* Bijdehande kloot...
Roland : Komop, en geen gezeik voor we er zijn!

Ze vetrokken.
 
Toen Gwendarin zijn ogen opende zag hij voor zich een kampvuur .. er zaten een stuk of 6-7 jonge mensen omheen, maar hij kon niet alles zien. Hij deed zijn hand naar beneden en pakte zijn elvenmes vast, waar een blad van een giftige plant omheen gewikkeld was. Hij sloop dichter bij het kampvuur en bleef op een afstand van 2 meter liggen. Achter hem lagen twee van zijn trouwe metgezellen. Zonder een woord te zeggen begrepen ze wat de bedoeling was en ze slopen allebei twee verschillende kanten op om het groepje heen.
Rustig ging Gwendarin dichterbij .. totdat hij zo dichtbij was dat, als hij zicht uitrekte, hij iemand kon aanraken. Hij sprong op en aan twee kanten gebeurde hetzelfde. Gwendarin greep één van de mensen vast en zette het mes aan zijn keel. Zijn kap zorgde er voor dat hij niet herkend werd, maar hij zag maar al te goed hoe de rest reageerde. Hij zette zijn hand op de mond van de jongen die hij vasthield terwijl de anderen hun wapens pakten.

Gwendarin; Jullie zijn op het land van de koning van de Elven, en leider van de orde van Drakendansers.
Wie zijn jullie en wat doen jullie hier. En geen beweging met die wapens want anders gaat er bloed vloeien .. en voordat jullie het vragen, niet dat van mij.
 
Roland : Mislukt hea? Beter kijken naar de schaduw van je slachtoffer...ELF!~

Rolands lichaam plofte weg, Gwendarin vloekte, het was een schaduw-kloon.
Gwendarin draaide zich om en parreerde de steek van Rolands zwaard.

Zijn hoofdband was omhoog en zijn rechteroog was open, Gwendarin fronste.

Roland : Denk maar niet dat je zo een groepje Dolers kan verrassen...ik stond op wacht en had jullie opgemerkt.
Gwendarin *glimlacht* Ah, een waardige tegenstander...
Roland *duwde zijn zwaard dichter tegen Gwendarin aan* Nee, een doler!

Gwendarin wist Roland naar achteren te duwen en viel met een reeks van zwaardslagen aan,Roland pareerde ze en kon de meeste bewegingen aan zien komen met zijn Ion.
Al snel klonken wat kreten en staal op staal. Gwendarin draaide zich om, een was vast gemaakt aan de grond en een andere werd in een hoekje gedreven door Colin en Lissea.


Roland : Nou wat zeg je? Eerlijke duel?
Gwendarin *grijnst* dat verlies je!

Gwendarin beweeg zich ineens met een grote snelheid op Roland af en stak zijn zwaard door hem heen. Roland keek verbaasd en plofte weg.
Uit het niks kwamen drie Rolands op hem af, twee wist Gwendarin uit te schakelen, de derde sloeg met een vuist hem tegen zijn kaak.

Roland : Huh, je moet goed opletten. Ik ben in het voordeel...tijd om dit af te maken.

Hij pakte met zijn rechterhand zijn linkerpols en opende zijn linkerhand. Bliskem begon zich rondom hem te verzamelen en Roland grijnste.
Gwendarin was al opgestaan en maakte zich klaar.
Roland stoof op hem af, op het laatste moment wou Roland Gwendarin neerslaan. Die deed een stap opzij.
Echter voelde die een hand op zijn schouder en schrok hij. De Roland voor hem plofte weg.

Roland *fluisterde terwijl hij zijn zwaard op Gwendarin keel zette* Zoals ik al zei, je moet niet altijd alleen op één tegenstander letten...en ik zei al dat ik jullie zag aankomen en dat ik dit had gepland...

Ze bonden de elven vast.

Roland : Oke, eerste vraag : Wat doen jullie hier? En wat jullie land? Het is Acron, van Koning Drakonian...
Colin : Dat zijn twee vragen.
Lissea : Oh Colin, hou je mond.
 
Gwendarin grijnste terwijl hij in het oud Elfs iets mompelde. Roland keek om terwijl het door de andere twee ook werd opgezegd. Het was een oud Elfse manier om vrienden te roepen. Niet meer dan een kwartier van stilte alleen doorbroken door de geluiden van de mensen verschenen er een paar groen-gewaadde mannen aan de rand van het bos, die hun bogen spanden terwijl er andere mannen dichterbij kwamen om te onderhandelen, en die zagen er niet al te vriendelijk uit met medium pantser met een groene cloak en een elven blade op de heup. Ze liepen in stilte op het groepje af, die zich klaar maakte voor nog een strijd.
Gwendarin sprak hen toe, op een kalme en aardige manier.

Gwendarin: Komaan, leg je wapens neer. Je weet dat je niet wint, en we bedoelen geen kwaad.. maar sinds die mormels hier in de buurt rondwaadden moesten we wel ..
 
Roland maakte een vuist en hief die in de lucht.
De rest maakte zich klaar maar Roland wist inderdaad donders goed dat ze met geen mogelijkheid konden winnen.

Zou hij ook hulp moeten roepen? Zelfs al weefde hij handzegels, een pijl was nou eenmaal sneller...
Proberen een afleiding met schaduw-klonen te maken? Of Misschien Wrulf een kom van aarde hen laten beschermen en dan zo te proberen te ontsnappen?

