Faction wars: Calradia Invaded

Users who are viewing this thread

Status
Not open for further replies.

Hietala

Grandmaster Knight
Calradia lijkt de laatste 6 jaar een grote verandering meegemaakt te hebben. Een soort omwenteling zelfs. Oorlogen tussen Swadia en Vaegirs zijn uitgebroken, de Khergits bedreigen de Sarranids en de Nords strijden tegen elkaar terwijl hun buren hun land afknagen. Koning Harlaus heeft met zijn legers na een bloedige oorlog eindelijk de Rhodoks verslagen. De Rhodokse koning is opgehangen voor zijn eigen volk.

De oorlog eindigde pas echt toen het laatste bolwerk van Rhodoks verzet vernietigd was. Vrouwe Arya, de laatste heerseres die weerstand bood, verdedigde zich kranig en moedig tegen de Swadians. Maar een geheime orde, in dienst van de Swadians, wist de edelmannen van Arya te overtuigen haar te verraden. Ze reed op haar paard terug naar haar slot, na nog een keer de stad geïnspecteerd te hebben. De edelmannen hadden haar staan opwachten bij de poort, en dwongen haar van haar paard te komen. Ze sloegen haar en sleurden haar naar een kapel, waar ze de kleren van haar lijf afrukten en haar daarna op ruwe wijze naakt en bloedend door de straten sleurden totdat ze dood was. Ze hakten haar ledematen en hoofd van haar lijf, en verbrandden alle lichaamsstukken behalve een been. Dat nagelden ze aan de poort, als teken dat het kasteel nu Swadiaans was.

Harlaus was echter razend, hij strafte de edelmannen en ordeleden door hen te onthoofden. Hij weende, omdat hij nooit zou wensen dat iemand door zijn toedoen zo een dood zou sterven. Het kasteel werd vernietigd, samen met de stad, maar de inwoners mochten zich vrij bewegen en verspreiden over de omliggende dorpen...


Swadia staat sterker dan ooit, vooral hun koning. Maar een gevaar dreigt het land te overspoelen. Twee beruchte horden, in de ogen van de Calradianen "woeste barbarenstammen", werden door de droogte van hun land verdreven. Eén horde rukt op vanuit het diepste en onbewoonbaarste Vaegirland, terwijl de andere van over de Khergitbergen komt, net als de Khergits een steppevolk... Zal Swadia hieruit triomferen? Of zal een nieuwe wereldorde gesticht worden?




 
Voor een oude spiegel stond een vrouw zich klaar te maken voor de strijd. De kille kamer werd verlicht door de witte sneeuwlandschap buiten. De vrouw droeg een mail uitrusting, een zwaard aan haar riem gegespt en daaraan nog enkele werpbijlen. Ze knoopte haar mantel vast aan het bronzen plaatje en nam haar helm met zwart paardenhaar van een kastje.
Op dat moment klopte er iemand op de deur. Meteen daarna opende die met een piepend geluid en Alaric kwam binnen.


Alaric: Vrouwe...
Hedwig: Je bent laat? Toch niet weer aan het bier of de vrouwen gezeten?
Alaric: dat denk je nu aaaaaaltijd!
Hedwig: *met een lach* Zou je?
Alaric: Je hebt wel gelijk...
Hedwig: Kom.. we gaan naar buiten...


Hedwig liep de deur uit, gevolgd door Alaric.


Hedwig: En nog iets... kom niet meer in de buurt van die Thane's dochter... Hij heeft al fel over m'n nek gezeurd daarover, maar volgende keer neem jij zelf maar de verantwoordelijkheid op.
Alaric: Zal ik doen... Als ik haar gezicht nog herinner *grijnzend*


Hedwig zuchtte en rolde haar ogen voor ze verder wandelde. Buiten stonden de troepen klaar. 70 Nord infanterie en 20 boogschutters. Hier en daar een vlaggendrager. Ze liep naar haar troepen toe en inspecteerde de eerste lijn. Sterke Nordse mannen die zich al bewezen hadden in de strijd. Ze zouden het gaan opnemen tegen de driedubbel zo sterke troepenmacht van Wercheg die uit waardeloze milities bestond. Ze knikte, en de poortwachters openden op dat bevel de poort. Hedwig liep met wat volgelingen naar buiten gevolgd door haar troepen. Enkele hoornblazers lieten hun hoorns schallen over het hele gebied. Ze gingen ten strijde.