''Gggrr, je bent net als je vader...altijd aan het denken...gggrrr...''
Roland verstijfde, hij knipperde en het ene moment stond hij nog waar hij was en toen was hij in een donkere ruimte.

Hij stond op water, in een lange en gigantische tunnel. Achter hem was alleen duisternis, en voor hem vesperde een tralies hem de weg.

Roland *fluisterde* Waar ben ik?
''In je onderbewustzijn....smerige halfgebroed!!!''
Roland *keek voorzichtig naar de grote tralies en sloop er zachtjes heen* Wie..of wat ben jij?

Hij voelde alsof hij een hartaanval kreeg, een grote wolvenklauw probeerde hem te grijpen maar net kon hij er niet bij.
Twee grote ogen lichten op, vol verhuld met woede en haat.

Wolf :Ik ben de Symbool van Krimor...nu ben jij me gastheer...ggrrrrrr, verloekte Gerontis...'''
Roland : Hoe ken jij me vader?
Wolf *Lacht en grijnst gemeen* Ik zat de hele tijd in hem, ik was degene die ervoor zorgde dat hij een grote bron van energie en magie had. En ik heb paar keren je vaders lichaam overgomen om hem te laten overleven...snap je , zak strontvlees?
Roland : En nu zit je in mij....
Wolf *zijn ogen glinsterde vol haat* En jij bent de gebroed die uit de Bewaardster en hem is gekomen....ik wil je zo graag verscheuren, je aan stukken rijten, je helemaal kapot maken!
Roland : De bewaardster ?
Wolf : Die hoerenmoeder van je!
Roland *werd bleek* Was mijn moeder...
Wolf *Lachte en snauwde* Ha ja, jouw moeder kon de ondergang van je vader betekenen en hem doden en mij opsluiten. Echter uit liefde voor je vader heeft ze niks gedaan....en nu hebben ze me in JOUW verzegeld...
Roland : Dus je ga me niet helpen?
Wolf : HAHAHAHAAH, van je leven niet jong....voorlopig zal ik wachten, tot je zwak bent en dan komen je grootste nachtmerries uit...HAHAAHAH, wacht maar af.

Roland deed zijn ogen weer open, alles was nog zoals het was. Even kon hij niks zeggen of doen, de elven kwamen op hen af....

Roland : Ik ben Roland, een doler en zoon van Gerontis en Elys. Doen jullie elven mij en mijn gezellen kwaad, en jullie zullen met zijn wraak te maken krijgen!

De elven stopte even.
Een stapte naar voren, een oudere elf.

Elven kapitein : En hoe maak jij die claim waar, dat jij werkelijk kind bent van Gerontis de sluwe?
Roland : Ik heb zijn Ion...en *hief zijn vuist en opende die* zijn technieken. Dus tenzij jullie, de strijd aan willen met ons dan stel ik voor dat we er rustig over praten...
 
De kapitein keek even rond, en sprak toen met een luide stem.

'' Maak eerst de zoon van de koning vrij, en zijn twee metgezellen, en dan mogen jullie spreken. ''
 
Roland en de zijne maakte hen vrij,

Toen Gwendarin en de twee bevrijde elven op een afstandje waren fluisterde Roland ;

''Wurlf, maak je klaar op elk moment een aarden wal omhoog te halen.''
Wrulf : En dan ?
Roland : Dan zien we wel...sta voor alles klaar.

Roland : Wat doen jullie op de land van Koning Drakonian, koning van de noordelijke menselijke rijken van Krimor en Acron? En wie zijn jullie om ons, Dolers, te proberen te vangen?
 
Gwendarin keek naar de kapitein en knikte, en die trok zich terug samen met de oorspronkelijke metgezellen van de prins. Gwendarin ging vervolgens zitten, en gebaarde dat Roland hetzelfde moest doen. Hij begon te vertellen over wat ze hadden uitgevonden over de Orcs, in Elventaal Dawhin, en waarom de Elven dit hun grondgebied noemden. De Elven eigende zichzelf alle bossen toe, ookal hadden ze een hoofstad. De bossen eigende zij zich toe en de bossen eigende de Elven aan zichzelf. Gwendaren eindigde met; Cennin i meril.

Hij keek om en zag dat de boogschutters en de elvenkapitein weg waren, en dat zijn metgezellen snel dichterbij kwamen. Ze schreeuwden iets naar hem toe in oud elfs.

Elf: I hant nín firn ne daw!
Gwendarin: Thûl dhem. Jongens, we moeten hier weg, de Dawhin komen eraan.

In de verte klonk een jachthoorn, en kort daarna geschreeuw. Even was het stil .. toen kwam er uit de bosrand het aanzien van vuur, met voorop een langere Orc op een beerwolf. De beerwolf had rode ogen, en de Orc had een Wit Oog op zijn harnas. Gwendarin trok zijn boog, en schoot een pijl af op de voorste ruiter, die van de beerwolf werd afgeschoten, en zette het toen op een rennen, terwijl hij zijn boog om zijn rug heen deed.
 