 
Aeon keek naar de hemelsblauwe lucht en slaakte een zucht.

Hij had alleen zijn langzwaard, schild en ketting met een klein amberstukje in de vorm van een halve hart. Bang? Bang dat hij niet meer thuis zou komen? Ja, vrees? Vrees voor de vijand? Nee, uit de oude lessen wist hij dondersgoed dat elke vijand die kon bloeden ook kon sterven, en dit was niet de eerste keer dat hij een andere zou laten bloeden.

Hij vervloekte de opstanders niet, maar verwelkomde ze ook niet, door hen kwam de heer van Wercheg naar Ruvar en MOEST hij mee komen om te strijden. Waarvoor ? Een land dat hij hem al bij zijn geboorte eigelijk nooit een dienst had bewezen?
Aeon was een voorstander dat wanneer je iemand een dienst doet, je er een terug kan verwachten. Maar hij wist dat hij nog van geluk kon spreken. De meeste hier hadden amper een training ontvangen, laat staan normale kwaliteit harnassen en wapens. Hij zelf had een oude leren vest,broek en handschoenen. Verder had hij geen helm gekregen, hij had genoeg volgens die zak van een kapitein.

Aeon macheerde mee en dacht nog even na en schudde zijn hoofd, hij hoopte dat hun numbers hun kans verhoogde op een overwinning, hoewel hij wist dat zoals de meeste waren, zonder training of redelijke kwaliteit wapens en uitrustingen, het niet meer was dan een hoop. Hoop om terug te kunnen keren naar huis.
 
Met een grote buiging kwam Galen naar voren, en begon rustig te praten tegen de lords die zich bij hem hadden verenigd.

Galen: We moeten naar het noorden marcheren van Harlaus .. hij is oud en zal niet mee marcheren.
Lord Haringoth: Ik begrijp het .. maar we zijn niet met genoeg om uberhaupt in de buurt van de Nords en hun kapitaal te kunnen komen, enkel als we onze beschermingen achterlaten .. en dat zal niet gaan.
Galen: Precies .. we nemen het stukje bij stukje. Verzamel je troepen, vandaag rijden we uit. Neem veel rekruten mee en zorg dat er veel nieuwe recruten bij zijn. Geef elk van hen wapens en pantser. Ik zie jullie bij de grens ..

Hij maakte nog een buiging en uit respect deden de rest hetzelfde. Hij liep naar buiten en sprong op zij paard, en reed richting zijn leger. Ze waren buiten gestationeerd aangezien er binnen niet genoeg ruimte was .. echter gingen ze meteen verder richting de grens.
 
Eenmaal daar werd het wachten op de rest. Het regende zacht en de wolken waren donker .. perfect voor een plundering van Nordse landen .. Mechin .. ze hadden het nodig. De bijlen en hamers waren goed bruikbaar om om te smelten, en verse paarden waren ook niet verkeerd. Galen liet een deel van zijn leger achter, tien van zijn ridders en twintig voetsoldaten gingen mee. Toen ze aankwamen waren enkele inwoners al gevlucht terwijl sommigen bleven om zich te verdedigen. Galen stuurde de footmen erop af, en reed zelf om met de knights .. toen ze van achter aankwamen reden ze vol in de peasants in. De meesten stierven of vielen omver vanwege de paarden, en enkelen vielen zelfs knock out in het modder. Het waren er meer dan Galen verwachtte. Een van de boeren hield zijn vork omhoog waardoor het paard van Galen steigerde. Hij landde op de grond en zijn paard gallopeerde weg. Hij liet zijn lans vallen en trok zijn zwaard. Hij weerde een stok af en gaf een harde trap tegen de man zijn maag. Hij hakte zijn zwaard in de schouder van de man en trok het zwaard terug. Hij draaide zich om en bukte net op tijd en gaf een harde stoot tegen de man zijn kaak die meteen scheef stond. Hij gooide hem een huisje in en sprong erachter aan waar hij hem door zijn keel stak. Hij keek naar buiten waar veel doden lagen en mannen en vrouwen vluchtten met kinderen achter zich aan. Één van de mannen was zijn kind aan het verdedigen, en werd snel omsingeld door 3 man. Hij sloeg er echter 2 neer met een houten knuppel en gooide de laatste op de grond. Toen kwam Galen eraan, waardoor hij opstond en klaar ging staan.