In een grot, dicht bij de Murko Stam,

Kilmar was bezig in zijn grot, zoals hij eigenlijk altijd deed, beetje voor zich uit te staren, boeken schrijven, boeken bestuderen, brieven schrijven naar oude vrienden, maar eigenlijk verveelde hij zich dood. Hij had in de 50 jaar die waren verstreken weinig gedaan. Zijn draak was hij kwijt, zijn krachten waren er nog wel, maar minder sterk als vroeger. Ook ging het goed met de Warlock orde. Binnenkort zouden ze elkaar ontmoeten, wat lang niet gebeurd was, maar het scheen dat er iets ging gebeuren wat grote consequenties kon hebben voor de rest van de wereld...



In de hoofdstad van het Noordelijke Rijk, Hogun,

*BANG*

Damian: "Wat was dat, Auw! Gudver de gudver, Peron, nok eens met die onzin!"

Peron stond er met een grote glimlach bij. Schijnbaar had hij een grote kroonluchter naar de grond gewerkt met zijn kleine handkatapult.
Damian: "Echt, ik zou maar oppassen als ik jou was, voor je het weet sturen ze je op werkkamp ofzo, je weet hoe weinig geduld Kulin heeft met relschoppertjes."
Peron: "Ja ja, het zal wel weer. Het is bijna winter, iedereen is weg en ik zit hier beetje saai alleen.." en hij trok een triest gezichtje.

Damian: "Aah, ik zal anders aan je vader vragen of je nog naar Perop en de anderen mag, je bent er trouwens al oud genoeg voor."
Peron: "Zou je dat willen doen?! Dat zou geweldig zijn!"
Damian: "Het is een kleine moeite hoor, je kan veel leren van een winterjacht. Maar ik moet nu naar mijn vader. Spreek je nog hè!"
Peron: "Daag Damian, nog bedankt he!". En hij rende blij weg.

Damian was op weg naar de troonzaal, waar zijn vader waarschijnlijk al zat. Zijn vader was al aardig oud geworden, al zeker 70 en moest op een bepaald punt de troon overdragen naar een familielid. Het was niet verplicht om de troon aan de oudste zoon te geven, zoals men normaal dacht, maar elke familielid kon in aanmerking komen mocht de koning dit willen.

De laatste jaren waren goede jaren voor het koninkrijk. Nadat het samen was verenigd door Drakonian, was het moeilijk geweest om alle landheren en mensen te overtuigen dat ze samen konden leven, in plaats van elkaar altijd maar de hersens in te slaan. Dit was het lastigst in de eerste jaren. Dit omdat ze jaren en jaren oorlog hebben gevoerd en nu in 1 keer deel uitmaakten van één koninkrijk.

Na vele jaren van diplomatieke connecties opbouwen, bijeenkomsten, conventies, etc. was er al iets van een hechtere band tussen de 2 oude landen.

Drakonian had 3 kinderen gekregen, samen met zijn vrouw Aea. 2 Zonen en 1 dochter. Damian was de oudste van 22, Tyfes, de tweede zoon van 15 en de jongste dochter, Urea, van 11. Aea had ook twee broers, Danain en Drogyn die ook weer kinderen hadden. Deze broers waren ook getrouwd, en waren op dit moment op winterjacht met de meeste neven en nichten. Peron was de jongste zoon van Danain, en mocht nog niet mee op de winterjacht.

Damian kwam aan bij de troonzaal. Het had een grote houten deur, die de verenging van de twee koninkrijken uitbeelde. Een geweldig mooi stuk werk, dacht Damian altijd bij zichzelf. Het klopt bijna precies.

Toen Damian eenmaal binnen was, zag hij Kulin en Drakonian overleggen. Kulin was ook al op leeftijd, maar was altijd de trouwe adviseur van Drakonian gebleven. Hij was alleen nooit getrouwd geraakt. Maar men zei dat hij een bastaardkind had bij een vrouw van een Krimoriaanse landheer. Dit was alleen nooit bewezen.

Drakonian: "Ah, mijn zoon, eindelijke ben je hier dan! Neem een glas wijn, mijn jongen. Dan kunnen we praten."
Damian: "Praten lukt ook heel goed zonder wijn, vader. Dat feest van gisteren had al genoeg wijn voor mij, dus ik sla het deze keer over."
Drakonian: "Haha, natuurlijk jongen, het is jou maag. Nou, pak een stoel, dan zoek ik even de papieren erbij die we nodig hebben." Hij rommelde wat in een kist achter hem.  Drakonian was oud geworden. Hij was niet zo snel meer, maar ook grijs, in zijn baard en zijn haar waren al grijs. Hij voelde zich nog wel goed, maar rugpijn kreeg hij vaker last van naarmate hij ouder werd.

Drakonian: "Nou," toen hij de goede papieren had gevonden "het gaat om verschillende dingen. De dolers krijgen waarschijnlijk een nieuwe leider, maar ik weet nog niet zeker wie. Maar dat is geen punt van zorgen, de dolers zijn altijd goede vrienden geweest, en ik ga er niet van uit dat dat nu veranderd.

Tweede is dat ik nu moet gaan kiezen wie mij gaat opvolgen als koning. Ik kan dan wel iedereen kiezen uit mijn familie, maar het symbool van de Beer moet doorgegeven worden. Dit is het belangrijkst voor een koning van het Noordelijke Koninkrijk, het symbool mag niet verloren gaan! Dit betekent dus dat de familie van Aea al afvalt. Simpel gezegd omdat zij niet van mijn bloed zijn.

Aea weet dit al lang, en het is normaal dat koningen de voorkeur aan hun eigen zonen geven. Dus de verwachting is dat ik Tyfes of jou kies."

Damian kende de test nog wel om te zien of hij het symbool van de Beer had, hij vond het niet heel prettig. Toen ze het probeerden had hij had het gevoel of ze toen tot diep in zijn lichaam binnen drongen, en de Beer naar buiten dwongen. En hij zat er ook. Niet zo sterk als die van Drakonian, maar elk symbool moest zich ontwikkelen.

Damian wist wel dat hij waarschijnlijk de nieuwe koning zou worden, hij was de oudste en vaak ook de slimste die Drakonian op zou kunnen volgen.

"Maar dat is voor later. Een ander probleem is dat ik gehoord heb dat er weer allerlei ordes of dergelijke groeperingen door onze landen lopen. Niet dat het een geweldig probleem, maar door ervaringen uit het verleden denk ik dat we ze in de gaten moeten houden. Denk aan Kargeth, Matander en dat soort volk."

Damian: "Ik snap het, wat wilt u dat ik doe?"
Drakonian: "Simpel, ga met je broer op reis door het land, zonodig in vermomming zodat je niet teveel opvalt, en probeer informatie te verzamelen over deze ordes. Informatie is het belangrijkst hier. Ik wil niet dat je de veiligheid van Tyfes riskeert, om wat voor reden dan ook. Hij is nog jong, en moet nog veel leren. Dus let goed op hem!"

Damian: "Is goed vader, ik zal snel vertrekken."
 
Roland vloekte, de elven hadden een orc stam met hen meegebracht.

Kennelijk was deze stam langs de Noordelijke buitenpost van de Dolers gelipt en ook net langs de grensbewaking van Acron.

Roland bukte en duwde de orc tegenover hem naar achteren, een pijl velde orc meteen en Roland draaide zich om.
Zijn zwaard trof de nek van een andere orc en als snel begonnen de Dolers en Elven een cirkel te vormen, de orcs sloten hen langzaam en al vechtend in.

Roland : Lissea, geef me dekking, Wrufl, zorg ervoor dat je de elvenboogschutters beschermt!

Hij deed zijn kortzwaard in de schede op zijn rug en pakte weer zijn linkerpols met zijn rechterhand. De bliksem knetterde in de lucht rondom hem en meteen stoof hij op zijn vijanden.
Een pijl vloog recht op zijn gezicht af, een windvlaag ketste de pijl af. Roland zag dat de orcs zich schrap zette en toen haalde hij uit.

Er kwam een kleine inslag die een paar orcs doode en wat andere verdoofde. Meteen kwam Colin al vechtend Roland te hulp en verdedigde Wrulf en Lissea de elven, die zo pijl na pijl op de orcs af konden schieten.

Uiteindelijk was het stil in..vele lichamen van orcs lagen bebloed op de grond.

Roland *veegde zijn voorhoofd schoon en gebaarde naar zijn groep* Ik groet jullie Elven, wij gaan nu...moge de wind jullie zegenen.

De Dolers liepen weg, Roland hoorde iemand roepen maar liep door. Hij wou zo snel mogelijk naar Hogun gaan en daar dit rappoteren.
 
Gwendaren keek om en zag dat de Dolers al weg waren. Het was noodzaak terug te keren naar zijn vader, Koning Gwendawyn, en te rapporteren dat de Dolers ook al op weg zijn naar deze streken. Het bos van Donkerhout zal niet lang veilig zijn aangezien de Orcs hout gebruiken voor hun ovens .. Gwendaren bukte zich en pakte een tak vast. Weer een slachtoffer. Hij keek om naar zijn metgezellen en floot kort. Hij liep toen stug verder. Het duurde niet lang voordat ze een elf tegenkwamen. Het was de voorman van de haven hier vlakbij. Gwendaren stak zijn hand op bij wijze van groet, en toen hij dichterbij kwam omhelste hij de de man. Het was een oude vriend, zeker al ouder dan 300 jaar. Er word gezegd dat Elven het eeuwige leven hebben en dat ze alleen sterven doormiddel van een pijl, zwaard, of erger, van verdriet.
Maar sinds de Elven bloedlijn steeds minder puur werd gingen sommige elven al dood als ze 800 waren .. vrij jong.

Voorman Lafaël; Goed je te zien, jonge Gwendaren!
Gwendaren; Hetzelfde aan u, Lafaël. U heeft toevallig geen rook in de verte gezien, of wel?
Lafaël; Jawel, net nog. Het leek op een groot kampvuur maar toen kwamen er meer. Ik heb toen gezongen voor de zielen van de bomen die voor dat vuur omgekapt zijn.
Gwendaren; Als het waar is wat ik weet dan zullen we binnenkort oorlog krijgen .. en mogelijk zullen dan de Dwergen ook niet al te blij zijn. Is er een boot klaar?
Lafaël; Ja natuurlijk! Hier, stap in!


Niet veel later waren ze op het water, varend richting de oever van het riviertje het dichtst bij Sunnar.
 
Roland en zijn groepje hadden een kleine kampje opgeslagen.

Ze maakte alleen geen vuur aan, het was even uitrusten en dan weer doorgaan.
Roland keek naast zich, Lissea kwam naast hem zitten en leunde tegen hem aan.