Galen: Leg dat wapen weg man. Je verdedigt je goed, en je beschermt een kind. Ga weg, of blijf bij ons en word een gevangene .. de keuze is aan jou.
Boer: M.. maar ..
Galen: Ga!

De man ging snel weg met zijn kind achter zich aan terwijl de huizen werden leeg geroofd en in de fik gezet. De overlevenden werden vermoord en in de rivier gesmeten en de doden daarbij.
Toen ze wegtrokken was er veel vlees en kaas, appels en andere etenswaren en ook wijn. Genoeg voor zijn eigen leger.. morgen trokken ze op naar het nabijgelegen kasteel.

 
Aeon haalde diep adem en blies het uit, dadelijk zouden ze tegenover de strijdmachten van de opstandelingen komen.
Volgens de verkenners was hun leger maar drie keer zo groot, Aeon was blij met die info maar er werd voor de rest niks gezegd waaruit de vijand bestond.

Dat baarde Aeon zorgen want het kon twee dingen betekenen volgens hem. Of de tegenpartij was kleiner maar veel beter gewapend en uitgerust. Of ze wisten het niet zeker en het kon een val zijn en misschien waren zij dan stiekem in de minderheid.

Die laatste gedachte bezorgde Aeon de koude rillingen, dan waren ze in alles in het nadeel, ze waren minder getraind, vele malen minder goed uitgerust en het moraal was ook niet zo bijster goed.

Even trok hij zijn langzwaard en staarde ernaar. Hij was wel getraind en had een redelijke wapen en zijn ronde schild nog. Hij hoopte dat hij deze slag zou overleven, zodat hij alsnog naar Ruvar, zijn thuis, terug kon keren. Naar haar toe.
 
Bran keek vanuit de bosjes naar het marcherende leger .. precies zoals vader zei. Ze lijken op de Osthromanen.. maar hun berserkers waren belachelijk. Die berserkers hadden niet eens een verf op hun lijf om de vijand angst aan te jagen .. watjes .. langzaam sloop hij dichterbij en bleef op een afstandje liggen. In zijn hoofd kwam de stem van vader omhoog ..
'' Pas op je bewegingen. Je merkt pas dat je het fout deed als je gepakt bent .. zorg dat je niet gepakt word. ''
Hij keek iets over het gras heen en merkte dat hij best wel dichtbij lag .. hij bleef even liggen en sloop toen weer terug naar het woud waar hij veilig was. Hij greep een tak vast en bleef een tijdje staan. Snel rende hij terug naar het kamp waar hij rond het vuur ging zitten van de ouderen en vertelde wat hij zag. Hij werd meteen weer weggestuurd om ze te volgen .. zover hij kon. Hij liep snel naar de hut van zijn ouders, zei dat hij moest gaan en dat hij hen hopelijk snel weer zag. Hij zag dat zijn moeder duidelijk wou huilen maar het tegenhield. Zijn vader liep naar een kist toe en greep er een zwaard uit.

Vader: Hier .. neem deze. Hij is van mij geweest.
Bran: Dank u, vader..

Hij stak het zwaard weg, gaf zijn moeder een zoen en zijn vader een knuffel en sperde er van door. Hij volgde het leger via het bos .. waar het donker was.
 
Zhan kuierde langzaam over de stadsweg, kijkend naar de verschillende waren die de markthandelaren vandaag verkochten.