Lissea : Wat is er met je rechteroog?
Roland : Maak je geen zorgen....
Lissea : Mag ik het zien?
Roland : Oke, niet schrikken of proberen me oog eruit te pikken....

Ze deed langzaam zijn hoofdband omhoog en hij zijn rechteroog open. Ze schrok even maar bleef kijken naar zijn Ion-oog.

Lissea : Een Ion-oog? Zoals Lenna?
Roland : Je moet nu bedoelen, zo eentje als die van mijn vader....hij heeft het aan me gegeven...
Lissea *deed voorzichtig zijn hoofdband schuin omlaag voor zijn rechteroog* Eigelijk sta deze look je wel...je lijkt nu meer min of meer op je vader...hij zou trots zijn.
Roland *glimlacht en zoent haar en fluistert* Dank je...kom, ga slapen want we gaan over een uurtje of twee weer op pad.

Na twee uur waren ze weer klaar om te gaan. Ze maakten snelle vaart en stopte nog weinig.
Roland merkte ineens dat ze meer en meer in de buurt van Hogun kwamen, steeds meer leven en mensen kwamen ze tegen.

Uiteindelijk kwamen ze bij de grote en imposante muren van de stad. De hoofdstad van Acron en ook de zetel van Drakonian, de drakendoder en zoon van Beorn de Monsterslachter. Ze liepen naar de poort, maar tot hun verbazing werden ze weinig gecontroleerd.

Roland : Oke, we gaan eerst naar de Dolers Bureau hier in de stad. Dan rappoteren we meteen wat we gisteren hebben meegemaakt.

Ze liepen een tijd rond en keken rond, er waren overal mensen en winkels. De handel bloeide in de stad en de mensen leken gelukkig te zijn.
Uiteindelijk kwamen ze der, een hoog en brede gebouw, maar niet echt zwaar opvallend gebouw.

Toen ze ook naar binnen gingen wou Roland bijna weer naar buiten gaan, er liepen wat mensen met papieren rond en leek meer alsof er ambtenaren hier waren dan Dolers.
Roland ging naar de balie en ze werden verder geholpen, ze werden door iemand begeleid en onderweg naar de kamer van de Bureau hoofd hoorde ze wel staal op staal of mensen trainen.

De deur stond al open en ze liepen naar binnen, er zat een man van rond de veertig met een sikje en een snor achter een bureau.

Bureau Hoofd : Goeden middag, ik neem aan dat jullie komen van de Burcht?
Roland : Ja, Roland,zoon van Gerontis en Elys, en zijn team.
Bureau Hoofd : Ah, zoon van Gerontis...en van Elys...wel wel, ik wist niet dat met de kind te maken had die zo bekend waren, kom ga allen zitten.

Ze gingen zitten, er was zelfs een kleine bank waarop Wrulf en Colin gingen zitten. De Bureau Hoofd ging verder met praten.

Bureau Hoofd : Ik hoop dat jullie tot zover een voortspoedige reis hebben gehad?
Roland : Ging wel, we zijn bijna overvallen geweest door Elven en daarna door die dingen....
Bureau Hoofd : Orcs...zo worden ze genoemd door het volk hier in Acron en Krimor. Maar, hoe groot was de groep?
Roland : Een niet zo een grote groep, waarschijnlijk net klein genoeg om langs de beveiliging te glippen.
Bureau Hoofd : Ik zal het zometeen het bericht sturen naar de noordelijkste buitenpost en ervoor laten zorgen dat die gedrochten niet meer doorkomen...en dan..wacht, je had het over elven?
Roland *knikte* Ze zeiden dat ze over hun bos waakte...
Bureau Hoofd : *zuchte en schudde zijn hoofd* Sinds voorspoed en vrede ervoor hebben gezorgd dat de Elven erg gegroeid zijn, worden ze arroganter en zeggen ze inderdaad dat alle bossen van hen zijn....
Roland : Ja, maar zo zijn Elven toch helemaal niet?
Bureau Hoofd : De lagere klassen inderdaad niet, maar hun heerser vindt dat het tijd is om op te eisen wat werkelijk hun recht is. Volgens mij, net voor jouw tijd hadden de Elven bijna oorlog met Ys omdat een groepje Elven mensen wegjaagde uit het westelijke gebied van Ys en zeiden dat het van hun was. Natuurlijk wou Ys meteen de Elven uit de weg ruimen en daarmee afgeven dat het nog steeds hen gebied en land was. Je moeder heeft erg lang moeten praten aan beide kanten voor het tot rust kwam.
Roland : Oke...nou, ik moet doorgaan met mijn team...
Bureau Hoofd : Ik wens jullie de besten en hoop dat jullie ongedeerd terug keren ooit op een dag.

Roland en zijn groep liepen de straat op.

Roland : Ik moet wat zelf proberen te regelen in het paleis...we komen hier vanavond weer tezamen.

Ze stemde in en Roland liep op zijn gemakje naar de paleis. Ondertussen keek hij naar de gebouwen en hoe de stad eruit zag.
Het was ordelijk en netjes gepland waar wat zou komen, het was een werkelijke mooie stad.
Toen hij bij de poort stond van de muren die de paleis omringde moest hij wachten. Hij zei ze naam en wie zijn ouders waren.
Hij moest meteen doorgaan toen de boodschapper terug aan kwam rennen.

Begeleid door twee krijgers, volop in stalen harnassen van Noords makerlij en tot de tanden toe bewapend, stond hij voor de deuren van de troonzaal.
Op elke helft van elke deur stonden de Symbool van zowel Acron als Krimor. Wie dat gemaakt moest hebben, moest een meester in het vak zijn. Het leek echt alsof de Beer en De Wolf deze zaal bewaakte.

Toen de deuren open gingen zag hij de ontwekkende zaal, groots en prachtig. Een oude koning zat in zijn troon te glimlachen, een kleine jongen stond aan zijn linkerkant en een oude vrouw aan de rechterkant.

Drakonian : Aaah, zoon van Gerontis en Elys...kom naderbij.

Roland kwam naderbij maar boog niet, hij keek zelfverzekerd naar de oude koning en die glimlachte.

Drakonian *stond op en liep naar hem toe* Als ik bijna doof was, zou ik je vaders naam gebruiken tegen je...je lijkt waarlijk op je vader, kom zitten.
Er stond een tafel met stoelen, en erop wijn en wat te eten.

Ze gingen zitten, de kleine jongen ging vol grote ogen van verbazing naast Roland zitten en staarde naar hem.

Roland : Drakonian...
Drakonian *lachte* Hahaha, je bent werkelijk een kind van Gerontis, die had ook lak aan de royale titels en gedoe...iets wat ik graag waardeerde in je vader, hoe is het met hem gesteld?
Roland : Hij is al een paar dagen naar de Goden toe, samen met me moeder.
Drakonian *gaf hem een schouderklop* Je vader was een goed mens, wel licht eentje die soms een beetje op iemands zenuwen kon werken, maar hij was betrouwbaar en had het altijd goed voor met het Noorden en haar volk.
Roland *Vergat waarvoor hij kwam en werd nieuwsgierig* Is het waar wat over jullie verteldt word? Dat jullie waarlijk tegen demonen hebben gevochten?
Drakonian *nam een teug van zijn wijn en lachte* Jazeker, dat was zeker de strijd tegen Matander die je bedoelt...zelfs het verhaal dat je vader samen met je moeder, toen ze nog een kapitein naar de Oegres heen en terug levend kwamen is waar.
Roland : Wat weet u nog meer?
Drakonian *staarde even omhoog en mompelde verschijndende dingen* Aah, ik heb inderdaad nog dingen met hem meegemaakt. De strijd tegen...Griffith was het?...Ja, Griffith van Aral...en dan nog de oorlog tegen...Karg nog wat? Och, wat was nou die naam? Oh klopt, Kargeth...jah, ik heb wat meegemaakt met je vader.

Ze praatte verder en op punt werd Drakonian nieuwsgierig.

Drakonian : Doe je hoofdband eens recht en je rechteroog open...

Roland liet hem zijn Ion-oog zien en Drakonian knikte, Roland deed zijn oog weer dicht en zijn hoofdband er weer voor.

Roland : Ik ben hier gekomen om ook kennis te maken met uw opvolger...
Drakonian : Dan ben je net te laat, mijn oudste zoon, Damien, is momenteel weg.
Roland : Dan kom ik later terug.
Drakonian *glimlachte* Dolerszaken?
Roland *deed zijn capechon weer op* Zoiets, ik groet u, oude wijze man.

Hij werd weer naar buiten geleid en ging naar de afgesproken plek toen het tijd was.
Iedereen was goed op tijd en ze vetrokken naar de noordelijkste buitenpost, ten noordwesten van de grenzen van Acron, of zoals het nu genoemd werd, Het Verenigde Noordse Rijk.

Roland keek nog eens om, mocht hij geen Doler zijn, dan zou hij best wel onder Drakonian dienen, het was een oude en sympathieke man.
Hij liep weer verder en dacht aan andere dingen.
 
Gwendalen legte de boot aan de kant en verstopte hem achter een aantal bosjes, en zijn metgezellen deden dat ook. Hij groette hen, en zij gingen beiden een andere kant op, terwijl Gwendalen richting Sunnar. Na een kwartier flink doorrennen, kwam hij aan bij de poort. Hij groette de poortwacht, met een vuist in de lucht en de poortwacht opende de deuren. De deur was gemaakt van blauw met groen steen, en ging open met een echt oud-dwergs mechanisme van voor ze oorlog voerden. Het was nu meer een oorlog van woorden aangezien ze niet open oorlog mochten voeren. Dat voorkwamen de landen die tussen hen in lagen wel.
Gwendalen keek eens rond. De mooiste stad die hij ooit had gezien, terwijl er niet zoveel huizen waren waren er echt heel veel trainingsplekken en wachttorens. Alles was stil, behalve het gesuis van pijlen die vlogen en soms een harde klap van een zwaard die op een harnas terecht kwam. Terwijl er toch minstens honderd man hier woonde en trainde was het toch stil. Hij liep door en kwam bij een groot huis op een bergje terecht. Hij liep de trap op en groette een man die bezig was een boog te maken. Hij opende de deuren en liep toen, over een rood tapijt, door naar een grote zaal. Één elf liep net weg terwijl Gwendawyn, Gwendalens vader zat na te denken. Gwendalen kwam dichterbij, knielde en stond weer op.