“VIS! De beste vis uit de zee! Haring, Schol, Makreel, Zalm, u noemt het maar, wij hebben het allemaal!”
“GROENTES! Lekkere groentes! Een wortel en een peer voor 5 denars! Koop ze en krijg een gratis appel!”
“EERPELS! Lekkeren eerpels voor keup! Keup hier oe eerpels!”

En zo ging het altijd op marktdag in Veluca. Iedereen schreeuwt zich de strot kapot, en bedrinkt zich daarna in de tavern. Zhan kocht nog groentes en wat zalm. Gelukkig hadden ze deze keer zalm die uit de wateren van de Nords waren gevangen. Die gold over het algemeen als het beste in heel Calradia.

Zhan dacht bij zichzelf dat hij voor de rest van de week wel genoeg had, en hij besloot maar eens richting huis te gaan. Hij liep terug langs het centrale plein waar op dat moment de stadsheer zich bevond. Hij droeg kleren, zo duur als een leger en had zeker 20 man mee als persoonlijke lijfwachten.

De stadsheer was een Swadian. Hij was eerst heerser van een ander kasteel in de buurt, maar na enkele veroveringen was hij stadsheer van Veluca geworden. De lokale bevolking was niet blij met de Swadian in hun stad. Dit was logisch, zeker na al die jaren van oorlog en terreur, en dat Swadia nu heel de Rhodok landen bezet hielden. In Veluca waren vaak genoeg opstanden geweest, en vaak genoeg waren de Swadiaanse stadsheren afgezet en de stad werd terugveroverd.

Maar de opvolger van Koning Graveth, Vrouwe Arya, kon Veluca niet bevrijden voordat de Swadians het weer overnamen, en de lokale bevolking hard afstraften voor hun ongehoorzaamheid. Toen hielden ze er maar mee op. Ze waren oorlogsmoe. Teveel was plat gebrand en vermoord en er was nu heel weinig hoop dat ze ooit weer onafhankelijk konden worden van Swadia, nu het koninkrijk van de Rhodoks niet meer bestaat.

Zhan had een aardige duit verdiend met het werken voor Gerontis. Met dit geld kon hij het makkelijk nog een aantal jaren uitzingen, alleen hij moest een manier bedenken waardoor hij geld kon blijven verdienen. Hij sliep liever niet weer onder marktkar van de lokale bakker.

Daarom had hij wat geld geïnvesteerd bij zijn buren. Deze zenden regelmatig karavanen uit naar andere steden en drijven daarmee goede handel. Zijn buren, Roberta en Gratem, waren slimme handelaren die heel goed wisten hoe je snel geld kon verdienen, zelfs in een arm land als dat van de Rhodoks. Zhan had zowaar hier nog meer geld mee verdient, en kon zich rustig wat luxe vooroorloven.

Er waren alleen nog twee dingen waar hij problemen mee had. Het eerste was dat hij de hele dag niets te doen had. Daarom besloot hij om als hobby zijn boogschieten maar weer eens op te pakken. Er bleek een groot trainingsveld te zijn net buiten de stad, waar veel rekruten werden opgeleid en geoefend werd. Zhan werd daar gevraagd of hij daar wou komen werken, Zhan had hiermee ingestemd.

Het tweede was dat hij nog steeds hoogverraad had gepleegd aan de Sanjar van de Khergits. De kans was groot dat er ooit een moordenaar voor hem aan de deur stond, en hem een mes tussen de ribben zou steken. Zhan dacht hier liever niet aan, maar hield daarom altijd zijn mes en scimitar bij zich. Zhan sloot de mogelijkheid uit dat de Sanjar bij de Swadians aan zou kloppen met de vraag of ze toevallig een Khergit met zijn naam langs zo komen. Hiermee zou hij alleen maar bevestigen dat hij moordenaars op verschillende Swadian Lords had gestuurd in het verleden. Alhoewel je het nooit zeker weet.

Terug op het marktplein, werd er aangekondigd dat de stadsheer zijn geliefde stadsbewoners wou toespreken. Deze klom op een verhoging waar vaker dit soort preken werden gehouden. Hij begon zijn speech met open armen.