Gwendalen: Slecht nieuws vader. Ik heb Oegre's gezien, en Dolers.
Gwendawyn: Dolers? Hoe kan dat slecht nieuws zijn ..
Gwendalen: Het slechte nieuws is dat als er dolers reizen en dat wij ze ook daadwerkelijk zien er iets aan de hand moet zijn .. normaal gaan ze alleen inwendig te werk.
Gwendawyn: Jaja .. ik snap het .. en Oegre's?
Gwendalen: Ze zijn in de weer met Dawhin.
Gwendawyn: .. achzo .. ik wil dat je voorlopig hier blijft .. zie dat je tien man zoekt die met je meegaan. Ik wil dat je eens met het hoofd van een van de stammen daar gaat praten.
Gwendalen: Vader .. hoe kan je met Oegre's praten? Het zijn bruten.
Gwendawyn: Je praat niet met ze .. je zegt ze wat je wilt. Als het waar is dat ze met Dawhin in de weer zijn is er iets mis daar in het Noorden. Ik heb het al gemerkt. Ik voelde het .. ze zijn uit op oorlog.



Ondertussen, niet ver van de grens Krimor-Oegre gebied;

Moglak: Komaan, hak ze in de pan!

Hij greep zijn jachthoorn en blies erop, en stoof toen met zijn beerwolf op de Dwergen af. De eerste dwerg die hij tegenkwam kreeg een flinke haal door zijn nek heen, en toen sprong Moglak van de beerwolf. Hij greep een dwerg vast, stak hem met zijn zwaard door de maag en liet hem los. Hij draaide zich om en ontweek een spies van de Dwerg tegenover hem. Hij greep de dwerg vast en beet hem in zijn nek. De dwerg ging naar beneden met een akelige schreeuw. De rest van de dwergen zette het, na de aanval van de beerwolven en de boogschutters op een lopen terwijl ze achterna werden gezeten door de beerwolven. Moglak greep één van de karren vast en rukte het doek aan gort. Hij greep wat er in de kar zat, goud en juwelen .. wat een idioten die dwergen. Dat vervoer je niet zo open ..
 
Roland wees naar de grond. Sporen, van twee á drie paarden....Hij wees ernaast, meer sporen maar dan van anderen, te voet.

Colin : Kennelijk is het een redelijke groep...wat doen we?
Wrulf : Misschien is het de helft van die orc stam die we eerder tegen zijn gekomen?
Lissea : Als dat zo is, dan zijn die mensen te paard in gevaar....of misschien niet? Wat zeg jij daarop, Roland?
Roland : We kunnen wel kijken, want ik krijg hier een slecht gevoel over..

Ze volgde de sporen, steeds meer leek het erop dat de groep te voet, de paardensporen volgde. Toen zagen ze bloed en verderop een lichaam...
Colin was als eerste erbij en schudde zijn hoofd en keek vol afschu.

Roland : Een Orc....een werpbijl..Komop !!

Roland rende de sporen achterna, steeds meer bekroop hem het gevoel dat er iets mis was en verderop hoorde hij wat. De rest van de groep rende zo hard als ze konden maar Roland ging er een sprint erin zette en deed zijn hoofdband omhoog. Zijn rechteroog schoot open en Roland hoorde nu staal op staal en gelach en kreten.

Hij schrok, een groep van ongeveer twintig á dertig orcs hadden een groepje van twee reizigers in een hoek gedreven. Een van de reizigers stond beschermend voor de andere. Kennelijk was die jonger en keek die vol angst naar de orcs die al grijnzend naderde.
Roland maakte een paar handzegels en rende op de orc groep af. Toen hij de laatste zegel had geweven, verschenen er acht van hem naast hem en stormde op de groep af.

De orcs reageerde verrast, toen een schaduw-kloon een orc zijn hoofd eraf houwde reageerde ze met boze kreten en stormde op de nieuwe dreiging af, terwijl een paar op de twee reizigers afstormde.
Roland beet op zijn lip, hij rende op de orcs af en dook weg voor een slag van een orc-bijl, hij sneed met een dolk zijn keel op en gooide daarna snel de dolk op een orc die op hem afsprong.
Die belande dood voor zijn voeten en Roland rende op de orcs af die de twee reizigers probeerde te doden.

De ene reiziger die de andere beschermde wist zich prima te weren, zijn zwaard pareerde de aanvallen en hij viel fel terug aan. Roland opende snel zijn linkerhand en bliksem vormde zich eromheen. De eerst orc werd geveld door een steek van zijn kortzwaard, de tweede werd bij de keel gegrepen door Rolands linkerhand.
Geschreeuw van pijn en angst kwamen van de Orc vandaan en probeerde zich los te rukken maar Roland hield stevig vast en stak snel zijn zwaard in de Orc en sloeg hem daarna met een vuist tegen de grond. Hij draaide zich om en zag een Orc met geheven bijl op hem afkomen, voor iemand wat kon doen werd die getroffen door een ijspegel. Roland schrok even maar glimlachte.

De Orcs werden nu belaagd door kleine vuurballen en ijspegels die van alle kanten kwamen, Wrulf stormde toen naar voren en ramde een Orc omver en weefde een paar handzegels en sloeg toen met een vuist op de grond. De grond trilde en wierp een paar orcs op de grond, die werden met gemak afgemaakt door Colin en Lissea die uit het niks kwamen en grijnsden.
Roland keek of er geen overlevende was en keerde toen naar de reizigers.