“Mijn volk! Vandaag vieren wij de dag dat de Swadians het Rhodokse rijk onderworpen hebben! De laatste opstandelingen geven zich over en hierbij kan het Swadiaanse rijk zich prijzen dat het dit land veroverd heeft!”

Niemand klapte of liet iets horen wat de stadsheer aan zou moedigen. Deze ging dapper door.

“In maanden zal de economie weer opbloeien en zullen de mensen kunnen leven als nooit te voren in de luxe! Er zal weer veel werk zijn en de handel zou opbloeien als nooit tevoren en…”

Verder als en kwam hij niet. Een aantal eieren vloog naar het hoofd van de geliefde stadsheer. Deze raakten hem recht in het gezicht. Dit zorgde ervoor dat veel mensen begonnen te lachen.

“Wel alle..! Wie gooide die!? He!” tierde de stadsheer. “Jullie, luie soldaten, zoek de daders die dit deden en zet ze op het schavot.”

De soldaten sprongen de menigte in, op zoek naar de eigooiers.

“Julie zullen boeten voor dit, achterlijke Rhokoks! Geen enkele Swadian laat zich bekogelen met eieren door zo’n klootjesvolk als jullieee….” BAM!.

De stadsheer maakte een mooie smak van het podium af toen hij uitgleed over een kapot ei. Dit zorgde ervoor dat de mensen nog harder begonnen te lachen. De stadsheer stormde boos naar weg, richting zijn hallen om weg te komen van het lachende volk.

Zhan kon zijn lachen bijna niet inhouden. Hoe de inwoners van Veluca hun eigen stadsheer voor gek zetten verbaasde hem toch altijd. De Swadians hadden dan wel gewonnen, maar niet voor de Velucans, die gingen rustig door met hun eigen oorlog tegen de Swadians.

Toen hij verder richting huis liep kwam hij Gratem tegen.

Gratem: “He Zhan, heb je net dat spektakel van een stadsheer gezien? Die kerel houd het nog geen drie maanden uit hier denk ik.”
Zhan: “He Gratem, ja ik heb het gezien, het was zeer grappig om te zien hoe ons hoge heerschap van zijn hoge podium op zijn snuit terecht kwam. Uiterst vermakelijk.”
Gratem: “Ja, zeg dat wel. Heb je trouwens zin om vanavond bij ons te komen eten? Roberta kwam laatst iemand op de markt tegen die goed van pas kon komen voor een nieuwe handelsroute. Dan kunnen we het vanavond overleggen.”
Zhan: “Oke, dat klinkt als een goed idee. Dan zie ik jullie vanavond!”
Gratem: “Heu, tot ziens he!”
 
Toen de hemel rood en oranje kleurde van de dalende zon, besloot Hedwig kamp op te zetten. Een beboste heuvel, niet ver van de weg, leek haar de beste plaats. Bij de heuvel aangekomen, duurde het niet lang voordat de tenten waren opgezet.


Hedwig: Hé jij daar!
Jonge soldaat: Ja, vrouwe?
Hedwig: *wees naar een hoge boom* Klim daar eens in en zeg me wat je ziet.
Jonge soldaat: Meteen!


De jonge soldaat liet zijn wapens achter, en trok zijn mail uit. Hij sprong in de boom en klom zo vlug mogenlijk naar het hoogste punt in de boom dat hij kon bereiken.


Hedwig: Wat zie je nu?
JS: Op het eerste zich niks in het westen en het zuiden... wacht...


Na wat geritsel sprak de jonge soldaat terug, dit keer met iets meer verrassing in zijn stem.


JS: Vrouwe! Er komt een grote troep soldaten onze richting gemarcheerd, ze komen van het noordoosten! Ik schat dat ze rond de nacht hier aankomen!
Hedwig: Hmm... Wercheg stuurt dus al zijn troepen het veld in...
Alaric: Nu kunnen we achter hen door sluipen en Wercheg innemen zonder bloed te vergieten!
Hedwig: Ja, maar dan loopt die bende soldaten nog rond, he. Wat wil je, dat we Wercheg inruilen voor Alburq? Ik dacht het niet, we vallen hen nu aan en nemen dan Wercheg in.



Tegen middernacht had Hedwig een hinderlaag opgesteld. Met boomstammen zouden ze hen de pas afsnijden en de weg terug. Dan was het plan dat de boogschutters enkele schoten losten en de infantrie hen van twee kanten aanvallen.


Hedwig: *fluisterend* Alles gereed?
Alaric: *fluisterend* Ja, de troepen weten op welk teken ze mogen aanvallen
Hedwig: *fluisterend* Goed, weten ze ook dat ik hun leider levend wil?
Alaric: *fluisterend* Verdomme! Ik denk het niet.
Hedwig: *fluisterend* Ach, wat zou het! Dan doen we het zonder hun leider.


Na een tijdje hoorden ze een marcherende troep hun richting uitkomen... Ze stonden nu recht op de plaats waar Hedwig wilde dat ze zouden staan. Ze hoorde gepraat, iets over boomstammen die op de weg stonden. Hedwig moest haar grinniken inhouden. Toen klonk het gekraak van twee boomstammen die omver vielen! De achterhoede van de vijand was nu afgesneden, en de boogschutters lieten enkele salvos regenen.

Geschreeuw klonk van de vijandelijke gelederen. Ze hadden dit niet zien aankomen! Hedwig maakte een handgebaar naar de hoornblazer naast haar, en die liet het teken klinken voor de aanval. Hedwig hoorde haar mannen schreeuwen terwijl ze op de vijand afstormden en in hun charge hun francisca bijltjes wierpen. Hedwig zag haar mannen de vijandelijke gelederen openrukken en stormde toen zelf in het gevecht. Ze liep naar beneden, en wierp een bijl in de borst van een onverwachtte vijand. Twee militiamannen met hun speren twijfelden of ze haar al dan niet aanvielen. Eentje stormde dwaas maar moedig op haar af, en vond de dood door haar zwaard. De andere stormde ook op haar af, maar Hedwig ontweek de speer, greep het schild van de man en liet hem struikelen. Daarna stak ze haar zwaard tussen de ribben van de man. Hedwig stond recht en keek naar het gevecht. Haar mannen waren aan het winnen, en de vijand was volkomen verrast...



Later, na de strijd werd in het kamp gerapporteerd. Van de vijand waren slechts enkelen ontsnapt, samen met hun leider. De gevangenen werden gebracht, en de meesten ervan geëxecuteerd. Een Huscarl kwam naar Hedwig iets zeggen.


Huscarl: Vrouwe, er is een gevangene bij die zich kranig geweerd heeft... Hij was veel beter dan die gewapende vissers!
Hedwig: Breng hem hier, naar mij.



De Huscarl kwam even later terug met de gevangene. Hedwig kon zijn gezicht amper zien in het kampvuur, maar kon zijn gezicht wel onderscheiden. De gevangene werd op de grond gedwongen en geslagen, tot Hedwig zei dat ze moesten stoppen. Ze hurkte zich neer en keek naar de man.



Hedwig: Kijk me aan... Wat is uw naam en wat deed je in die militie?
Aeon: Mijn naam is Aeon... En wat ik daar deed zijn mijn zaken.


 
Aeon : Laat me gaan en ik vertel niks over je opkomende leger.
Hedwig : Dat kan je beloven maar wat heb ik nou aan de woord van de vijand?
Aeon * Spuugde vlak voor haar voeten op de grond en keek kil* Ik vecht omdat het moest, en ik heb niks met Ragnar te maken.
Hedwig *wees naar de langzwaard die de huscarl vasthield* Hoe kom je daaraan?
Aeon : Dat? Dat is van een oude kennis van me.
Hedwig : En wie was die oude kennis?
Aeon : Brummor Oudtand, leider van een kleine groepje bandieten.
Hedwig : Dus je bent een ordinaire struikrover? Sinds wanneer kunnen die zich zo goed weren?
Aeon *antwoorde brutaal* Misschien omdat jouw krijgers niks anders dan pis zijn?!

Het ging sneller voordat Hedwig het kon stoppen, de Huscarls pakten hem en eentje sloeg, Aeon wist zich los te rukken en zijn zwaard van de woedende huscarl af te pakken, het volgende moment was hij al snel omsingeld door wapens die op hem gericht waren.