De kennelijke oudere en beschermer van de andere liep op hem af, hij had echte reizigers kleding aan en een capechon op.

Vreemdeling : Bedankt voor uwe komst.....
Roland : Roland...mijn naam is Roland...
Vreemdeling : Dank je wel, ik en me broertje zijn u erg dankbaar..
Roland : Wat doen twee reizigers, eentje die amper volwassen is, hier in het verlaten bos in plaats van op de weg ?
Vreemdeling : We kregen het gevoel dat we achtervolgd werden, dus we besloten om langs de oude paden van de bossen te gaan..echter bleken onze achtervolgers * wees naar de dode lichamen van de Orcs* ons toch nog achterna te hebben gezeten...een van onze mede-reizigers is geveld door een werpspeer van hen en we konden hem niet meer redden.

Lissea ging naast Roland staan en wachte even. Roland knikte naar haar.

Lissea : De kwaliteit van de Orcs is bar slecht, zelfs een simpele smid in een dorpje zou dit spul nog niet willen aanraken..maar sommige lijken wel gestolen goed..
Roland : Kennelijk zorgen ze niet goed er genoeg voor of hebben ze de kennis er niet voor om hun wapens ordelijk te reaperen of te behandelen...
Vreemdeling : Dus wij...
Roland : Geen denken aan...waar wou je heen gaan met je....
Vreemdeling : Broertje, hij is mijn broertje...
Roland : Wie ben jij?
Vreemdeling *lacht en kijkt uitdagend* Sinds wanneer gaat een Doler in mijn persoonlijk zaken neuzen?
Roland *keek streng en dreigend met zijn Ion-oog* Daag me niet uit....wat is je naam?
Damian : Damian...
Roland *fronste* Damian, van Drakonian?
Damian : Dus jij bent de Doler die langs me vader zou gaan?
Roland *glimlachte* Ja...ik ben ook een lotsgenoot van je...aangezien we beide..je weet wel..
Damian *keek verbaasd en daarna blij* Dus jij hebt ook...dus eindelijk ontmoet ik iemand die..bijna hetzelfde is als mij? Die weet hoe het is om met zoiets rond te lopen?
Roland *gaf hem een vriendelijke schouderklop* Ja, ik weet hoe het is om een Symbool te zijn..althans..ik heb mijn Symbool één keer ontmoet...en jij?
Damian : Ik droom soms raar maar, echt ermee praten nog niet.
Roland : Hoe dan ook, goed staaltje zwaardvechten daarnet.

Ze begonnen alsof ze harstikke oude kameraden waren, te praten over het gevecht en hun vechtstylen. Lissea zei tegen Colin en Wrulf dat ze de omgeving moesten verkennen. Ze vroeg aan de broertje van Damian of alles goed ging, verlegen knikte die ja. Ze keek zuchtend naar Roland en Damian. Ze lachten en praten.

Lissea : Dus jij bent een prins van het Noorden?
Tyfes : Ja...ik ben de middelste kind...ik heb nog een jongere zusje.
Lissea *glimlachte* Ach, en wat wil jij later worden?
Tyfes *glunderde* Ik wil later net als paps worden, een grote krijger...
Lissea : Wie wilt dat nou niet?
Tyfes *dacht serieus na en haalde zijn schouders op* Misschien meisjes?
Lissea *lachte* Dat kan...
Roland : Komop, we zetten koers naar Isor, we reizen met Damian en zijn broertje mee en dan weten we zeker dat ze goed aankomen.
Lissea : Oke...
 
Het groepje besloot om verder te reizen. Damian begon tegen Roland te praten,

"Hm, heb jij enig idee waarom het hier vol zit met orcs?"
Roland: "Volgens mij komen ze uit het Zuiden, uit de landen van de dwergen volgens mij. Ze schijnen losgebroken te zijn, en maken nu de rest van Ancaria onveilig."
Damian: "Hebben ze ook echte georganiseerde legers dan?"
Roland: "Niet dat ik weet. Orcs zijn dom, maar soms er zit er eens een wat slimmere tussen die die boel bij elkaar veegt, en dan een dorp ofzo overvalt."

Damian: "Oh ok, mijn vader was al bezorgd over de orcs hier in de bossen. Weet jij toevallig nog iets over een elvenorde in de bossen hier in de buurt?"
Roland: "Ah, ja pa vroeg zich daar zeker ook al dingen over af?" Damian knikte. "Nou, al voor heel lang beschouwen de elfen alle bossen hun eigendom. Daarom zitten we daar waarschijnlijk."
Damian *begint te lachen* : "Haha, serieus? Hoezo dat dan?"
Roland: "Tja, wie zal het zeggen. Zo denken ze eenmaal."

Uiteindelijk komen ze uit bij een kruising, waar Damian en Tyfes weer richting Hogun, terwijl Roland en de anderen naar Isor moesten.

Damian: "Hm, ok. In ieder geval bedankt voor alles. Zonder jullie hadden we het niet zover gered."
Roland: "Geen dank joh. Hopelijk zien we elkaar snel weer!"
Damian: "Inderdaad, tot ziens!"
Tyfes: "Dag, tot ziens!"

En zo gingen ze uit elkaar en vervolgden ze hun eigen bla bla bla...
 
Back
Top Bottom