Hedwig : Leg je wapen neer.
Aeon *keek koel rond maar voelde zijn hart in zijn keel bonken* Wat als ik...
Hedwig : Wil je dat zo graag ? Heb je dan geen familie die thuis op je wacht? Geen...
Aeon : Ja, ik heb wel zoiets...maar gezien de omstandigheden, wat wil je van me ?
 
Met een lenige sprong kwam Bran terug. Hij ging snel zitten bij het kampvuur en vertelde over de oorlog. Over de mannen vluchtten en dood gingen. En dat als ze opschoten .. ze gemakkelijk een kasteel kunnen pakken. Een van de ouderen begon te praten ..

Videleris: We hoeven geen kasteel .. we hebben genoeg aan een dorpje. We willen hier enkel wonen en als we ze niet weg kunnen praten of zorgen dat ze land afstaan dan doen we het zo .. Hij stond op en leunde op zijn stok. Hij keek om naar de leider van de stam, die een knikje gaf.
Leider: Het probleem is dat we ons stuk land wel een deel moeten schenken aan de koning .. maar dat is goed.
Videleris: We gaan ten strijde .. vanavond nog.

Het woord ging snel rond en al snel stond elk strijdbaar man klaar. Bran stond zelf naast zijn vader en de leider van het leger. Hij had een grote hoorn vast, die aan het laagste stuk was gegraveerd met zijn naam. Niet erg netjes maar het zag er goed uit voor een 15 jarige.
Hij was de enigste van zijn groep die kon lezen en schrijven in de manier van andere volken.
Ze begonnen te marcheren, in grote ongeorganiseerde groepen. De berserkers stonden ergens in het midden .. veel sterker dan die van de Nords, met hun pantser .. watjes.
Bran greep de vaandel en keek zijn vader aan die knikte. Hij keek weer naar voren, en hield de vaandel hoog in de lucht. Hij blies enkele keren op de hoorn, toen ze voor hen het dorpje in zicht kregen ..
Ze sloegen kamp op en maakten zich klaar .. fakkels werden ontstoken .. Bran keek naar zijn zwaard en ging zitten in het gras. Het was donker, en de nacht was helder. Boven hen scheen de maan. Hij pakte een bout vlees en sneed een stuk af met een bot mes. Hij plaatste het in het gras en at toen de rest van het eten op. Hij stond op en liep naar de leider, waar hij een goede band mee had.

Cingetoris: We gaan .. geef het signaal.

Bran blies op de hoorn en ze begonnen te lopen richting het dorp, onderweg de gewassen in de fik te zetten en toen ze aankwamen barstte de hel los. De eerste linie, met Bran, werd erop afgestuurd. Ze renden er op af en kwamen daarna al snel in de problemen. De boeren waren sterker dan verwacht, vanwege de dreiging die ze al verwachtten. Er waren weinig maar toch genoeg soldaten om de eerste linie te houden. Barn bukte en tackelde iemand omver en gaf hem enkele klappen, stond op maar werd meteen weer aangevallen door twee boeren. Gezien de omstandigheden was het beter als hij vluchtte .. snel sperde hij de andere kant op, met de boeren op zijn hielen ..
 
Hedwig keek de gevangene even aan en antwoordde op zijn vraag.

Hedwig: Jij gaat voor mij de heren in Wercheg overtuigen om aan mijn kant te staan. Je glipt naar binnen als een spion en probeert steun te vinden.
Aeon: En als ik dat nu eens niet doe?
Hedwig: Dan vermoorden we je en dan spijt het me voor je familie.
Aeon: Goed dan...
Hedwig: Morgen zijn we bij Wercheg. Tot dan laat ik u in de boeien slaan.

Twee Huscarls deden ketens rond Aeon's polsen en voerden hem weg. Hedwig draaide zich nog om.

Hedwig: Mishandel hem niet. Ik wil niet dat we bekendstaan als wreedaarts.
Huscarl: Goed, vrouwe.
 
Status
Not open for further replies.
Back
Top Bottom